'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 LOLLIGE JOHANNES HAD NIET ZO N LOLLIG LEVEN Nog een opname van Lollige Johannes in actie. Hier zien we hem voor V. en D. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) Dit is het tweede en laatste deel van het verhaal van onze abonnee, mevrouw T. van der Veer-Blomhoff over de bekende Lollige Johan nes, die in feite helemaal niet zo'n lollig leven heeft gehad. In mijn geheugen spookt nog een vreemd verhaal. Bij het spelen buiten met de talrijke kinderen uit de buurt, hoorde ik fluisteren over het "geheim". Ze vertelden dat ze 's avonds naar de steeg gingen om naar Hannes te kijken die zich ver schoonde zonder de gordijnen te sluiten. Hij zoekt om luizen, fluisterden ze. Het speet mij heel erg dat ik aan dit genoe gen geen deel mocht nemen. Ik werd altijd vroeg binnen geroe pen: wassen en een nette jurk aan. Wij kregen visite of gingen zelf ergens naar toe. Onver wacht kreeg ik toch nog een kans. Hoewel het al donkerder was werd ik niet geroepen. De schare ging op stap. Af en toe wat angstig omkijkend sloop ik achter de kinderen aan. Ze gin gen voor beide ramen staan. Er werd gefluisterd en geduwd. Hierdoor zag ik niks en stompte een grote jongen, die voor me stond, op de rug. Hij keek eerst boos om, bedacht zich kenne lijk en schoof mij voor zich. Ik stond op mijn tenen en leunde op de vensterbank. Zp keek ik door een bewasemd raam. Toen voelde ik de greep van de jongen die zijn armen stijf om me heen klemde. En werd ontzettend bang. "Los", schreeuwde ik, want ik herin nerde me de waarschuwingen voor grote jongens en mannen. ANGSTIG Angstig en schuldbewust rende ik de steeg uit naar huis. Ik be landde in de kamer vol men sen. Onverwacht was er familie uit Amsterdam gekomen. Nie mand had me gemist. Nog al tijd staat op mijn netvlies het beeld van een brandende olie lamp op tafel. Een man met bloot lijf, zonder pet, houdt een kledingstuk tegen het licht.. Ik vroeg eens thuis waarom ze Hannes behandelden als een kind. Als antwoord kreeg ik dan dat hij een groot kind was, dat beschermd moest worden, an ders zou hij domme dingen doen. Een verklaring die ik niet begreep. De jaren verstreken totdat ik de familie hoorde praten over de vrouw van Hannes. Was Han nes dan getrouwd? Ik had er immers nooit een vrouw ge zien. Inderdaad trouwde Johan nes op 23 maart 1923 met Ma ria Jacoba Brouwer, dochter van Pieter en Aaltje van Diest. Hier wordt iets duidelijk over de ware Hannes en krijgen we meer zicht op het in wezen trieste bestaan van deze man. Jaren later kwam ik te weten dat het huwelijk van Hannes precies één dag en nacht had geduurd. Daarna had de pas getrouwde vrouw de benen ge nomen en was nooit meer te ruggekomen. Een scheiding is nimmer uitgesproken. Vanzelf sprekend werd dit feit bekend en begon voor de arme man de ellende. De iets labiele man werd het onderwerp van spot. Natuurlijk wist eigenlijk nie mand wat er precies voorgeval len was. Een ieder meende de Hannes nu te mogen beledigen of hem uit te horen. Misschien is er tegenwoordig wat meer begrip voor de zwak begaafde medemens, hoewel... In het begin werd hem ge vraagd wat er eigenlijk gebeurd was. Om zich te verdedigen antwoordde hij, dat het huwelijk hem niet was bevallen. Hilari teit! De niets ontziende mensen maakten grove toespelingen en gebruikten hierbij schuttingtaai. Dat nam Hannes op zijn beurt over en probeerde op deze ma nier met gelijke munt terug te betalen. Overigens noemden de mensen hem ook wel "snoad". Hij had wel een soort handige geslepenheid. Hij kon voordelige handeltjes drijven en had ook veel connecties. Hoe wel van huis uit Nederlands hervormd verkeerde hij veelal in de joodse kringen. Daar had men het over Hannes die veel mazzel had. Zijn taal was een mengsel tussen plat Leeuwar ders en Jiddisch. Rond 1920 kwam er verande ring in het gezinsleven van de Rinsma's. Hierdoor ontstond nogal enige deining. Op een avond kwam Coba met verloof de Spoelstra nog even aan. De bedoeling was om zo maar een kopje thee te gaan drinken. Na dat het gesprek op gang was, vertelde Coba dat ze in onder trouw zou gaan. Eerst werd dit voor kennisgeving aangeno men. Alles zou gewoon blijven zo het was, dachten ze. Maar dit was niet de bedoeling. Vrouw Pietje raakte in paniek en het draaide uit op allerlei verwijten. De aanstaande brui degom nam hier geen genoe gen mee en hoewel Coba hem nog probeerde te sussen, gooi de Spoelstra nog olie op het vuur door te zeggen dat hij een goed loon bij het Gemeentelijk Gasbedrijf verdiende en