BIJDEPOPPEBUURT
'T KLEINE KRANTSJE
LEEUWARDERSIN
BOEKEN BLAD
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 9
(Vervolg van pag. 6)
tien" noemde. Politie Dijkstra,
een oom van mij bewoonde het
volgende huis.
Dan de "jister" van boer Stien-
stra. De koeien die achter in de
wei liepen werden tegen mei
kerstijd hierin opgesloten. Fam.
Ringnalda, melkventer van be
roep, met twee ongetrouwde
dochters in huis. Fam. Nannin-
ga, twee ongetrouwde Gronin
ger dames met inwonende
broer. Fam. Zwikstra met daar
naast fam. Hoekstra. Hoekstra
werkte bij de gasfabriek, maar
werd later rietdekker bij zijn
broer in Oenkerk. Fam. Dam-
kat, waarvan de man magazijn
meester was. Dan een open
stukje weiland, soms met een
paard. Weer een fam. Hoek
stra, hij was werkzaam wat wij
noemden "bij de Centrale".
Fam. Overdijk. De man was
stoffeerder bij zijn broer aan de
Voorstreek. Fam. Tabak, over
wegwachter aan de Juliana-
straat nabij de Condensfabriek.
Naast het huis hield de bewo
ning op en volgde weiland.
De oostzijde van de Poppeweg.
Naast het huis van de fam. Al-
lema, twee sintelpaden naar de
eerder genoemde boerderijen
en daartussen een veldje waar
wij voetbalden. Fam. v.d. Meer,
twee oude mensen hadden een
grote meidoornheg om het
huis. De bal kwam er vaak over
tot ergernis van deze mensen.
De heg zat vol met "koffiemo
lentjes". Veel kinderen konden
uren zoet zijn met het verzame
len van deze beestjes. De leef
tijd werd afgelezen van het
aantal aanwezige stippen.
Soms zat er een "koninkje" bij.
Een gelige kleur en waarschijn
lijk een andere soort. Dan was
het ruilen geblazen. Soms vier
tegen één. Het huis ernaast,
fam. v.d. Meulen. Hij had een
timmerwerkplaats achter in de
tuin.
Na de bevrijding van de Duit
sers werd deze werkplaats ge
bruikt als clubhuis van de
buurtvereniging "Insulinde".
Een in- en uitgang naar het
pad van de fam. Schat. Ook
werd het gebruikt voor bruilof
ten en partijen, tot grote erger
nis van de buurt. Dronken
feestgangers met véél lawaai in
de nacht. Fam. Veenstra,
schaatsenfabriek met ook een
grote werkplaats in de achter
tuin. In oorlogstijd hebben vele
onderduikers in de droogstaan
de regenput gezeten. Een
enorme ondergrondse beton
nen bak als opvang van water
stond droog. De put met deksel
was onder de werkbank afge
dekt met houtspaanders. Mijn
oudste broer heeft er vele ma
len, door de Duitsers die op
zoek waren naar onderduikers,
ingezeten.
Fam. Drijver, scheepshersteller
van beroep te Schilkampen.
Fam. v. Kampen met daarnaast
een grote moestuin. Het vol
gende huis, fam. Donselaar.
Achterhuis in de schuur een
soort van winkeltje. Boenders,
harken, tuingereedschap, dwei
len maar ook petroleum was er
te koop. Fam. Vergonet. Zijn
vrouw was een Mellema en
kwam van de boerderij nabij de
Poppebuurt. Dan de fam. Vis
ser in duplo. Vader en zoon in
het timmervak. De werkplaats
er tussen in gelegen. Wat had
Visser toch lekkere peren aan
de boom, zeker als ze "gepikt"
moesten worden. Aan de ach
terkant van z'n huis kon je via
het weiland en een "kippeloop"
de bomen in het donker berei
ken. Wel moest je snel zijn
want de kippen in het hok zor-.
gen voor veel herrie. Een fam.
