GRONINGERSTRAATWEG
ROND DE DERTIGER JAREN
'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 7
Heb ik een vorige maal de situ
atie bekeken van de oneven
zijde van de Groningerstraat
weg omstreeks de dertiger ja
ren, nu over de even zijde en
dan vanaf de Hoeksterpoorts-
burg.
De "Zwarte Weg" begon hier
bij het café en de Doorreed van
Klopma op de hoek van de
Bleeklaan. Daar stonden mooie
grote kastanjebomen voor en ik
herinner me nog vaag de be
drijvigheid op dat punt. Ook
weet ik nog dat Hotel De Bleek
en Garage Steinvoorte werden
gebouwd, net als de rij huizen
ernaast, waarin aanvankelijk
een naaischool gevestigd was.
Verder woonde daar de familie
De Jong van Het Nieuwste van
de Voorstreek en in het laatste
huis van het eerste rijtje dokter
Kulsdom. Op de hoek van de
Veestraat zat een slager De
Graaf. Ook de huizen met het
rieten dak, waarin de familie
Bary en ds. Van der Woude
hebben gewoond, moeten om
streeks 1925 zijn gebouwd.
Op de hoek van wat nu het
Groningerplein is, was toen een
boerderij van Klamstra. Daar
was een zoon, Jelle.
BOERDERIJ KLAMSTRA
Het stuk van het Groningerplein
tot de Auke Stellingwerfstraat
was ook bebouwd, met uitzon
dering van de hoek. Daar
bouwde later de familie De Vos
een statig huis. Ook het stuk
van de Auke Stellingwerfstraat
tot de Schapestraat was be
bouwd, ook weer met uitzonde
ring van de hoek, waar archi
tect Kalma na de oorlog een
huis heeft gebouwd.
Vanaf de Schapestraat tot waar
nu de onder- en bovenwonin
gen beginnen, stonden ook al
huizen. Op de hoek woonde
Jellema, de vetsmelter, even
verder Overdijk, de meubelhan
delaar van de Voorstreek en in
het laatste huis een beroepsmi
litair. Naar ik me herinner was
het een luitenant, die elke mor
gen in zijn uniform naar de ka
zerne ging. Het was een kleine
man met een echte militaire
houding. Parmantig stapte hij
de Groningerstraatweg af en
als kinderen hadden wij ontzag
voor hem. Het was een officier
en dat betekende toen heel
wat!
Hier hield het trottoir op en
kwam er een groot hek, dat
moest voorkomen, dat de men
sen in de sloot terechtkwamen.
Het eerste huis, dat dan weer
via een bruggetje bereikbaar
was, werd bewoond door een
al ouder echtpaar Engwerda.
Dan stond er de grote boerderij
van Van der Meer, op de hoek
van wat nu de Van Leeuwen
hoekstraat is. Dat was een
mooie plaats met veel koeien.
Boer Van der Meer en zijn
vrouw hadden geen kinderen.
Het waren echte voorname
boerenmensen, waar een zeke
re houding bij paste.
Het huis er naast was "Blier
Herne", een witte en heel
mooie villa, waarin mevrouw
Speulstra met haar dochter
Nanne woonde. Er lag een
prachtige tuin omheen met een
vijver en je had er een mooi
uitzicht over de landen richting
stad. Als de dochter jarig was
mochten we komen spelen en
dan kregen we "een taartsje en
limonade". Heerlijkheden, waar
wij als kinderen van droomden
en waarvan de smaak ons altijd
is bijgebleven.
Mevrouw Speulstra was de ei
genaresse van de Fruit- en Ba-
nanengroothandel in het Droe-
vendal. Eens de grootste
groothandel van Leeuwarden,
waar Spaanse sinaasappels en
Fyfesbananen verhandeld wer
den. Hele dikke Jaffa sinaasap
pels, die je nu niet meer ziet,
kregen we met de kerst en op
nieuwjaarsdag, wanneer we
met ontzag aanbelden en me
vrouw een "Gelukkig Nieuw
jaar" toewensten.
Achter "Blier Herne" bevond
zich de steenhouwerij van
Arends, die nu nog altijd op de
Voorstreek de toonzaal heeft.
Het was een oude boerderij,
waar allerlei steensoorten om
heen lagen om er grafzerken
van te houwen. In de boerderij
woonde een Kooistra, die als
terreinknecht een oogje in het
zeil moest houden.
In een aangebouwde woning
zat toen de weduwe Krikke met
haar beide dochtertjes. Deze
vrouw was al heel jong wedu
we geworden en ze was dus
achtergebleven met twee kleine
meisjes. Soms ging ze uit wer
ken in de stad, maar met twee
kleine peutertjes viel dat toen
niet mee.
Toen werden de huizen naast
de watertoren gebouwd. De
eerste woning was van de poli
tieagent Zuiderveld, een korda
te man, die voor ons als kinde
ren een soort "boeman" was.
In het vierkante huis vlak naast
de watertoren woonden als eer
sten de heer en mevrouw Wou
ters. Hij was van Zeeuwse af
komst en hij sprak altijd
"Hooghaarlemmerdijks" - met
zijn zware bas kwam hij altijd
wat bars over. Ze hadden geen
kinderen en jaren lang hebben
ze hier samen gewoond in de
schaduw van de toren, het huis
rondom begroeid met klimop.
PLIESJE LANDHEER
Ook naast de watertoren, ston
den en staan nog vijf wonin
gen. In een ervan woonde de
politieagent Landheer. Drie kin
deren waren hier, van wie de
jongste, Siemon, later een vee-
transportbedrijf in Huizum heeft
gerund.
