ZONDAGSRUST KON JE OOK OVERDRIJVEN VONDEN VELEN Uit grootmoeders ansichtenalbum 'T KLEINE KRAKT5JE UIT DE DOOS MET SNIEPSNAREN VREEMDE VANGST VOOR LEEUWARDEN.EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 Wat er vandaag uit de doos met sniepsnaren tevoorschijn komt is een circulaire uit 1892 van de - schrik niet - "Nederiandsche Bond ter bestrijding van Overdreven Zondagsrust op het gebied van Post- en Telegraafverkeer, gevestigd te Leeuwar den". De circulaire, ondertekend door vier heren met zeer bekende namen uit die goede ouwe tijd (S. H. Hijlkema, E. J. Kuipers, D. Tigler Wijbrandi en J. Hoogslag Jz) is gericht aan Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid en zij stelt, dat het toch al te gek is, wanneer er bijvoorbeeld op een Tweede Kerstdag door ambtenaren van Post- en Telegraafverkeer niet zou worden gewerkt. "Zon dagsrust is mooi, maar je kunt het ook overdrijven gevolg van hun actie's weten we: wie nu op een Tweede Kerstdag aanklopt bij de P.T.T. vindt een gesloten deur en geen van de huidige P.T.T. ambtenaren zal nu het lekker luieren op z'n dag ervaren als "overdreven zondagsrust...". Nu was het natuurlijk wel zo, dat de adressanten gegronde redenen meenden te kunnen aanvoeren, waarom het beter was dat er op zo'n feestdag wel, dan niet werd gewerkt. GEKLAAGD "Werd er reeds herhaaldelijk door velen in ons land (vooral in Handelsplaatsen) geklaagd over den beperkten dienst op algemeen erkende christelijke feestdagen bij Post- en Tel- graafkantoren", aldus de circu laire, "door de Kerstdagen van het jaar 1891 is die klacht alge meen geworden en hebben zelfs besliste voorstanders van Zondagsrust openlijk moeten bekennen, dat dienstbeperking bij zulk een aaneenschakeling van zon- en feestdagen in de In oude advertenties in de ar chieven van 't Kleine Krantsje kunnen we de naam tegenko men van een zekere Rousseau, die een schoenhandel had in de Peperstraat in het pand nummer 8. "Een solied adres voor alle schoenwerk," beweer de hij zelf, "zoowel voor heer- en-, dames- en kinderwerk. En eerste klas reparatieinrichting". Zou het diezelfde meneer Rousseau zijn geweest, die in augustus 1929 plotseling de kranten haalde door het vangen van een kolossale vis met be hulp van... een wandelstok? "De heer Rousseau uit Leeu warden," berichtte de pers, "zag kans om tijdens een wan deling langs het strand bij Ber gen aan Zee een levende ka beljauw van vijf en twintig pond te vangen met... zijn wandel stok!" Dat we in dit geval niet te ma ken hadden met een sterk staaltje visserslatijn bewees de foto, die bij het bericht was af gedrukt: een glunderende heer met een sierlijk wit baardje, een sportieve pet op en sneeuwwit te strandschoenen aan, houdt het amper te tillen zeemonster omhoog. De wandelstok is daarbij dwars door de vissenkop heengesto ken en we moeten er dus maar op vertrouwen, dat de kabel jauw inderdaad nog leefde, toen de heer Rousseau de vis vanuit zijn element op het dro ge haalde. En over de lichame lijke toestand van het slachtof fer op dat moment wordt helaas ook niets gezegd. daad niet gewenscht kan zijn". "Het komt ons voor" vroegen adressanten, "dat eene derge lijke beperking niet alleen niet gewenscht kan zijn, maar dat zij, door de storing en belem mering, die zij in het verkeer te weeg brengt, in de eerste plaats belangrijke schade be rokkent aan handel en nijver heid en bovendien tal van parti culieren groot ongerief veroorzaakt". Nauwelijks een maand na het verzenden van het adres stuur de de minister (C. Lely) de Bond het volgende antwoord: "De Minister heeft goed gevon den aan den adressant te ken nen te geven, dat in zoover aan zijn bewaar zal worden tege moetgekomen, dat voor 't ver volg op eenen tweeden christe- lijken feestdag, voor zoover niet op Zondag vallende, de kanto ren der Posterijen mede zullen zijn opengesteld voor het aan nemen van pakketten, het ver zenden van postwissels en de behandeling van quitantiën". Hoewel de minister hiermee voor een deel tegemoet kwam aan de bezwaren van wat de adressanten noemden "het groote publiek", was de Bond ter Bestrijding van Overdreven Zondagsrust nog niet tevreden, zodat ze zich andermaal tot de minister wendde, waarbij zij stelde uitbreiding van dienstu ren te hebben gevraagd, terwijl de minister uitbreiding van werkzaamheden had toege staan. GEEN BEHOEFTE Nu antwoordde de minister "dat de geringe toeloop van publiek aan de kantoren op de bedoel de dagen geen grond geeft om te veronderstellen, dat er be hoefte zou bestaan aan de door hen gewenschte vermeerdering van de diensturen dier kantoren en er alzoo geene aanleiding is gevonden, om aan hun verzoek gevolg te geven". Nog lieten de heren van de Ne- derlandschen Bond het hierbij niet zitten, maar het uiteindelijk Het was een gruwelijke moord, in de dertiger jaren, in de buurt van Oosterbeek. Twee jonge verpleegsters werden daar in de bossen aangevallen door een onverlaat. Een van de meisjes zag kans aan de kerel te ontsnappen, de ander werd door de bruut verkracht en daarna met messteken afge slacht. De snel gegrepen dader bleek een Jan Hoek te zijn, een man, die al eerder van aanran dingen was verdacht. Veroor deeld tot levenslang kwam hij achter de tralies in Leeuwarden terecht. Niet voorgoed, want toen zijn vrouw ernstig ziek werd, vroeg en kreeg hij verlof om haar te bezoeken. Dit her haalde zich later na het overlij den van de vrouw. Telkens werd hij daarbij door drie poli tiemannen begeleid en Jan Hoek gedroeg zich als een lammetje. Nogmaals met verlof gestuurd, nu in verband met een voogdijkwestie van zijn minderjarige zoon, zag de moordenaar op de terugweg naar Leeuwarden echter kans te ontsnappen. Tussen Meppel en Steenwijk sprong hij onder de ogen van zijn begeleiders uit de trein. De bewakers, die dit in het geheel niet hadden verwacht, stonden gewoon per plex, tot er zich een andere treinreiziger meldde als redder in de nood. Dat was de Leeu warder rijkspolitieman P. Broeksma, nu in burger, die van de begeleiders een pistool leende en de vluchteling kon achterhalen. Zo kwam hij weer in de trein terecht en ook weer in zijn cel. Waar hij bleef tot zijn dood, tientallen jaren la ter. Zijn levenslang werd inder daad levenslang Het bijzondere van deze prentbriefkaart uit Grootmoeders Ansichtenalbum is wel, dat die is gemaakt in een tijd, dat een groot deel van de Marssumerstraatweg, die we hier zien afgebeeld, nog helemaal niet was bebouwd. Tegenover het stuk tussen de Engelsestraat en de Marssumerstraat, links in beeld, zien we nog geen enkele woning staan en het is jammer, dat dit gedeelte minder scherp naar voren komt. Het was trouwens een weinig professionele uitgever, die deze kaart het licht deed zien: de naam van de straat bracht hij op de foto aan met de hand.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 11