OVER DE VROEGERE POPPEBUURT Uit grootmoeders ansichtenalbum 'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Jan Peters In het decembernummer stond een artikeltje van onze vriend v.d. Heide over de Poppebuurt, een oud stadsgedeelte dat niet zo vaak aan de orde is geweest. Toch is dit buurtje in vroeger jaren evenals de Weerklank en de Boterhoek erg bekend geweest voor de wat minder draagkrachtige bewo ners van de stad Leeuwarden. Het artikel van v.d. Heide riep bij mij weer jeugdherinneringen op. Wij woonden op het Noordvliet-slot 561, tegenover de Poppebuurt. Mijn vader werkte op de scheepswerf van Landeweer en ik moest wel eens een trommeltje brood en koffie van de Poppebuurt naar de helling brengen. Over de Popkebrug kwam ik op een smal weggetje met rechts de boerderij van Martens en links een timmerwerkplaats op de Poppebuurt.. Via de Poppeweg zuidkant Vliet kwam ik langs de z.g. gaarkeuken op de Kanaal- weg en zo bereikte ik dan de scheepswerf Landeweer waar vader vijf en twintig jaar heeft gewerkt en waar ook geschied schrijver Gosse Brinck in die tijd werkzaam was. Dat was toen een vrij grote helling, waar o.a. ook de bekende Stanfriesboten in onderhoud waren en de bekende Landeweer stoomke tels werden vervaardigd. Stoom was de specialiteit van dit bedrijf. Mijn vader moest voor reparatie en onderhoud regel matig naar zuivelfabrieken en andere bedrijven, waar stoom de krachtbron was. Helaas is dit prachtige bedrijf ten onder gegaan en het PEB heeft de zaak gekocht om er een grote kolenopslag te bouwen. SCHIPBRUG Via een schipbrug over de kolk van de scheepswerf kon je toen achter een stel bouwvallige schiphuizen langs de buurt Kleienburg bereiken. Eerst pas seerde je dan boer Schuur- mans om vervolgens een aan-, tal koemelkers te bereiken, klei ne boeren, die hun vee ook zomers op stal hielden. Ze haal den het benodigde gras van weilanden langs de Kurkemeer en voerden daarmee het gehe le jaar door hun vee op de stal. Melkboer Ringnalda van de Poppeweg Noord van het Vliet haalde zijn melk rechtstreeks van deze boeren en ventte deze gelijk uit. Over verse en volle melk gesproken. In de Poppebuurt vonden dus minderdraagkrachtige Leeu warders een onderdak. Het was dus de arme kant van de stad, maar wel een gezellige buurt, waar ook veel saamhorigheid was. Als er iets te vieren was, een verjaardag of een huwe lijksfeest dan kwam het "Skelviskoor", De Patijntjes, voor muziek en danste de hele buurt op het binnenpleintje de polonaise. Als er eens een bewoner dronken thuis kwam, wat nog wel eens voorkwam, werd hij veilig over de trapke- brug z'n huisje binnen geloodsd. Bij ziekte of overlij den had men geen professione le thuiszorg nodig. Men redde dat zelf wel. Hoe zag de buurt eruit? Je kwam er via een trapkebrug en een kort smal weggetje. Direct links was er dan een smal straatje met ik meen drie huis jes. Via dit straatje kwam je aan de waterkant van het Vliet. Langs het Vliet in oostelijke richting stond een rij stenen huisjes. In dit rijtje woonde zoals v.d. Heide schrijft o.a. Laskewitz. Op het einde woon de koemelker Mellema die ook z'n gras oogstte van de weilan den langs de Kurkemeer en per schouw aanvoerde, op de wal loste en per korf door een nauwe doorgang naar de stal achter de woning bracht. Achter dit rijtje stenen woninkjes stond een aantal houten huisjes om een pleintje gegroepeerd. Bovendien stond er langs de Poppeweg zuidkant Vliet nog een aantal houten huisjes met daar tegenover de houten gara ge van de PEB Centrale, waar in toen de bekende Harley Davidson motoren van de opzichters van het PEB ston den. Halfweg Vliet-Kanaalweg was dan nog de gaarkeuken, ook al een houten gebouw. Op de hoek van de Poppeweg en de Kanaalweg stond het toen in onze ogen prachtige huis van de chef van de centrale. Wie woonden er op (dus niet in) de Poppebuurt. Wel, bijzondere figuren, vaak met een heel eigen levensopvatting. Ik herin ner mij de persoon Jan Peters, een heel goede vakman, die als hij genoeg geld had verdiend, wel weer even op zo'n louweren kon rusten. Hij spookte dan iets uit wat lang niet door de beugel kon en kreeg dan ontslag. Dat vond hij verstandiger dan ont slag te nemen. Ouderen zullen zich deze man wel