Helemaal op het hoekje heeft
in later jaren de oude bakker
Heins gewoond met zijn vrouw.
Die hadden een prachtig uit
zicht over het land tot aan het
Kalverdijkje en de Poppeweg
en aan de andere kant over de
afgegraven terp naar Lekkum.
De terp tegenover de boerderij
"Heechterp", dus aan de kant
van Lekkum waarover nu de
Professor Gerbrandyweg loopt
is omstreeks 1925 afgegraven.
Daar lag kleileem, dat bijzonder
geschikt was om er stenen van
te bakken. Die klei werd met
lorries vanuit de put naar boven
gereden, nadat arbeiders die
met hun "leppen" hadden ge
vuld. De lorries werden door
twee paarden getrokken en
naar de Zwarte Weg gereden,
waar ze in wagens werden
leeggekipt.
De klei werd naar de Kippeloop
gebracht, waar schepen lagen,
die voor verder vervoer zorg
den naar de steenfabriek bij
Schenkenschans. Dat duurde
zo een paar jaar voor de terp
was afgegraven en ik herinner
me nog, dat er eens een paard
op hol sloeg, komende vanuit
de stad. Het beest was ge
schrokken van een auto en in
galop ging het de straatweg af.
De voerman viel voorover tus
sen de zitbank en de dissel en
zo sleurde hij met zijn hoofd
over de klinkers. Allemaal wa
ren de mensen in paniek en zo
goed ik weet was het Tigche-
laar de smid die het paard te
genhield en onder controle
bracht. De politiebrancard, toen
nog een driewielige fiets met
een tentdekje er overheen,
kwam er aan te pas om de
voerman naar het Stadszieken
huis te brengen.
Dan kwam de boerderij van de
familie De Jong, de al eerder
genoemde "State Heechterp".
Deze boerderij was een eindje
van de weg af gebouwd en had
zo een oprijlaan. Boer De Jong
was een kort, kordaat persoon.
Hij was zeer punctuneel en had
zijn zaakjes altijd in orde. Net
en schoon om huis en haard,
voor zover dat op een boerderij
toen gangbaar was.
Aan het eind van de oprijlaan
stond met het achtereind naar
de weg de arbeiderswoning,
speciaal zo gebouwd opdat de
arbeider niet het doen en laten
van de boer en zijn familie van
uit zijn woonkamer kon zien.
De woning van de arbeider, in
mijn kinderjaren ook een De
Jong, zag uit op het land. Heel
in de verte zag je Schilkampen,
links zag je de molen en de
boerderijen aan het Kalverdijkje
staan.
Hier hield Leeuwarden toen op
en begon Leeuwarderadeel met
als eerste huisje dat van "oude
Metsje", toen al een bejaarde
vrouw. Oude Metsje, ik meen
een vrouw Bergsma, hoorde
daar in haar proper, woninkje.
Zij was weduwe en liep zon
dags altijd met gezwinde pas
naar de Oosterkerk bij de Gas
fabriek. Moeder zei dan: "Aide
Metsje toffelt al nei tsjerke, it
wurdtustiid!"
Tegenover haar woonde de fa
milie Van Sporrel, de varkens-
mester die donderdagsavonds
en vrijdagsmorgens vroeg met
zijn lange kar varkens vervoer
de van of naar de markt. Het
waren karren, die laag bij de
grond lagen en hoge wielen
hadden. De varkens moesten
er zo in gedreven kunnen wor
den, dus de wielen moesten
een beetje hoger zijn dan de
bak. Het grote witte gebouw
heeft er nog jaren gestaan en
ik meen dat er later een garage
in gezeten heeft.
De rij huizen naast dit gebouw
stond er in mijn kindsheid al, er
tegenover hebben onder meer
Habekothé eri Schreuder hun
bloemenkwekerij gehad. In het
allerlaatste huis zat de groente
man Van der Meulen en in het
huis daarvoor was de winkel
van Jager.
KALVERDIJKJE
Ging je tegenover het "Oud
Tolhuis" rechtsaf, dan kwam je
op het Kalverdijkje, waaraan
ook enkele huizen stonden. Bij
de molen, die in onze tijd nog
echt een watermolen was, kon
je uren zitten kijken naar het
stromende water, dat onder de
weg vandaan in de afvoersloot
werd gepompt. Gooide je ach
ter de molen een stokje in het
water, dan moest je vlug lopen
om het aan de andere kant
weer te voorschijn te zien ko
men.
Vanaf het Kalverdijkje liep er
nog een weggetje het land in,
waar wel eens een vliegtuig
landde en waar ook de eerste
parachutespringers landden.
Heel Leeuwarden liep toen uit
om dat te zien. De motorpolitie,
de man in het zijspan en in het
leren pak met een leren kap
over het hoofd, moest toen "het
verkeer" regelen...
Het Oud Tolhuis, net al even
genoemd, was ook toen al een
café en wel van een Brouwers,
die ook reclameaffiches op de
overal aanwezige borden en
zuilen plakte. Moest er geplakt
worden in Leeuwarden, dan
was Brouwers daarvoor de
aangewezen man.
Via het hooghout, naast het
Tolhuis, kon je over de Bonke
komen en ook Lekkum berei
ken langs een smal uitgelopen
pad, dat door de weilanden
liep. De Bollepolder met zijn
molen was een plaats waar wij
wel salamanders vingen. Je
kon vandaar naar Snakkerbu-
ren komen en langs de Dokku
mer Ee en het Oldegalileën
naar de stad terug.
Vdb.