Q&ló- io- u m tf
'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
m
(Vervolg van pag. 4)
dan stond hij aan de molen.
Andere mannen kruiden grind,
zand en cement in de ophaal-
bak.
Foppe haalde de handel over
en trok de bak omhoog die dan
leeggestort werd in de draaien
de trommel. Intussen had hij er
ook nog een afgepaste hoe
veelheid water bijgedaan.
Dan gooide hij, draaiend aan
het rad, de trommel naar de an
dere kant en daar konden de
kruiwagens of de Japanners
met beton worden gevuld en
naar de stortplaats worden ge
bracht.
Foppe had dit alles al zo vaak
gedaan, dat niemand het zo
snel kon doen als hij. Er waren
drie mannen nodig voor het in
brengen van grind, zand en ce
ment in de ophaalbak; die
werkten zich het apezuur om
hun part erin te krijgen voordat
Foppe de bak weer omhoog
trok.
Het was gewoon een film om te
zien hoe Foppe met die beton
molen kon omgaan. De ge
plaatste foto was er een van
de grote loods in aanbouw van
Gend en Loos op het station
semplacement in Leeuwarden.
Het was een enorm gebouw, er
konden vier goederentreinen te
gelijk in, maar het gebouw is
maar veertig jaar oud gewor
den, toen is het alweer afgebro
ken.
Wij waren aan het bouwen van
een rusthuis in Hurdegaryp,
Bennemastate, toen werd Fop
pe 65 jaar; hij was zeer gezien
bij zijn medearbeiders, iedereen
mocht hem graag, dus toen hij
ophield met werken gingen ze
rond met de pet, voor een af
scheidscadeautje.
De opbrengst brachten ze bij
mij en ik vroeg Foppe: wat wil
je graag hebben? Hij zei: een
schouw, ik mag erg graag vis
sen, en dan kan ik met mijn ei
gen bootje het water op om te
vissen.
Dus heb ik er zoveel geld bij
gedaan als nodig was, en ze
hebben voor Foppe een
schouwtje gekocht.
In die tijd hadden wij een op
slagterrein met wat schuren
aan het Vliet. Het Vliet was
toen nog niet gedempt en daar
lag dan ook de schouw van
Foppe. Hij was er erg trots op
dat hij zelf een bootje had;
soms hielpen wij hem om het
op de val te trekken, dan leg
den we het op twee schragen,
met de bodem naar boven.
Want Foppe wilde op geregelde
tijden zijn schouw van onderen
schoon maken en in de teer
zetten, ook de zijkanten moes
ten mooi worden geverfd.
Toen vond hij dat het bootje in
een naam moest hebben.
Hij noemde het: "Nooitge-
dacht", die naam verfde hij er
dus netjes op. Maar Foppe had
vergeten dat het bootje op de
kop op de schragen lag.
Hij schilderde toen met veel
zorg de naam op de ene kant
van zijn bootje. Hij begon met
de N vanaf het vooreind; daar
na zette hij de naam ook op de
andere kant, en begon ook
daar met de N vanaf het voor
eind, daardoor was de naam
onleesbaar.
Maar o wee, toen Foppe klaar
was met het onderhoud van zijn
schouw, hielpen we hem met
het omdraaien en weer in het
water leggen.
Toen stond de naam aan de
ene kant op de kop en de an
dere kant was helemaal abaca-
dabra.
En Foppe: hij viste verder.
Leeuwarden O. Heidinga
NIET KWETSEN
Het is niet zo moeilijk liefdeloos
te zwetsen en glashard de
medemens te bekletsen. Want
al vind je hem slecht dan heb
je nog niet het recht een an
der in zijn wezen te kwetsen!
Ter Apel
Jelle Vening
RIJEXAMEN VROEGER...
Naar aanleiding van uw artikel
"Rijexamen in vroeger tijd" het
volgende. Toen ik begin april
1929 achttien jaar was gewor
den, heb ik mij direct voor het
auto-rijexamen gemeld.
