HONDERDDUIZEND WINNEN DROOMBEELD VOOR VELEN pagina 6 Het winnen van de honderdduizend - dat moet ooit voor veel mensen met een staatslot op zak een droombeeld zijn geweest. Honderdduizend gulden; wat zou je daar allemaal niet mee kunnen doen. In deze tijd met een gulden, die steeds minder waard wordt, kan zo'n prijs het leven van heel veel mensen niet meer zo ontregelen als weleer. Blijft een bedrag van honderd mille een aardig instrooiertje, in vroeger tijden betekende zo'n prijs veel en veel meer dan nu. Vijf en zestig jaar geleden, in 1931, viel de honderdduizend in Leeuwarden en werden er twee gezinnen mee verblijd, omdat twee, toevallig bekende stadgenoten bij het Geluks- kantoor man Mac Cohen een half lot hadden gekocht. Dat zij er desondanks nogal nuchter onder bleven, mag blijken uit een verhaal, dat wij onder het kopje "Geluks vogels" aantroffen in het Leeuwarder Nieuwsblad van die tijd en dat wij nu graag even overnemen voorde lezers van onze krant. Van het kantoor van den heer Max Cohen aan 't Raad huisplein, waar de Uniebriefjes worden verkocht, wappert van daag de vlag, want de hoofd prijs dier loterij, de 100.000 viel in Leeuwarden. Én niet in gesplitste loten, zoals dat wel vaak eens het geval is, maar in twee keer 50.000. Voor elk der winnaars dus een vette hap. De eene gelukige is de heer S. Castelein, de eigenaar van "Spoorzicht", de ander een kleine lompenhandelaar uit het Hoekster Achterom, A. Prozee. Natuurlijk was de vreugde groot. Vijftigduizend gulden rij ker in eens, 't is ook geen klei nigheid. De Prozee's, achter hun kar met lompen, kent ieder hier in Leeuwarden. Meestal zag je vader en dochter samen op stap. Hij een klein, net manne tje, zij een groote, donkere vrouw in een heldere bonte schort. En werken die twee! Dat ging van 's morgens tot 's avonds. De heele stad reisden ze af, gehaast en pienter. - Ze hadden ook heel wat klanten, want ze betaalden goed voor hun waren, beknibbelden nooit. Vroeger was 't altijd zoo, dat de vader de kar met de hooge ba len duwde en de dochter met korte, vlugge pasjes er naast liep, maar tegenwoordig is het andersom. De oude Prozee is nu al 79 en zijn vrouw over de tachtig. Vanmorgen waren de oude lui met z'n beidjes thuis en zaten wat aan de tafel te dommelen, toen de juffrouw van 't loterij-kantoor binnen kwam en hun 't groote nieuws vertelde. Op 7087, hun num mer, was de 100.000 geval len en waar ze een half lot be zaten kon dus een flinke som gebeurd worden. DE KINDEREN De oude baas keek zijn vrouw eens aan en die haar man en toen zeiden ze tegen mekaar: "Gelukkig, nou hebben de kin deren ook nog wat". Eerst waren ze wat verslagen, maar toen gingen ze samen gauw op pad om de dochter te zoeken, die in de stad aan het werk was. In de buurt van de Romkeslaan zagen ze de be kende kar en even later Saak- je, zwoegend met een baal lompen. Eerst kon de vrouw er maar niet bij. Zij de 100.000? Als dat maar geen vergissing was. Maar'twas zoo. "En wat nou?" vroegen we, toen we de gelukkige familie vanmiddag even kwamen felici- teeren. "We werken 'den boer' uit", zei de oude Prozee rustig, dat wil zeggen, dat hij begeerde te werken, zoolang hij leefde en werken kon. En de dochter was het heelemaal met hem eens. "De handel zit er zoo in", zei ze, "ons vak laten we niet va ren, al hoeft het nu niet meer. Maar het geld komt goed te De heer en mevrouw Prozee, vier en tachtig en negen en zeventig jaar oud voor hun huisje aan het Hoeksterachterom op de kiek gezet. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) pas, want de lompen doen op het oogenblik maar 2 cent het kilo. "Onze jongens" in Utrecht zitten met pakhuizen vol en niks waard. Ze wilden ze graag vasthouden tot betere tijden, maar dat kon niet, want ze moeten toch leven. Maar als wij vanavond het geld krijgen, gaat er gauw flink wat naar Utrecht, dan zijn ze mooi klaar. En de rest zetten we veilig vast. Niks Het echtpaar Castelein met links en rechts hun kinderen temidden van de ieden van het personeel. De plaat is in 1943 gemaakt, toen Spoorzicht door de Duitse bezetters gevorderd werd. Een weemoedig afscheid, maar... het is van tijdelijke aard. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) gaat er over "de balk", geloof dat maar". Van het huis aan het Hoek sterachterom, een net huisje, waar de koperen bloempotten niet de verzorgde planten voor de ramen al dadelijk een zeke re welvaart verraden, lopen we even mee naar het pakhuis aan de Amelandstraat. 't Eten is gedaan - meer dan een half uur schaft hadden ze niet noodig en al wacht daar in 't kantoor aan 't Raadhuisplein ook 'n heel kapitaaltje op ze, ze moeten gauw weer aan het werk. O, ze willen nog best even praten, hoor, maar intus- schen staan de handen niet stil. De oude heer schuift de kar het pakhuis in en de doch ter begint gauw te ontladen. "Alles blijft zooals 't is", zegt ze nog eens. "We wonen hier al zoo lang en we blijven hier ook". "Voorde kinders en de kleinkin- ders is 't mooi", betuigt de oude heer. "Mijn zoon is mili tair-apotheker in Indië", zegt Saakje. "Hij zou wat leeren". Dat is waar ook. Vroeger liep er altijd zoo'n aardig, blond jon getje naast de lompenkar van de Prozee's. En nu militair-apo theker. Dat is toch kranig van die vrouw. We zullen ze maar niet langer ophouden. Ze hebben het zoo druk met z'n beidjes. - Er moe ten nog heel wat klanten afge werkt worden. - Dan nu maar even naar den tweeden geluk kige. Die staat in het restaurant met een reiziger te praten en glundert al als hij ons ziet. "Feliciteert u mij maar!" "Van harte, mijnheer Castelein. En krijgen we nou een wereld hotel?" "Geen kwestie van. Kalm aan, hoor. Niks geen tijd om groote zaken te beginnen. Maar 't geld komtgoedtepas". P.pej:t <jatrMaitjj£?

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 6