'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 LOLLIGE JOHANNES HAD NIETZO'N LOLLIG LEVEN Op de elfde januari 1943 overleed de zeven en ze ventig jaar oude Johannes Velkers, een populaire stad genoot, die door iedereen als "Lollige Johannes" werd aangeduid. Dat het leven van deze Lollige Johannes helemaal niet zo lollig was, herinnert zich onze abonnee mevrouw T. van der Veer- Blomhoff, die Johannes Vel kers heel goed heeft ge kend. In twee artikelen vertelt zij ons meer over hem. Hierbij haar eerste verhaal. In het julinummer van 't Kleine Krantsje staat een mooi plaatje: een afbeelding van een oude handkar in de sneeuw. De bij behorende tekst over de eige naar en zijn vermeende snoep winkeltje roept bij mij de nodige vragen op. Evenals de nu al ja ren lang, zeker goed bedoelde verhalen, over deze in onze stad zo bekende figuur. Zoals gewoonlijk veranderen in de loop van de tijd dit soort ver halen. Er wordt wat bij verzon nen en weggelaten. Er zal echt wel wat deugen van de bewe ringen over Johannes Velkers, maar ze kloppen niet met mijn beeld van de werkelijkheid. Het heeft mij verbaasd dat er nooit reacties van familieleden zijn ingezonden, terwijl dat in zulke gevallen toch vaak gebeurt. VENTER IN FRUIT Johannes Velkers is geboren in Leeuwarden op 7 juli 1866 als zoon van Ferdinand Hendrik Velkers en Pietje van Straten. Volgens het bevolkingsregister was hij venter in fruit en vis, wonende op de Nieuweburen 41 beneden en per 2 februari 1931 op Nieuweburen 51 bene den. Deze woningen zijn al ge ruime tijd geleden afgebroken. In het hoekhuis aan de toen nog smalle Groeneweg en het Schoenmakersperk woonde de familie Rinsma. De hoofdbewo ner was Hans Rinsma, geboren 22 maart 1880, zoon van Roe lof Rinsma en Geertruida Looff en gehuwd met Pietje Velkers, een zuster van Johannes, bij wie hij dagelijks verbleef en door wie hij ook werd verzorgd. Op 7 september 1905 werd hun zoon Roelof geboren, die later smid werd. Het echtpaar Rinsma beheerde een kruide nierszaak aan het Schoenma kersperk. In het bevolkingsre gister staat Rinsma als koopman ingeschreven. Op de andere hoek Groene- weg-Schoenmakersperk woon de ik de eerste tien jaar van mijn leven. Ook dat huis is al jaren geleden afgebroken en was eigendom van het Sint Ari- thonij Gasthuis. De plaats is makkelijk aan te geven. Er staat tegenwoordig een halfron de muur met lage zitbanken. De Groeneweg is nu een bre de, drukke doorgangsweg. Men kan zien dat genoemd hoek huis niet in dezelfde rooilijn stond als de in 1909 gebouwde Julianavleugel. Had men de be staande rooilijn aangehouden, Lollige Johannes in volle actie, hier toevallig niet in Leeuwarden, maar op de markt in Drachten. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) dan kwam de imposante voor gevel te dicht bij het trottoir te staan. Een tweede reden was de al bestaande kruidenierswin kel annex kroeg van de familie De Boer. De verkoop van ster ke drank gaf veel overlast. Niet alleen de walm van sterke drank was storend, het ergst waren de treurige taferelen die zich hier op de zaterdagavon den afspeelden. Armelijk gekle de, huilende vrouwen met een schare kinderen aan de rokken. Ze bonkten op de ramen en smeekten hun mannen naar huis te komen, omdat het kari ge loon al voor een groot deel was verdronken. Aan de linker zijkant van dit huis liep er een smal steegje naar de binnen plaats van het Sint Anthoon. Dit steegje was smaller geworden door de bouw van de nieuwe vleugel er liep naar de achter tuinen van de twee daar staan de huizen. Vroeger was dit het steegje naar de soepuitdeling. Deze plek is vandaag de dag nog terug te vinden bij de par keerplaats op het Gasthuister rein, bestemd voor de auto's van de bewoners. Op pagina 13 van 't Kleine Krantsje num mer 610 van december 1994 staat een aardige foto van