'T KLEINE KRANTSJE
HENNY SNIJDER
DOOR FENNO L. SCHOUSTRA
POEPETSJE SMEDING
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 7
OPVALLENDE FIGUREN IN HET
VROEGERE LEEUWARDEN
Altijd hebben er in Leeuwar
den wei opvallende figuren
gewoond. Mannen en vrou
wen, die min of meer uit de
pas liepen en die door hun
gedrag of uiterlijk bijzonder
de aandacht trokken. Van
eigenlijk al deze mensen
kon gezegd worden, dat ie
dereen ze kende - vooral in
vroeger jaren, toen de stad
nog veel kleiner was, waren
dergelijke pommeranten bij
jan en alleman bekend. In
deze rubriek zullen wij een
aantal van hen nog eens de
revue laten passeren.
Geen opsomming van opvallen
de figuren uit het vroegere
Leeuwarden zou volledig zijn
zonder de naam van Henny
Snijder op de lijst. Hendrikus
Martinus Snijder, een ongehuw
de vertegenwoordiger, geboren
in achttien acht en tachtig, was
een hoogst opmerkelijke figuur,
een echte bon vivant, een man
van plezier, een levensgenieter
en een bron van vermaak voor
iedere omgeving, waarin hij
verkeerde.
Buitengewoon humoristisch,
gevat en ad rem, was hij het
stralende middelpunt van elke
vriendenkring en tijdgenoten,
die hem hebben meegemaakt
en die zonder uitzondering met
weemoed over hem spreken,
getuigen ervan, dat het lachen
geblazen was zodra hij in hun
midden verscheen. En dat het
ook lachen bleef, zo lang hij er
was.
Veel verkeerde Henny Snijder
in de kringen van de L.A.C. Fri
sia, waarvoor hij vele jaren
voetbalde, hij was een verdien
stelijk lid van het Leeuwarder
Mannenkoor en hij maakte deel
uit van de Vrijwillige Landstorm.
Na een oefening met deze laat
ste organisatie thuiskomend
met zijn geweer in zijn pension
aan de Bargesteeg, trof onze
man daar een hele ploeg al
min of meer aangeschoten ka
meraden aan.
"Wie za'k nou es voor de kop
skiete?" vroeg de Landstorm
man, terwijl hij zijn wapen in de
aanslag bracht.
"Nou, mij mar," antwoordde
een van de vrolijke gasten
stoutmoedig. Waarna er een
daverend schot weerklonk en
er meteen een enorme conster
natie ontstond: het slachtoffer
was bewusteloos geschoten,
doordat het geweer nog met
een losse flodder geladen
bleek te zijn geweest.
Na werktijd was Henny Snijder
eigenlijk altijd in de kroeg te
vinden, was het niet hier dan
wel daar. Ooit bevond hij zich-
in de lokaliteiten van de Frie-
sche Biljart Club aan het Ftui-
terskwartier toen hij de ober
vroeg drie koetsjes te bestellen
voor een rit naar een andere
belangrijke pleisterplaats in het
leven van deze flierefluiter, het
hotel De Klanderij, aan het Zui
derplein.
Waarom niet slechts één, maar
drie rijtuigen werd de verbaas
de omstanders duidelijk, toen
de voertuigen voor het Clubge
bouw verschenen en Henny
Snijder zwierig naar buiten
stapte. In het eerste rijtuig leg
de hij zijn hoed, in het tweede
kwam zijn wandelstok en in het
derde stapte meneer zelf.
In Amsterdam moet hij het
eens hebben vertoond tegelij
kertijd vier taxi's te bestellen,
Henny Snijder met twee vrienden gefotografeerd en in het shirt van
Frisia, de vereniging, waarvoor hij ettelijke jaren heeft gespeeld.
(Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)
ook een voor de hoed, een
voor de wandelstok en een
voor zichzelf. Maar ditmaal
werd de vierde wagen gebruikt
om er aan de ene kant in en er
aan de andere kant onmiddel
lijk weer uit te stappen.
Er zullen zeker mensen met
minder humor zijn geweest, die
hem voor gek verklaarden,
maar wie kan tussen het gek-
zijn en het niet-gek-zijn precies
de grens aanwijzen? En er zijn,
natuurlijk, ook slachtoffers van
zijn grappen en grollen ge
weest, die minder waarderend
over hem spraken, nadat hij ze
lelijk bij de neus had gehad.
Want met het in de maling ne
men van anderen nam deze
Henny Snijder, die ook wel De
Kuitert werd genoemd, het niet
zo nauw. Berucht bijvoorbeeld
waren zijn streken om in het
holst van de nacht brave bur
gers uit hun bed te bellen.
Op weg naar huis na uitbundig
cafébezoek trok Henny Snijder
op de Wirdumerdijk aan de bel
bij de vishandelaar Glastra, die
bij wijze van reclame en her
kenning een meterslange hou
ten vis voor zijn gevel had han
gen.
Toen de beste man, door aan
houdend bellen uit zijn slaap
gerukt, eindelijk zijn hoofd er
gens boven in het pand naar
buiten stak, voegde Henny
Snijder hem laconiek toe:
"Glastra, jou mutte ophale, je
hè biet!"
Ook een huisarts of chirurg aan
de Nieuwestad werd door on
ophoudelijk bellen aan Mor
pheus armen ontrukt. Toen
deze medicus een slaperig
hoofd naar buiten stak, infor
meerde de beller of het waar
was, dat de dokter de volgende
morgen zou afreizen naar Afri
ka. Op het ietwat verbaasde en
bevestigende antwoord rea
geerde de grappenmaker met
de tekst: "Nou, dan wou ik
even segge, da'k niet met
gaan."