De examinator belde mij op om
te vragen, wanneer het mij het
beste paste om examen te
doen. Wel, dat was op een za
terdagmiddag. Op de afgespro
ken tijd verscheen ik dus op de
Emmakade, waar de examina
tor woonde.
Hij nam naast mij plaats en we
maakten een leuk tochtje door
Leeuwarden.
Toen we weer terugkwamen op
de Emmakade waren er geen
bedenkingen en... ik was ge
slaagd.
Wie was deze examinator? Dat
was de heer G. Ritmeester,
wethouder van financiën in
Leeuwarden, die later burge
meester van Den Helder werd.
Per jaar rij ik nu nog ongeveer
twaalfduizend kilometer en voor
een paar weken was ik nog in
Leeuwarden. Maar dan moet ik
wel even goed nadenken om
van de parkeergarage naar het
Bilgaard te komen. De straat,
waar ik vorig jaar in mocht rij
den, was nu verboden. Nee,
het is niet meer zo eenvoudig
als vroeger!
Hunteburg Dtsl. L. Looienga
RIJEXAMEN VROEGER
Naar aanleiding van het artikel
tje over "Rijexamen in vroeger
tijd" kan ik berichten, dat mijn
vader omstreeks 1927-1928 op
dezelfde manier rijexamen
heeft gedaan.
De zuivelfabriek aan de Emma
kade had toen een T. Ford aan
geschaft, waarmee mijn vader
moest rijden. De auto was gele
verd door de RAMI en, naar ik
meen, in Giekerk door een wa
genmaker van een cabine en
een laadbak voorzien. Met ie
mand van de RAMI is de wa
gen opgehaald.
Het examen ging toen, zoals u
het beschrijft. De examinator en
de toenmalige directeur van de
Zuivelfabriek, de heer Hornstra
stonden voor het kantoor van
de fabriek, terwijl mijn vader
een rondje moest rijden. Vol
gens mijn vader was de exami
nator een Jonkheer Van Smi-
nia.
Mijn vader was geslaagd en hij
kon op het gemeentehuis zijn
rijbewijs "alle categorie n" in
ontvangst nemen.
Tolkamer H. de Vries
Jonkheer Van Sminia, die
later woonde in de nieuw
bouw aan de Peperstraat, is
waarschijnlijk opvolger ge
weest van de wethouder
Ritmeester, die we ook al
'als examinator zagen optre
den.
Red. 't KI. Kr.
BOOMKE ZAGE...
In de rubriek 'Uit de rapporten
van de Leeuwarder politie' uit
1945 in het nummer van juni
lees ik onder andere het vol
gende: "De wachtmeesters
Haarsma en Sanders brengen
vanaf zijn woning aan het bu
reau als verdacht van het afza
gen en ontvreemden van een
aan de gemeente Leeuwarden
toebehorende boom Douwe
Pieter van Wiggeren, geboren
te Leeuwarden, 28 augustus
1915, journalist, wonende Ibis
straat 36" enzovoort. Eerlijk
heid zal en moet belangrijk blij
ven. Maar toen ik hem plagend
vertelde,dat hij als dief in 't
Kleine Krantsje vermeld staat,
schoot Douwe Pieter van Wig-
cheren in de lach. "Het mijn en
dijn was in de hongerwinter een
rare zaak" zei hij. "Maar 't
klopt", de hele Ibisstraat zaag
de bomen om in de nacht. "We
zaten in de kou", vertelde zijn
vrouw Jannie Schuthof, "ons
kacheltje, de Rus, was net zo
koud als wij waren. Geen stukje
brandstof meer. En we ver
wachtten ons eerste kind".
"Dus om 4 uur in de nacht naar
buiten" zei Douwe. "Gauw de
boom omgehaald, takken eraf,
de stam de gang in, deur dicht,
de takken Rus-klaar gemaakt- 't
kleumen voorbij, er kon weer
iets gekookt worden". "Een
anonieme brief aan de politie
lapte ons erbij", herinnerde zich
mevrouw van Wigcheren.
