'T KLEIDE KEAHTSJE RANGEERLOCOMOTIEF REED NIEUW GEBOUW IN ELKAAR DE UITGESTORVEN LEEUWARDER BINNENSTAD Ki i i Hl ISERSGRACHT1 "n? DUITSERS WAREN RAZEND tl VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 9 In 1939 kregen wij als bouw bedrijf opdracht een kolen- loods met kantoren te bou wen voor de Friesche Kolenhandel, toen meestal genoemd Van der Noord en Kuperus. Het moest worden gemaakt aan de Snekertrek- weg, een klein eindje voorbij het slachthuis; het kreeg een eigen spooraansluiting, zodat de wagons met kolen er in konden rijden en er gelost worden. GROOT GEBOUW Wij waren met het bouwwerk nog lang niet klaar toen de oorlog uitbrak. En toen de Duitsers zich hier een beetje genesteld hadden, wisten ze al spoedig dat daar aan de Snekertrekweg een groot ge bouw in de maak was. Zij konden het heel goed gebrui ken en dus werd het door de Wehrmacht in beslag geno men. Wij gingen echter ge woon door het werk af te ma ken. Al heel gauw kwamen de Duitsers kijken, hoge omes met grote petten, wijd uit staande broeken en glimmen de laarzen. Op een goede dag kwam er zo'n hoge piet, die mijn vader opzocht en in rad Duits tegen hem zei dat de Wehrmacht er groot be lang bij had dat het gebouw zo spoedig mogelijk klaar kwam. Mijn vader liet hem uitspreken en zei toen: "Ik haw mei jo neat te-meitsjen," en draaide zich om. Die Duitser pakte hem bij zijn schouder en zei met verhef fing van stem: "Sie mussen schneller arbeiten." Mijn vader antwoordde, ook met verheffing: "Ik haw mei jo neat te meitsjen." Een paar dagen later pro beerde een Duitse Ober dit of Ober dat nog een keer mijn vader te intimideren. Maar hoe harder zij schreeuwden, hoe harder mijn vader antwoordde: "Ik haw mei jo neat te meitsjen." De Duitsers lieten het erbij. Maar toen wij het gebouw klaar hadden moesten wij er natuurlijk uit, en mochten we er zelfs geen blik meer in wer pen. Voor de Friesche Kolen handel was dit een moeilijke zaak, hun vestiging was aan de Oostersingel; daar had je vroeger de BHV, nog een aantal woonhuisjes, Van der Een kleine twee jaar geleden troffen we in Grootmoeders Ansichtenalbum een foto van omstreeks de eeuwwisseling aan van de Westerplantage bij het begin van de Nieuwestad. We zagen er het huidige café De Vrouwenpoort op afgebeeld, een vroe ge fietser en enkele spelende kindertjes. "Wat een heerlijke rust" schreven we in het onderschrift bij die plaat, "kom daar nu eens om - wanneer zou je daar nu een foto kunnen maken met zo weinig mensen er op?" Wel, een van onze abonnees, de heer W. D. Lijfering te Leeuwarden, heeft die kreet goed in zijn hoofd geprent en toen hij een dezer dagen, terugkerend van een uitstapje buiten de stad "een paar negatieven overhield", zoals hij ons schreef, maakte hij prompt een paar foto's, die ons laten zien, dat de wereld hier wel degelijk volkomen uitgestorven kan zijn. Een van die foto's maakte hij van precies hetzelfde punt als de door ons gepubli ceerde oude plaat, op een andere opname kwam de Nieuwestad te staan. En op beide foto's was notabene geen sterveling te zien, geen fietser, geen wandelaar, geen kind, laat staan enig auto- of ander verkeer. Waaruit dus bleek, dat het maken van zulke "stille plaatjes" anno nu nog wel degelijk mogelijk is! Maar waarbij we toch wel een vraagje willen plaatsen. Zijn deze foto's niet op een "bepaald, uitgezocht moment" gemaakt? Op een heel vroege zondagmorgen bijvoorbeeld? In die richting wijzen bijvoorbeeld de gesloten gordijnen van het café De Vrouwenpoort. Overigens schreef de heer Lijfering bij deze plaatjes, die hij graag aanbood aan ons archief: "De foto's tonen u hoe mooi ons oude Leeuwarden kan zijn! Jammer, dat het er steeds rommeliger wordt. De overheid biedt steeds meer nachtelijke consumptie gelegenheden, waar de onverschillige, zich a-sociaal gedragende jonge garde graag gebruik