OPVALLENDE FIGUREN IN HET
VROEGERE LEEUWARDEN
'T KLEINE KEANTSJE
PINKJE
DOOR FENNO L. SCHOUSTRA
VOOR DUBBELTSJE OPPE KOP
BETJE DE KUNSTENMAKER
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 12
Altijd hebben er in Leeuwar
den wel opvallende figuren
gewoond. Mannen en vrou
wen, die min of meer uit de
pas liepen en die door hun
gedrag of uiterlijk bijzonder
de aandacht trokken. Van
eigenlijk al deze mensen
kon gezegd worden, dat ie
dereen ze kende - vooral in
vroeger jaren, toen de stad
nog veel kleiner was, waren
dergelijke pommeranten bij
jan en alleman bekend. In
deze rubriek zullen wij een
aantal van hen nog eens de
revue laten passeren.
Een figuur uit het oude Leeu
warden, die je niet alleen opval
lend, maar eigenlijk wel uniek
kon noemen, was Frans A.
Veenstra, die heel velen nog
het best onder zijn bekende bij
naam van "Pinkje" hebben ge
kend. Een aanduiding, die ze
ker niet kwetsend was bedoeld,
al sloeg ze op een lichamelijk
tekort. De heer Veenstra im
mers was zonder vingers gebo
ren, maar met alleen een duim
en een pink aan beide handen,
was hij zo onvoorstelbaar han
dig, dat je zijn bijnaam als een
onderscheiding kon beschou
wen - iedereen had waardering
voor zijn handigheid.
Frans Veenstra was een ge
wiekste zakenman, die, buiten
gewoon inventief, kans zag ten
bate van zijn bussiness om de
haverklap in de publiciteit te ko
men.
Eerst had hij in de Breedstraat
een tweedehands boekwinkeltje
plus een bescheiden handeltje
in rookartikelen, later dreef hij
volwassen sigarenzaken op tal
van plaatsen in de stad, aan de
Voorstreek, in de Doelesteeg,
bij de Korfmakerspijp, op de
Tuinen, in de Koningsstraat en
tenslotte nogmaals op de Voor
streek en wel in het pand num
mer 37, waarin hij rond dertig
jaar zou blijven.
Herhaaldelijk verraste hij met
weer iets nieuws om kooplusti
gen in z'n zaak te krijgen en hij
haalde stunts uit, waaraan een
ander niet zou denken.
Zo organiseerde hij, om maar
Afbeeldingen van "Voor dub-
beltsje oppe kop" en "Betje de
Kunstenmaker" hebben we he
laas niet - plaatjes van Frans
A. Veenstra wel. Op deze pagi
na zien we er twee. (Foto's:
Collectie Fenno Schoustra/'t
Kleine Krantsje)
eens wat te noemen, dagreisjes
en rondvaarten met accordeon-
muziek, hij liet een vliegtuigje
voor rondvluchten opstijgen op
het primitieve "vliegveldje" aan
het Kalverdijkje, hij hielp de
Vereniging Voorstreek Vooruit
aan het briljante idee van de
"groentjes" en hij was de gees
telijke vader van de fameuze
rookwedstrijden, waarbij het er
om ging zo lang mogelijk de
brand in een pijp of sigaar te
houden.
In 1966, toen hij al bijna zeven
tig was, besloot de veelbespro
ken Frans nog een tweede le
ven te beginnen. Hij deed zijn
zaak op de Voorstreek aan de
kant en vertrok voorgoed naar
het overzeese Ameland om
daar z'n zoveelste sigaren- an
nex fotozaak te beginnen.
"Niks doen is niets voor mij,"
verklaarde hij 't Kleine Krantsje
toen zijn bijzondere stap, "ik
moet in beweging blijven en
waarom zou ik dit dan niet
doen?"
Zo was deze ondernemende
Frans een wel heel aparte fi
guur, aan wie veel oudere
Leeuwarders nog weemoedig
terug zullen denken.
Tot de bijzondere capaciteiten
van de Leeuwarder jongen Jo-
chum Duurken behoorde in een
ver verleden zeker de kunst op
z'n handen te staan. Met het
hoofd omlaag en de benen ge
strekt omhoog, bewoog de
lange en slanke Jochum zich
net zo vlot voort als ieder ander
mens in omgekeerde positie.
Op zekere dag moet die vaar
digheid hem op het idee heb
ben gebracht om er klinkende
munt uit te slaan: tegen ieder
een, die het maar wou horen,
verklaarde Jochum Duurken
bereid te zijn om tegen betaling
van een dubbeltje op zijn hoofd
te gaan staan.
En in een tijd, waarin de men
sen nog geen t.v. hadden en er
dus nog niet aan gewend wa
ren zomaar gratis in de huiska
mer alle mogelijke acrobaten
toeren te kunnen
aanschouwen, kon een op zijn
handen lopende volwassene
nog als een hele attractie wor
den gezien.
Zo maakte deze originele Jo
chum Duurken zich zelf tot een
vermaarde lokale bezienswaar
digheid, die iedereen in de stad
zou leren kennen als 'Jochum-
oppe-kop', alias 'Voor-dubbel-
tsje-oppe-kop'.
Overal op straat kon men in de
twintiger en de dertiger jaren
deze Jochum dus tegen beta
ling op zijn handen zien staan
en op een gegeven moment
breidde hij zijn repertoire nog
uit met een wel heel frappante
stunt: hij beloofde de mensen
notabene van de brugleuning te
zullen springen, althans wan
neer zij dit waagstuk bij voor
baat met een dubbeltje hadden
beloond.