"Twee politie-agenten kwamen
Douwe halen. Wat een angst.
Want we hadden vergaderin
gen tn huis gehad van het ver
zet. En gezochte verzetsmen
sen onderdak gegeven. Waren
we verraden?" Op 't politie-bu-
reau op de Nieuwestad werd
de aanstaande jonge vader ver
hoord door een oude brigadier
over de boomroof. Dat viel
mee. Bovendien was deze poli
tieman van "de goede kant".
Van Wigcheren moest zijn zaag
inleveren, hij gaf de meest af
tandse.
Dagen later kwamen twee ge
meente-arbeiders aan hun
deur. 't Gaat om het stamke
nou?" en 't mut naar de ge-
meentewerf". De jonge journa
list van Wigcheren, zoveel jaren
later in 't Kleine Krantsje als
ontvreemder van een Leeuwar
der boom vermeld, werd niet
steeds als sarcast van de Duit
se bezetter herkend. Zo werd
hij in "Laarzen op de Lange Pijp"
geciteerd met weglating van een
zin waardoor de waarheid om
gekeerd werd. Over eerlijkheid
gesproken...
De humor wilde dat de hoog
zwangere Jannie van Wigcher
en hout thuisbezorgd kreeg.
Van gemeentewege kregen
vrouwen, vlak voor de beval
ling, een portie hout opdat in de
kraamkamer, water en eten
verwarmd konden worden. Wie
weet kregen de van Wigcher-
ens toen "het stamke" weer te
rug??
Sint Maarten
Ds. J. Th. Pietersen
VOSSENBERG
Met plezier wil ik reageren op
het artikel over "Vossenberg
Verf" in het onvolprezen Kleine
Krantsje. Als bewonër van de
Voorstreek zo omstreeks 1925
ben ik uiteraard op de hoogte
van Vossenberg op de Tuinen.
Ik heb de bewoners van des
tijds zeer goed gekend. We za
ten in de eerste schooljaren op
de Julianaschool en verkasten
toen naar de nieuwgebouwde
St. Bonifatiusschool.
Ik zat in de klas met de tweede
zoon. Zijn naam was Bart of
Aegidius. De oudste zoon en
de dochter waren uitzonderlijk
begaafd en haalden met klin
kende cijfers het einddiploma
gymnasium. Ook muzikaal be
hoorden ze bij de beteren.
Mijn reageren is gericht op de
oudste herkomst van de familie
Vossenberg. Aangezien ik me
intensief bezig houd met gene
alogie en mijn voorouders Le-
nes, Steneker en Kruis heb
kunnen achterhalen tot midden
1600 in Duitsland, kwam ik er
al snel achter dat een zeer
groot deel van Noordnederlan
ders Duitsers in hun kwartieren
hebben.
Niet alleen de rijk geworden
Lapkepoepen maar ook diverse
nakomelingen van zogenaamde
Hollandganger afkomstig ten
westen van Osnabrück. Dit wa
ren boerearbeiders die ge
dwongen door armoe, zomers
een goede boterham konden
verdienen o.a. in het hooi in de
pagina 9
turf en in de vlasoogst. Veelal
werkten ze een lange reeks
van jaren bij dezelfde boer. Te
voet kwamen ze en lopend to
gen ze in augustus weer huis
waarts.
Mijn voorouders kwamen om
streeks 1760-1770 naar Fries
land. Met het verdiende geld
probeerden ze de winter door
te komen. Het' taalprobleem
was niet bijzonder groot. Ze
spraken platduits, een dialect
dat ook in onze oost regio's
gebruikt, in ieder geval verstaan
werd.
De meesten zijn voorgoed in de
Heimat teruggekeerd, een niet
onaanzienlijk deel echter heeft
zich voorgoed in onze regio ge
vestigd. En over deze personen
gaat dit verslag.