van maakt. De overheid ontvangt hier veel geld voor, de burger fietst wel door glas en over de schillen en de dozen." Noord en Kuperus oftewel de Friesche Kolenhandel en de bouwmaterialenhandel van Van Zuijlen. NIEUWE VESTING En omdat de Friesche Kolen handel een mooie nieuwe vestiging aan de Snekertrek weg kreeg, hadden ze de zaak aan de Oostersingel verkocht. Maar ach, de Duitsers pikten het gebouw aan de Sneker trekweg in, de vestiging aan de Oostersingel was ver kocht, en dus had de Frie sche Kolenhandel geen plaats meer; zij kregen echter gedaan dat ze achter het nieuwe gebouw een tijdelijke noodvoorziening mochten maken, daar hebben wij toen langs de spoorlijn een aantal boxen gebouwd, en ook een gebouw voor de opslag en venwerking van nootjes vier. Die werden n.l. gebruikt voor de auto's en bussen die een soortement kachel aan zich hadden hangen waarin die nootjes werden vergast, en op dat gas reden de auto's en bussen, omdat die geen benzine hadden. Om deze gebouwtjes te maken waren wij op het achterterrein aan het werk. De Duitsers ge bruikten het grote gebouw als een opslag en voorraad schuur voor meubelen, bed den, textiel, keukeninrichting, kachels, enz. enz. Dit spui kwam met goederen treinen binnen, werd daar op geslagen, en van daaruit over veel plaatsen en gebouwen verdeeld. Omdat het gebouw erg groot was (en is) hadden de Duitsers er nog twee mu ren in laten maken, die dus het gebouw, dat ongeveer honderd meter lang was in drie ruimten verdeelden; daarvoor hadden ze een aan nemer van het vliegveld ge haald. Zij maakten die inde ling waarschijnlijk om de boel een beetje soort bij soort te kunnen opslaan. In die muren waren openingen gehouden opdat de goederentreinen het gebouw in konden rijden. Bo ven die openingen lag een zware betonbalk en daarover ging de muur weer omhoog. Het was heel gek, in de eer ste muur hadden ze een doorgang gehouden die on geveer vijf meter hoog was, en in de tweede muur die dus ongeveer dertig meter verder op stond, was de doorgang ongeveer vier meter hoog. Dat ging een hele tijd goed toen ze het gebouw vulden, want de Nederlandse en de Duitse wagons konden ge makkelijk door de beide door gangen. Maar op een keer stond er weer een aantal wa gons klaar, die door een ran geerloc in de loods moesten worden geduwd. En de wa gon die het eerst naar binnen moest, was een hoge, met een rond dak, ik meen een Italiaanse wagon. Het zaakje ging netjes onder de eerste doorgang door, maar onder de tweede kon dat niet en de trein duwde de hele zware betonbalk die in de tweede muur lag weg, met het bovenstuk van de muur, en het hele geval donderde met geweld op de Duitse voorraden. KLAP ALS DONDERSLAG Wij waren op het achterter rein aan het werk, en het was een klap als een donderslag. Toen de stofwolk wat was op getrokken, konden we een blik slaan in het gebouw maar dat duurde niet lang. De Duitsers waren razend, en mijn vader stuurde ons alle maal naar huis, want, zei hij, je weet maar nooit waartoe ze in staat zijn. Allereerst probeerden ze de machinist van de loc aan sprakelijk te stellen, maar die beet van zich af en die lieten ze gaan. Of ze ooit iemand daarvoor gevangen hebben genomen, of vermoord, weet ik niet. Misschien weet de heer Lijfering daarover nog iets; hij was later, samen met de heer Riedstra, directeur van de Friesche Kolenhandel. Hij schrijft geregeld in het Kleine Krantsje. Leeuwarden O. Heidinga "ACH" ZULLEN ZE BIJ DE GEMEENTE LEEUWARDEN HEBBEN GEDACHT, "WAT MAAKT HET UIT EN WIE LET DAAR OP, OF JE DE STRAATNAAM KEIZERSGRACHT NU SCHRIJFT MET EEN Z OF MET EEN S. HET IS MET DE SPELLING IMMERS TOCH EEN JANBOEL TEGENWOORDIG..." MAAR DAN KRIJG JEWEL DEZE OPMERKELIJKE SITUATIE: Hoek Druifstreek EIZERSGRACH Hoek Gedempte Keizersgracht Hoek Oosterkade

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 9