niet wenste dat Coba nog langer de slavin van Pietje bleef. Een gloednieuw huis was al ge huurd. Het tumult was buiten goed hoorbaar. Er liep volk te hoop. Coba zat er behoorlijk mee en stortte haar hart uit bij mijn moeder, waarnaar ik met open mond stond te luisteren. VERZOENING? Op de trouwdag hoopte Coba nog op een verzoening en zo arriveerde de lopende trouw- stoet voor de winkel. Deze was echter gesloten en alle gordij nen neergelaten. Pietje Rinsma had de trouwdag in een rouw dag veranderd. Enige dagen daarna ging ik met mijn moeder nog een hu welijksgeschenk brengen. Het was een heel gezoek in de pasgebouwde wijk in de buurt van de Groningerstraatweg. Een wirwar van straten. Het was mooi in de nieuwe woning, maar het meest aparte vond ik het watercloset met de blank- gelakfè houten bril. Ik verliet dan ook herhaalde malen de kamer om van dit bijzondere gemak gebruik te maken. Tot het opviel en mijn moeder zei dat het geen speelgoed was. Mijn moeder kreeg een trouw foto van het echtpaar. De bruid in zwart mantelpak met lang jasje en grote hoed. Na verloop met zijn fruitkar op de Nieuwestad van tijd kwam bij de Rinsma's een vrouw als hulp in de huis houding. Eentje met haar op de tanden, zei mijn moeder. Kort daarop verhuisden we zelf naar het Perkswaltje, waar met een werd aangebeld door de loopjongen Wiltje Kuiken. Het ging om het winnen van de klandizie voor de prachtige kruidenierszaak van Gemser in de Grote Kerkstraat. Onze ach tertuin grensde aan die van de familie Gemser. Nog lange tijd moest ik ook nog een deel boodschappen halen bij Rins ma omdat zij oude buren en vrienden waren. Weer even terug naar Johan nes. 's Winters had Hannes een ongeregelde handel in fruit, droge bokking, nootmuskaat, kwattarepen. Alles voor zeer schappelijke prijzen. Rinsma bleef dan thuis voor de grote schoonmaak van magazijn en winkel. Rinsma hielp ook wel zijn vrouw in de winkel, maar moest eigenlijk teveel binnen vragen. In tegenstelling tot de winkel van Gemser was aan het bedrijfje aan het Schoen- makersperk een buurtzaak met veel pofklanten. Schrijf maar op zeiden de kinderen zo halver wege de week, waarop Pietje dan niet al te vriendelijk op merkte: "Zo heeft je vader het huishoudgeld nu al"? Hierbij maakte ze een "drinkgebaar". Onverschillig haalden de kinde ren de schouders op en kregen dan toch nog een klein snoep je. "Ik hew oek 'n hoop gehar- seskrap", zei de in wezen wel goede vrouw. Ze had een ze nuwtic, het ene moment erger dan het andere. Ze sloeg dan met de volle vuist op de borst en schokte met de schouders. Na het drama met Coba was het erger geworden evenals la ter toen ze in de crisistijd ver telde: "Onze Roel het gedeend werk kregen". Op 21 maart 1939 overleed Hans Rinsma. Johannes Vel- kers was op 13 januari 1932 al naar het benedenhuis aan het Schoenmakersperk 7 verhuisd, naast de winkel. Een smalle woning met de rechter zijmuur gelegen aan de Tuinsteeg. Hannes was nu, na het overlij den van zijn zwager, meer in winkel. Zelfs kwam ik in 1939 nog een enkele maal in de win kel. Ik kwam dan uit het Diaco- nessenhuis waar ik al verpleeg ster werkte. Voor mijn kamergenoten kocht ik wat chocolade, drop etc. Het pand verouderde zichtbaar en het was er niet meer zo schoon. De glans was eraf. Zoals op veel plaatsen het geval, was in korte tijd de zaak gesloten en dichtgespijkerd. Mensen uit de omgeving haalden de schou ders op. Men wist niet precies wat er gebeurd was. VERVALLEN Na de bevrijding wandelde ik eens met mijn man en kleine kinderen in de omgeving van de Prinsentuin. Het zag er alle maal heel vervallen uit. Na eni ge tijd werden eerst de huizen aan de rechterkant en daarna de hoekhuizen aan de linkerzij de afgebroken. Jaren later las ik een klein berichtje in de Leeuwarder Courant. Jacoba Spoelstra was overleden, zij had nog tot ver in de negentig dagelijks in de Grote Wielen gezwommen. T. van der Veer-Blomhoff den is het hoe't je over de moeilijkheden denke. Je wete niet wat je kanne voor je 't prebere. At er een dag voorbij gaat waarop jou niks leerd hewwe was 't een verloren dag Wat je niet opskrieve en onder- tekene durve, mut je oek niet segge. Samenwerking wurd altied met twee letters speld: dat binne de letters Wen IJ. Wie't sien mond houdt, houdt sien kammeraden. Ontevredenhied is de eerste stap oppe weg naar vooruut- gang. Negatieve gedachten leide nooit tot positieve daden. I Je mutte altied wat meer geve dan een klant vewacht, al bin 't mar wat vriendelijke woorden.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 6