Bij mijn onderzoek kwam ik
vooral in Freren ook de rooms-
katholieke familie Vossenberg
tegen. Zij waren dorpsgenoten
van mijn voorouders Kruis, die
toen nog de familienaam Krüs-
hegge voerden. In het dorp An-
kum waar mijn moeders familie
Lenes, toentertijd Lienesch ge
naamd, vandaan komt, woon
den ook Vossenbergen.
In de doopboeken van de
rooms-katholieke staties te
Leeuwarden treffen wij verschil
lende Vossenbergen aan. De
oudste is Jacobus Vossenberg.
Hij laat in de parochie "Het
Klooster" in de "Bonte "Pape-
steeg op 21 okt. 1745 een
dochter Gertrudis dopen. Ik heb
het vermoeden dat hij als
Duitse emigrant de Nederland
se tak aanvoert. Ik dacht met dit
artikeltje een bij de samenstel
ler nog onbekende aanvulling
aangereikt te hebben.
Wolvega S. J. Schaafsma
EEN LAATSTE
ONTMOETING...
Midden in de donkere oorlogs
jaren.
's Morgens voor het laatst bij
mijn aanstaande schoonfamilie
in Leeuwarden een boterham
gegeten, mijn "koffertje" ge
pakt, met de weinige kleren
die ik nog had en daar ging ik
dan met Hinke door de stad op
weg naar het station. Wég uit
Leeuwarden, waar de druk én
controle te groot waren om er
te blijven, dus géén bezoek
meer aan mijn moeder op het
huisadres, want daar waren in
de loop der tijd al dertien huis
zoekingen naar mij gedaan.
In de stad heerste nog een op
merkelijke drukte van het af- en
aanvoeren van goederen bij de
winkels en er was veel winke
lend publiek.
Op de Nieuwestad liep ik een
schoolvriend tegen het lijf, Her
man de Bruin die in de Paul
Krugerstraat woonde, een jood
se jongen, die van de Duitse
bezetters een grote gele ster
op zijn jas moest dragen met in
zwarte letters daarop het woord
"jood".
Als je zelf op weg bent om op
een ander adres te moeten
gaan onderduiken, voel je di
rect toch een bepaalde verbon
denheid.
Dus ging ik blij lachend op hem
af en riep: "Ha, die Herman,
hoe is het met jou?" Fluiste
rend reageerde hij. "Dick fijn
dat je mij dat vraagt, maar wij
mogen van de bezetter als jood
niet meer met jullie praten en je
weet maar nooit wie een verra
der is. Dus neem mij niet kwa
lijk, dat ik niet met jullie verder
praat, maar kom als je zin hebt
maar eens bij ons thuis.
En weg was hij: ik kón hem dus
niet vertellen, dat het voor mij
niet mogelijk was hem te be
zoeken, omdat ik zelf onderge
doken was en mij op dat mo
ment naar een contactadres
ging begeven voor een andere
onderduikplaats waarvan ik het
bestaan toen ook nog niet ken
de.
Ik was terneergeslagen omdat
zo'n fijne jongen op deze ma
nier behandeld werd.
Wat er van hem terecht is ge
komen weet ik niet, wel heb ik
gehoord dat de verschillende
joodse families die in de Paul
Krugerstraat woonden, op een
nacht van hun bedden zijn ge
licht voor transport naar Duits
land, waarbij één jongen via de
daken heeft kunnen ontvluch
ten. Was dat soms Herman? Ik
hoop voor hem dat het hem ge
lukt is!
Deventer
Dirk Faber
Helaas, helaas: op de derde fe
bruari 1945 is Herman de
Bruin, een en twintig jaar oud,
in het Duitse Grosz-Rozen, om
het leven gekomen. Ook zijn
vader, Aron de Bruin, een han
delaar in zakken, werd ver
moord en wel in 1942 in Ausch
witz. De moeder van Herman,
Hendrié tte Italië, heeft de oor
log overleefd. Deze foto van
Herman de Bruin is gemaakt
toen hij in een klas van de
Arendstuinschool zat.