Omdat er altijd wel iemand te
vinden was, die de sensatie
wilde meemaken van een in de
stadsgracht rondspartelende
drenkeling, kon Jochum-oppe-
kop ook met deze belofte heel
wat kleingeld incasseren.
En eerlijk is eerlijk, de simpele
ziel maakte altijd zijn beloften
waar!
Hij klom, zodra hij de centen op
zak had, met omstandige geba
ren op de brugleuning en.
sprong er dan van af. Maar dan
altijd wel aan de goeie kant -
niet in het water dus, maar op
de brug, want zó gek was Jo
chum nu ook weer niet.
Hoewel het maar even duurde
voor de mensen begrepen tel
kens weer te worden gefopt,
mocht Jochum zijn trucjes altijd
weer opnieuw uithalen - men
had er gewoon aardigheid aan
Voor-dubbeltsje-oppe-kop in
zijn glansrol aan het werk te
zien.
Overigens moet Jochum Duur
ken een uitstekende zwemmer
zijn geweest. Vaak gebeurde
het, dat hij - gewoon zonder
betaling - in de Swette te wa
ter ging en de gehele afstand
naar de Boxumerdam zwem
mend aflegde. Toevallig aan
wezige jongens, die altijd weer
aardigheid hadden aan de
man, liepen dan mee langs de
kant, terwijl zij Jochum's kleren
droegen.
Eenmaal werden de toeschou
wers van een circus, dat hier
met een woest paard in de stad
verscheen, in hoge mate ver
rast, toen zij plotseling niemand
minder dan Jochum-oppe-kop
naar voren zagen komen. Ge
zegd werd, dat er niemand op
dat paard zou kunnen blijven
zitten; het circus loofde dan
ook een bedrag van vijfentwin
tig gulden uit voor de waag
hals, die dat wel zou lukken.
Verrast zagen de toeschouwers
hoe Jochum het aanvankelijk
nog doodrustige paard beklom,
waarna circusmensen hem een
touw rond zijn middel bonden -
voor zijn eigen veiligheid zei
den ze.
Wat men toen kreeg te zien
had niemand verwacht: Jochum
sloeg zijn lange benen rond de
buik van het paard en hij bleef,
ondanks de meest woeste
sprongen van het beest als een
volleerd circusartiest op zijn
plaats.
Tenslotte trokken de kerels van
het circus aan het touw en he-
sen zij de arme Jochum onder
uitbundige toejuichingen van
het publiek, tot boven in de nok
van het circus.
Wat dit verhaal niet vertelt is
hoe het uiteindelijk met die in
het uitzicht gestelde beloning
van vijfentwintig gulden is ge
gaan. Zou onze Jochum die
eerlijk verdiende centen nog
gekregen hebben? Laten we
het hopen voor hem: hij zal er
anders een paar honderd keer
voor op zijn kop hebben moe
ten staan.
Het was al ver voor de Tweede
Wereldoorlog, dat Voor-dub
beltsje-oppe-kop uit het straat
beeld van Leeuwarden ver
dween. Hij werd opgenomen in
de Psychiatrische Inrichting in
Franeker en het was in 1978,
dat hij daar overleed.
Jochum-oppe-kop, die hoogst
opvallende Leeuwarder uit de
twintiger en dertiger jaren, was
toen precies tachtig jaar oud.
Een opvallende figuur in de
dertiger jaren was een jonge
man, die "Betje de Kunstenma
ker" werd genoemd. Hij vestig
de op een bijzondere manier
de aandacht op zich door het
uithalen van allerlei acrobati
sche toeren op de fiets.
Engelbertus Johann Berger
heette deze knaap, die op zijn
rijwiel de stoutmoedigste kunst
stukken uithaalde.
Zo placht hij op de Nieuwestad
drommen voorbijgangers als
nieuwsgierige toeschouwers bij
elkaar te krijgen, door achter
de Oude Waag langs te fietsen.
Daar was, tussen het gebouw
en de stadsgracht, een ruimte
met een breedte van amper
veertig centimeter, waar veel
voetgangers zelfs niet eens ge
bruik van durfden te maken.
Maar Betje de Kunstenmaker
reed er herhaaldelijk op zijn
fiets langs, zonder ook maar
eenmaal de ploempert in te
gaan.
Door niet normaal, maar ach
terstevoren te fietsen toonde hij
zich een echte grappenmaker,
wiens capaciteiten minder op
prijs werden gesteld door de
politie, die hem na hardnekkige
achtervolgingen dan ook op de
bon slingerde en hem een boe
te bezorgde.
Zo kwam hij ook in contact met
de welbekende commissaris
Wesser, die hem vaderlijk toe
voegde: "Nou jong, als je nou
weer kunsten wil uithalen, ga
dan alsjeblieft naar het Zaai
land, want ik moet altijd maar
weer mannetjes achter je aan
sturen om je te pakken te krij
gen en die mannen heb ik
niet."
Deze goedbedoelde tip bracht
Betje de Kunstenmaker op het
idee van de stunt om de trap
pen van het Gerechtsgebouw
op en af te fietsen, waarbij,
hup, telkens het ene en, hup,
daarna het andere wiel werd
opgewipt.
"Dat ging prima," getuigde de
jonge acrobaat nog vele tiental
len jaren later.
Een ander spectaculair stukje
haalde hij uit door achterstevo
ren van Zwartewegsend naar
Leeuwarden te fietsen. Gewoon
over de rijbaan nog wel, want
hinderlijk autoverkeer was er in
die tijd nog niet veel.
Betje de Kunstenmaker ging
achterstevoren op het stuur zit
ten en legde zo, alsof het de
gewoonte zaak van de wereld
was, de gehele afstand naar de
stad rustig peddelend af.