Terpstra, een Brinkman en een
fam. Gorter. Brinkman had een
"stijf" been en liep daardoor
wat moeilijk. Ook was hij een
beoefenaar van het asperanto.
Altijd sprak hij daarover, soms
uren lang. Twee moestuinen
met als laatste de fam. Witte-
veen. Naast het huis, over de
sloot een brede plank met leu
ning met daarachter het pad
naar de tennisbaan. In de oor
log is op deze baan een vlieg
tuig neergestort. Is daar ooit
iets over geschreven in 't Klei
ne Krantsje? (Ja, natuurlijk!
Red. KI. Kr.)
Buiten deze tennisbaan achter
het hoge gaas zochten wij de
uitgeslagen ballen die in het
gras verscholen lagen. Maar
ook probeerden wij worteltjes
en kleine zandraapjes in onze
broekzakken te proppen. Ze
waren afkomstig van de daarbij
gelegen volkstuintjes. Overi
gens ging het om enkele, want
veel kon er niet in. In de sloot
werden ze vervolgens schoon
gespoeld en opgegeten. Alsof
je thuis niets te eten kreeg.
Wat niet mocht was kennelijk
lekkerder.
Het derde gedeelte vanaf de
bocht richting Poppebrug. Ook
een stukje Noordvlietslot. Waar
het overging in het Noordvliet is
me nooit duidelijk geworden. Bij
het drankwinkeltje van Appel
doorn was het ook nog Noord
vlietslot. Naast De Vries op de
hoek familie Bakker. De man
zelf was broodventer. Een toe
passelijke naam. Dan familie
De Boer, stukadoor van be
roep. De rest begint voor mij
onduidelijk te worden na zo'n
lange tijd. De volgorde raakt
zoek.
De volgende namen komen wel
boven. Een mevrouw, genoemd
"de koningin van 't rooie dorp".
Wie was deze vreemde maar
toch aardige vrouw? Koop-
mans, geen familie van de
"grote", reeds eerder genoemd
in mijn verhaal. Dan een wedu
we, immer in het zwart met
waarschijnlijk een weesjongen
in huis. Johannes Venema is
de naam die mij is bij gebleven.
Bergsma, de zoon van Wopke,
een boerderijtje op het Oude
Panwerk. De hooiberg, tussen
vier palen en een optrekbaar
puntdak is op vele schilderij
en en foto's te zien. Nogmaals
een Dijkstra en geen familie.
Hij was van beroep zoetwater
visser. Zijn bootje, met opklap
baar voorstuk, een soort tent
lag afgemeerd tegen de aan-
brug van de Poppebrug. Daar
na nog het "streekje van Leb-
bing". Ver daar achter begon
de Indische buurt.
Dit stukje Leeuwarden aan het
Vliet was bijzonder. Door zijn
ligging en de niet-stadse men
taliteit. We hadden een prachti
ge jeugd, ook de vele klasge
noten die hier graag speelden.
Ze pikten een graantje mee en
proefden de sfeer. Mogelijk dat
enkele namen onvolledig zijn,
alsmede hun beroep, daarvoor
mijn excuses.
Apeldoorn
B. Dijkstra
"Er waren ook tijden van 't jaar,
waarop bij de Korenbeurs op
"Het Water" (in Amsterdam) de
"Krengenmarkt" gehouden
werd. Onder dezen minder
smakelijken titel verstond men
den verkoop van duffe en door
zeewater beschadigde Mosko
vische matten, verbroeid of nat
geworden graan en uitharpsel
dat, in schuiten uitgestort, of in
zakken langs den walkant ge
zet, aan den meest biedende
werd verkocht. Dan verdrongen
zich een menigte menschen op
,,'t Water" om de krengenzood-
jes in oogenschouw te nemen,
te bevoelen en te beruiken.