de "kiepemerk". Daarop is, met een vergroot glas, de situatie van die tijd re delijk goed te zien. Je ziet rechts naast de Julianavleugel nog een klein gebouwtje staan met een oude poort. Dit was de aula, in de volksmond het lij kenhuisje. Ik ga nu in gedachten even te rug naar de tijd rond 1918. Toen ik vijf, zes jaar was, werd ik al met een mandje, briefje en beursje naar de winkel aan de overkant van de straat ge stuurd. Ik moest dan "volk" roepen als er niemand achter de toonbank stond. Meestal rie pen ze dan vanuit de woonkeu ken linksachter in de winkel, dat ik maar verder moest ko men. Ik zette het mandje op de toonbank en liep naar het ver trek dat met een raam uitzag op de Groeneweg. Soms was de tafel gedekt en zat de fami lie te eten. Ze vroegen of ik ook een hapje wilde. Als iets me wel lekker leek, een stukje pud ding of zo, proefde ik er wat van, meestal deed ik dat niet. Ze hadden alle aandacht en geduld voor mij. Ze luisterden met plezier naar mijn gebabbel, vooral Rinsma die zei, dat hij zo graag een dochtertje had gehad. Maar dat was nu een maal niet zo en de grote zoon Roelof werkte al bij de baas. Rinsma was overigens niet erg spraakzaam. Naast hem aan tafel zat Johannes, in de fami liekring Hannes genaamd. Hij gebruikte nog minder woorden. Hannes was dus de broer van vrouw Rinsma (Pietje Velkers). Johannes kreeg hier kost en bewassing, zoals men dit toen noemde. Verder was er over dag nog een jonge vrouw, Coba, een nichtje van de Rins- ma's die de hulp in de huishou ding en de winkel was. Hannes werd door zijn zus Pietje liefde vol behandeld. Coba daarente gen kon nog wel eens fel tegen hem uitvaren. De conversatie ontaardde dan flink. Ik verliet in zo'n geval maar stilletjes het huis. De boodschappen werden later wel thuis bezorgd. Ik begreep verder niet veel van deze Johannes, een grote, wat morsige man, die zijn zware hand op mijn bol legde en me langs de wang aaide. Soms pakte hij mijn beide handen en legde er een kwattareep in. Bij tijden ook wel een vierkante stuiver, terwijl hij op de snoep op de toonbank wees. Niet al tijd werd er tussen de middag thuis gegeten. NAAR KERMISSEN Op zomerdagen gingen beide zwagers al vroeg op weg naar kermissen en buurtfeesten. Twee handkarren, volgeladen met snoep en fruit. Ik hoorde vanuit mijn bed de karren bol derend over de ongelijke kin derhoofdjes van de Nieuwebu ren aankomen. Een langzaam geklos van Hannes' klompen begeleidde het geluid van de karren. De man moest zich voortdurend schrap zetten, want als een kar hem ontkwam konden er rare ongelukken ge beuren. Meteen hoorde je de winkeldeur opengaan en Rins ma kwam naar buiten. Een to taal andere verschijning dan Hannes. Bij goed weer een keurig boesgroen (boezeroen) met boord, stropdas en schoe nen. Hetgeen men toen een nette burgerman noemde. Di rect gingen de mannen aan het schiften. Wat er niet goed meer uitzag werd vervangen met spul vanuit het magazijn achter de keuken. Daarna werd ontbe ten; de thee was inmiddels ge zet en Coba gearriveerd. De reeds genoemde huizen aan de Nieuweburen waren pakhuizen met dubbele deuren. Achter de opslagruimten be vond zich een woonkamer met bedstee en een uitgang naar de achter dit gedeelte van de Nieuweburen doorlopende steeg. Van hieruit was uitzicht op de achterplaats van de Ge meentelijke Mulo nummer 4. Daar stonden de fietsrekken van leraren en scholieren. Nu ik weer in gedachten terug ben in die tijd, kan ik het toch niet laten eens in detail te be schrijven hoe de winkel van Rinsma eruit zag. Naast de winkeldeur was een breed raam. Voor een buurt- winkel was het pand vrij ruim. De etalage deed meer denken aan een snoepwinkel. Dit kwam door de uitgebreide sortering aan lekkernijen. Op een opge hangen plank voor het raam stonden prachtige stopflessen met allerlei zuurtjes: framboos- jes, ananasjes, peertjes, wijn- ballen, toverballen. Van de laat- sten had je heel lang plezier, want als je er op zoog, veran derden ze steeds van kleur. Ze werden dan ook herhaaldelijk uit de mond genomen om te worden bewonderd. In de etala ge stonden bakken met kwatta- repen, korffreepjes met knabbel randjes en sikkensrepen. Grote glazen potten bevatten zure bommen, stukken komkommer en rolmopsen. Ze werden bij aankoop met een grote houten vork overhandigd en meestal ter plekke opgegeten. Klanten namen ook wel een schaaltje mee. Afhangend van het jaar getijde stonden er dan nog de wit porseleinen schalen met voet, waarop appels, peren, si naasappels etc. stonden uitge stald. Zodra er rot optrad werd het spul voor twee cent per zak verkocht. Dit werd gretig afge nomen door arme gezinnen. Met verbazing zag ik hoe de vruchten op de steeltjes na werden verorberd. Op de toonbank stond een bak met zogenaamd centens- en nutskensnoep: dropveters, zak jes wit op zwart, brokken ge broken chocoladerepen en de echte blokjes zachte, Engelse caramel. Verderop de toonbank stonden weegschalen met ko peren gewichten. Op de hoek een blinkende geldtelmachine en een grote koffiemolen met wiel. Staande voor de toonbank zag je op de achtergrond de wand bedekt met schappen en bakken met opschriften als griesmeel, vermicelli, gort en rijst. Zout en soda stonden in Keulse potten. Boven de toon bank hingen de bekende grau we puntzakjes en de langwerpi ge zakken. Een nieuw artikel, waarvoor veel reclame werd gemaakt, was een zeeppoeder verpakt in een rond oranje pak, versierd met een plaatje van een duif, kortweg "Duifje" ge naamd. Wast zo wit en rein als een duif. Andere ronde, blauwe pakjes bevatten sago en aard appelmeel. Onder de toonbank stonden balen met het volks- snoep van de zaterdagavond, die "sausjes" (pinda's) of ape- noten werden genoemd. Ze werden ongepeld verkocht. On gepeld waren ook de dure, klei ne, harde valenciaas. Bij vrijwel alle families zag je hetzelfde ri tueel: de tafel werd bedekt met kranten, ledereen kreeg een bergje pinda's voor zich. JOODSE FAMILIES Ook joodse families die op de sabbat heftig redenerend uit de sjoel kwamen, kochten aar dige hoeveelheden sausjes en snoep. Ze gingen zomers op zijn mooist gekleed naar de Prinsentuin. De rijken zaten on der de luifel en bestelden een theeblad voorzien van een brandend emaille theelichtje, een pot thee en serviesgoed. De kinderen kregen koude kwast en kogelflesjes limonade. Beneden in de tuin aan de wa terkant waren de tafeltjes en stoeltjes gauw bezet. Terug in de winkel. Rechts ach ter in de winkel was er een deur, waarachter een trap naar boven. Deze leidde naar de mooie kamer met drie ramen aan de Schoenmakersperkzij- de. Daar waren de bedsteden waar de familie Rinsma sliep. Achter in de winkel was naast de keuken nog een tweede deur. Deze ging naar het was hok. Op een schammel stond een enorme houten tobbe. Tei len stonden op de grond, onder de kraan een emmer. Je vond daar eveneens een petroleum vat met kraan en olievaten met boter en slaolie. Verder kuipen met grasgroene en gele zachte zeep, benevens een stroopvat. Op maandag moest Coba hier de grote was doen. Dat duurde van de vroege ochtend tot de late avond. Er was een putje dat niet al te fris rook. Op za terdagavond werd Hannes, toen dus al een man van zo'n vijftig jaar, naar huis gestuurd om zich te verschonen. Na af loop hiervan ging hij meestal naar joodse vrienden. Op zon dagmorgen moest hij de vuile was zonder ongedierte inleve ren. Hij moest in het zondagse pak verschijnen en zijn handen en nagels laten zien. Wanneer ze niet schoon waren, moest hij naar het washok. Vooral Coba was heel kritisch. De was kwam alvast in sodawater. T. van der Veer-Blomhoff

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 6