herinneren, die de stad in trok met een stoomketeltje op een karretje gemonteerd, waarmee hij, uiteraard tegen vergoeding, de pijprokers ten dienste was met door middel van een stoom- stoot de tabaksjarre uit hun pijp te blazen. MOOIE STUNT Onze Jan Peters was ook eens in dienst van de toenmalige NTM als machinist op de tram. Na een korte dienstperiode wilde hij wel weer eens even vrij man zijn. Hij deed dienst op de tram Leeuwarden-Drachten. Bij Veenwouden moest ge stopt worden om passagiers te laten uitstappen. Jan reed langzaam langs het perron en riep naar de mensen op het perron "Deze tram stopt alleen als ik dat wil" en hij reed door. Er volgde natuurlijk prompt ontslag en dat was ook de bedoeling. Jan presteerde het om van uit elkaar gesneden olievaten van Texaco een woonschip in elkaar te lassen. Toen dit woon schip gereed was werd het in aanwezigheid van de hele buurt te water gelaten, ledereen ver wachtte dat de schuit onmiddel lijk zou zinken naar de bodem van het Vliet. Maar nee, de ark van Jan dreef en er kwam geen druppel water in. Jan had weer eens een goed stuk vakmans- werk geleverd. Dan was er het winkeltje van tante Wietske, waar de buurtbe woners, meestal op krediet, hun allernodigste levensmidde len konden kopen en waar wij als kinderen voor een cent snoep kregen. In het steegje naar het Vliet woonde Lidia Bom, een potige vrouw van zeker tweehonderd pond. Zij was veedrijfster op de veemarkt afd. stieren en met haar postuur en voorkomen had elke stier het grootste respect voor haar. Een bijzon dere vrouw. Haar huisgenoot was "De Lord", een man met de moraal "het werken is voor de dom- men" en aangezien de Lord lang niet dom was werd er niet gewerkt. Ook een bijzondere man met een hoogstaand moraal. Aan het binnenpleintje, het eerste huisje woonde, ouwe "Hatte" bij velen nog wel bekend van de trekharmonica en z'n draaiorgeltje op het onderstel van een kinderwa gen. Tegenover de garage van het PEB woonde "De Roetoet", een man zonder benen. Die zich met een hoog tempo in een driewieler voort bewoog pagina 6 getrokken door een van z'n honden. Toen de buurt onruimd werd wilde "De Roetoet" het buurtje niet verlaten en hij heeft enige tijd in een linnenrek gewoond met een dekzeil er overheen, z'n schaarste meubi lair er omheen, z'n karretje ervoor en de honden hielden de wacht. Op de hoek van 't Vliet en de Poppeweg woonde "Dikke Loeke", ook wel de moe der van de Poppebuurt genoemd. Zij was ook een poti ge vrouw, die bij nog al eens voorkomende ruzies erbij werd geroepen en met haar indruk wekkende postuur en wellui dende stem de gemoederen weer tot rust bracht. Dit waren dan enkele bewoners van de roemruchte Poppebuurt, maar er woonden natuurlijk nog vele anderen, van wie ik de namen en toenaam ben verge ten. IN BRAND Ik meen dat het omstreeks 1934 was, dat de buurt werd ontruimd om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe centrale. Men deed dat radicaal door uitgezonderd de stenen huisjes langs het Vliet die eerst waren afgebroken, de hele buurt van houten huisjes in brand te steken, zodat alle wandluizen een jammerlijk dood stierven. En dat was dan het einde van de roemruchte Poppebuurt. De toen nieuw gebouwde cen trale is inmiddels ook weer afgebroken om plaats te maken voor een groot winkelcentrum, wel een heel verschil met de armoede van weleer. Leeuwarden Rein Bakker Dijkstra's Boekhandel te Leeuwarden was de uitgeefster van deze prentbriefkaart, die we tussen honderden andere aantroffen in Grootmoeders Ansichtenalbum en die het poststempel draagt van 1907 - zo lang is het dus alweer geleden dat deze ansicht werd verstuurd. Wanneer een fotograaf nu op hetzelfde punt ging staan als dat, waarop de kiekjesmaker van vroeger stond, dan kregen we een geheel ander fotoresultaat te zien. De Westerkade op de achtergrond veranderde intussen helemaal, het oude Burmaniahuis werd door machti ge nieuwbouw ingeklemd en de walkant van de Westersingel werd intussen van het landelijke karakter ontdaan. Die poserende meneer links zal al lang niet meer bestaan. Maar z'n beide zoontjes? Wie weet, wie weet. Misschien herkennen ze zich nog en melden ze ons dat.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 6