Er hoorde moed toe om zijn
neus in zoo'n zak met ver
broeid koren te steken, maar
een „krengenkooper", met dien
naam duidde men de reflectan
ten op dat artikel gewoonlijk
aan, snoof zonder eenig be
zwaar, zonder één spier van
zijn gelaat te vertrekken, die
benauwde, zuurachtige, smeri
ge geuren op, waarvan de wal
gelijke scherpte dikwijls tot
voorbij de Zoutsteeg de lucht
verpestte.
Op zulke marktdagen krioelde 't
op het gedeelte tusschen de
Oudebrug- en Vrouwensteeg
van menschen, die een voor
deeltje uit andermans verlies
poogden te trekken, want ge
meenlijk werden die beschadig
de partijen voor assuradeursre
kening verkocht. Er bestond in
die dagen een soort bruin grof
brood, dat een eigenaardigen,
zoetigen, weeïgen smaak had,
erg zwaar op de maag lag,
maar toch „gezondheidsbrood"
werd genoemd. Zeker een zon
derlinge naam voor brood, dat
van bedorven graan of duffe
rijst werd gebakken. Maar 't
vond veel aftrek en de kren-
genkoopers zoowel als de uit
vinder voeren er wè! bij.
Eigenaardig echter was het, dat
de korenverschieters en schui
tenvoerders, die dat graan los
ten, evenals hun collega's, „de
beurtlui", die op 't Water hun
ligplaats hadden, er nooit een
mond aanzetten. „Vader", zei
o.a. eenmaal de Leeuwarder
schipper Walstra tot een bak
ker, die een paar groote partij
en sterk riekende, muffe, ver
broeide tarwe en rogge had
gekocht: ,,'t Is jammer, dat hier
't brandmerk en de geeseling
afgeschaft is, want jouw rug
vraagt er al lang naar!"
(Uit: Justus van Maurik: Toen ik
nog jong was, Jeugdherinnerin
gen aan het oude Amsterdam;
plm. 1900)
VASTE KLANT
Lang, heel lang geleden, heeft
de Openbare Leeszaal een
vaste klant gekend, een boer
op klompen, die iedere dag
even binnen wipte om in de
krant het weerbericht te lézen.
Toen in 1953 Zeeland werd ge
troffen door de grote Waters
noodramp voltrok er zich ook
een drama in de Ierse Zee. In
een hevige orkaan verging daar
de "Princess Victoria", de Brit
se veerpont, die een vaste
dienst onderhield tussen Zuid
west-Schotland en Noord-ler-
land.
Er waren, toen het schip zonk,
172 personen aan boord, van
wie er 128 het leven verloren,
89 passagiers en 39 leden van
de bemanning. Van de dertig
vrouwen en kinderen aan boord
was er niet een, die deze ramp
overleefde - de vier en veertig
gelukkigen, die wel konden
worden gered, waren allen
mannen.
De Princess Victoria begon
noodseinen uit te zenden, toen
door de orkaan de stuurinrich
ting was weggeslagen en het
autodek onder water kwam te
staan - de pont begon toen
ook al slagzij te maken. Onmid
dellijk spoedden schepen zich
naar de plaats van het ongeluk
en terwijl een torpedoboot acht
overlevenden kon oppikken,
zag een reddingsboot kans vijf
en dertig mannen te redden.
Van de reddingsboten van de
Princess Victoria kon er maar
een de kust bereiken - aan
boord bevonden zich een ern
stig gewonde man en de lijken
van zes opvarenden, die de
ontberingen na de schipbreuk
niet hadden overleefd.
De andere te water gelaten
reddingsboten met vrouwen en
kinderen aan boord, sloegen te
midden van reusachtige golven
bijna onmiddellijk om. Mannen
sprongen te water en probeer
den, zich vastklemmend aan
stukken wrakhout, de kust, die
zij in zicht hadden, te bereiken.
Maar de een na de ander
moest, verstijfd van de kou of
uitgeput door de vermoeienis
sen, zijn stuk hout loslaten en
zonk weg in de diepte.