Een zekere meneer Van Gelder
werd om een uur of drie 's
nachts wreed gewekt en de
brandende vraag gesteld of het
klopte dat hij Van Gelder heet
te. Toen de heer Van Gelder
dat wel moest bevestigen, zei
Henny Snijder: "Dat dacht ik al,
want het staat hier ook op de
deur, maar ik wou het toch
even zeker weten!"
Met veel makkers om zich
heen belde Henny Snijder in
het diepst van de nacht een
heer in Sneek op, van wie hij
hoorde, dat die erg kort aange
bonden was en over een opval
lend lange baard beschikte.
Toen deze meneer ten lange
leste bij het door zijn dochter
opgenomen apparaat ver
scheen, vroeg onze kwelgeest
met een zoetsappige stem:
"Mag ik u misschien wat vra
gen, ik zou zo graag willen we
ten, of u met de baard boven of
onder de dekens slaapt."
De baardman reageerde op
een dusdanige manier, dat
Henny Snijder en alle vrienden
rustig de telefoon van hand tot
hand konden laten gaan, zodat
Ja zeg, dat was zeker een op
vallende figuur, die pianostem
mer Sibelius Smeding, een
hoogst merkwaardige man, van
wie velen een wat ondeugende
bijnaam kenden. De een noem
de hem "Poepetsje", anderen
duiden hem als "Poepke" of als
"Poepertsje" aan.
Over het ontstaan van deze
naam is nooit helderheid geko
men. Terwijl de een meende,
dat de nogal geprononceerde
derrière van de heer Smeding
er de oorzaak van was, be
weerde de ander, dat hij er on
der het pianoles geven nogal
eens één liet vliegen en dat hij
de aanduiding dus aan deze
voortdurende geringe luchtver
vuiling te danken had.
Poepetsje Smeding, geboren in
achttienhonderdzeventig en
heel lang met zijn echtgenote
Alberdina Buwalda wonend in
een huisje aan de Vierde Klan-
derijdwarsstraat, moet als pia
nist een virtuoos en als piano
leraar en pianostemmer een
groot vakman zijn geweest.
Hij kwam geregeld bij veel
mensen thuis om de piano te
allen ruimschoots van de ra
zende reactie genoten.
Vanzelfsprekend waren er ve
len, die hun hoofd schudden,
wanneer zij van al deze fratsen
hoorden, maar Henny Snijder
was er de man niet naar om
zich daar ook maar iets van
aan te trekken: deze bon vivant
bleef lachend door het leven
gaan.
Zo werd hij niet alleen in Leeu
warden, maar ook ver daarbui
ten een opvallende figuur en
meer dan eens gebeurde het,
dat de PTT vanuit verre oorden
brieven kreeg te bezorgen, met
niet meer dan de simpele aan
duiding "Henny Snijder Fries
land".
In negentien vier en dertig,
toen hij zes en veertig was,
ging plotseling de mare door de
stad, dat deze flierefluiter door
een kortstondige dodelijke ziek
te was getroffen.
De overweldigende belangstel
ling bij de teraardebestelling op
de begraafplaats in Huizum
werd daarna een aangrijpend
getuigenis van zijn enorme po
pulariteit.
En nu, zovele tientallen jaren
later wordt zijn naam zo nu en
dan in bepaalde kringen nog
glimlachend genoemd: Henny
Snijder blijft een onvergetelijke
figuur.
stemmen en om les te geven
en hij trad ook regelmatig in en
om de stad op om bepaalde
evenementen pianistisch luister
bij te zetten. Ook heeft hij wel
als begeleider in de Leeuwar
der Bioscoop gespeeld, dat
was dus in de tijd, toen er nog
gesproken werd van "stomme"
films.
Daarenboven blonk hij uit door
een kostelijke excentriciteit
waarmee hij altijd weer velen
verbaasde en die hem maakten
tot een wel heel aparte figuur in
het oude Leeuwarden.
Poepetsje Smeding begaf zich
meestal naar zijn arbeidsterrei
nen op de fiets met de snelheid
van een slak en beducht voor
alle gevaren op de weg voor
zag hij zijn rijwiel, waarop hij
dus statig voortpeddelde, van
twee lampen en twee bellen en
wie weet nog meer overbodige
accessoires.
Hij droeg daarbij een enorme
stofbril met een grote leren pet
met oorkleppen, die boven op
het hoofddeksel met een leren
knoop waren vastgezet. Grote
handschoenen met kappen be
dekten zijn handen en opval
lende klemmen hielden zijn bei
de broekspijpen vast.
Ontdeed hij zich van al deze
toestanden, dan bleef er
slechts een opvallend dun en
mager mannetje over, dat zich
altijd vriendelijk, zeer correct en
voorkomend opstelde, zonder
nederig te zijn.
Daarbij hield Poepetsje Sme
ding wel van een geintje. Voor
de zakbatterij en de zaklan
taarn bekend waren bij het pu
bliek vervaardigde de inventie
ve Sybelius die zelf en
bevestigde hij deze wonderen
van vindingrijkheid in zijn hoge
hoed. K&am hij, op donkere
avonden wandelend door de
stad, mensen tegen, dan trok
hij plotseling aan een touwtje
en doorboorde er zomaar een
lichtflits de duisternis. Tot ver
rassing en verbijstering natuur
lijk van alle passanten, die nog
nooit zo iets wereldschokkends
hadden gezien.
Hoewel Poepetsje Smeding
zich met al zijn toeters en bel
len op de fiets en met zijn frap
pante sur-placesnelheid voor
zichtiger opstelde dan wie
anders ook, is het verkeer
hem toch noodlottig geworden:
kort na het eind van de Twee
de Wereldoorlog moet hij bij
een ongeluk om het leven zijn
gekomen.