Toen de geredden weer enigs
zins op verhaal kwamen vertel
den zij, dat de kapitein van het
schip, James Ferguson, die bij
dit verschikkelijk ongeluk ook
om het leven kwam, steeds
een toonbeeld van kalmte was
gebleven. Tot het laatste ogen
blik, toen hij wist, dat de ver
drinkingsdood meer dan waar
schijnlijk was, had hij gepoogd
de passagiers in hun paniek op
te beuren.
Ooit is er in Leeuwarden ook
een pont met fatale gevolgen in
moeilijkheden geraakt, maar de
omstandigheden waaronder dat
gebeurde, verschilden wel heel
erg van de omstandigheden
waaronder de Princess Victoria
verging.
Hier was er geen orkaan en
zelfs geen storm in het spel,
hier betrof het niet zo'n groot,
maar juist een heel klein schip
en hier waren er veel minder
mensen bij betrokken dan daar.
Toch was het een kwestie van
een te groot aantal opvaren
den, dat het drama in Leeuwar
den veroorzaakte: het veerpon-
tje, dat in 1868 in de
stadsgracht kapseisde bevatte
veel en veel meer passagiers
dan het maximum aantal, dat
toegestaan was.
Vanwaar die plotselinge storm
loop op een pontje, dat in die
dagen de mensen nog voor
een "nutske", een halve cent,
overzette van de ene naar de
andere kant van de gracht? Nu,
die fatale overbelasting is wel
verklaarbaar geweest.
In de nacht van 14 op 15 juni in
dat jaar 1868 ontsnapten er
zes van de grootste boeven uit
de Leeuwarder Strafgevange
nis, verkrachters, brandstich
ters en moordenaars. De crimi
nelen vluchtten de wijde wereld
in, terwijl de politie gewapende
dienstknechten alle windrichtin
gen uit liet gaan.
De eerste, vluchteling, een
brandstichter, kon al gauw bij
Goutum worden gegrepen en
nummer twee, een moorde
naar, werd daarna in Rijperkerk
in de kraag gepakt. Maar de
andere vier bleven zoek, zodat
er de volgende dag een gewel
dige klopjacht werd georgani
seerd, waaraan letterlijk tiental
len burgers, boeren en buitenlui
meededen, gewapend met
hooivorken, spaden en gewe
ren.
Deze achtervolging leidde uit
eindelijk inderdaad tot het ar
resteren van de vier en toen
ging al gauw in Leeuwarden
het gerucht van mond tot
mond, dat ze in aantocht wa
ren: men had de kerels op de
trekschuit gezet en die zou hier
aanstonds arriveren.
Maar voor het zo ver was, werd
er in de stad verteld, dat een
van de gevangenen notabene
getracht had te ontvluchten: hij
was bij het Tolhuis vanuit de
trekschuit in de Bonkevaart ge
sprongen en daarbij jammerlijk
verdronken - eer helpende
handen hem konden redden,
was hij in de diepte verdwenen.
Intussen stond het rond de ge
vangenis zwart van de mensen,
want iedereen wilde de trek
schuit met de gepakte boeven
zien aankomen. En zo groot
was het gedrang van nieuws
gierigen bij de Grachtswal, die
allen naar de overkant wilden,
dat het pontje een kleine dertig
passagiers aan boord kreeg,
veel en veel meer, dat officieel
was toegestaan.
En toen het zich midden in de
gracht bevond, voltrok er zich
het tweede drama van deze
dag: het veerpontje kapseisde
en alle opvarenden gingen kop
jeonder.
Twee vrouwen werden bewus
teloos op het droge gebracht,
maar zij kwamen later gelukkig
weer bij. Maar voor een jonge
tje van veertien jaar kwam alle
hulp te laat: hij verdronk.
Veel geringer in omvang dan
de tragedie in de Ierse zee, vijf
en tachtig jaar later, werd deze
gebeurtenis in de stadsgracht
van Leeuwarden toch ook een
drama waarover nog heel lang
werd nagepraat!
HETVOLGENDE
NUMMER VERSCHIJNT
OP17NOVEMBER