VANNE DOOIEN
NIKS DAN GOEDS
'T KLEINE KRAHTSJE
BRAVE
HENDRIK
KRANKJOREME ZEGSWIEZE
HENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEH
HENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEHENDRIKBRAVEH
VOOR LEEUWARDEN.EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
Dit is één vanne "Leeuwad-
der praatsjes" uut de serie,
die't Fenno Schoustra een
dikke tien jaar leden voor
Radio Fryslan houden het.
Het gaat over de krankjore-
me segswieze "vanne dooi
en niks dan goeds".
Er bestaat een krankjoreme
zegswieze, die't jim allemaal
wel kanne en die't seid: vanne
dooien niks dan goeds. Ons in
vansels. Stel je 's voor, dat we
noait meer een kwaad wood
segge mochten vanne meen-
sen, die't op dit ondermaanse
op een veskrikkeluke menier
huushouden hewwe. Dat su
toch te gek wudde, seg nou
seis.
Nim nou onse bloedeigen voor
ouders, die van jimme, die van
mij. Bij alle vediensten, die't se
had hewwe - en die hadden se,
want andes waren we er seis
niet eens weest - bij al die
vediensten mut toch in alle
eelukheid seid wudde, dat 't
groate venielers weest binne,
venielers vanne stad Leewad-
den, stadsvenielers eerste klas.
Wat die meensen allemaal an
moois in disse stad venield
hewwe, wat se an moaie gebou
wen teugen de grond slagen
hewwe, wat se an karakteristie
ke grachjes dichtsmeten
hewwe, wat se an skilderachtige
bolwerken ofgroeven hewwe,
tsjonge nog an toe, dat steekt
niet su nauw.
De binnenstad van Leewadden
su der vandaag anne dag héél
wat moaier bijlegge, wanneer
dat niet gebeurd, waar wanneer
die groat- en over- en overgroat-
vaders van ons niet suveul
moois van vroeger, sonder oek
mar een mement met de kop te
skudden, uut de wereld holpen
hadden.
Mar ja, se hewwe het deen, mar
ik mut er futendaliks wel bij
vetelle, dat se er seis gien sjoe-
ges van hadden, dat s'er
vekeerd an deden - wat seg ik:
se mienden, dat se met al dat
opruumen het nageslacht een
dienst bewezen.
Kiek nou es, wat knapt de stad
dervan op!" - dat hewwe se bij
elke nije opruming hatstikke
tevreden constateerd.
Denke we nou alleen es even
an al die prachtige stadspoor
ten, die't se of broken hewwe,
anne Lieve Vrouwepoort an 't
ein vanne Nijsted, anne
Wurremerpoort oppe hoeke van
't Ruutsketier, anne Tuunster-
poort bij de Oasterkade, anne
Hoeksterpoort bij 't Dokkumer-
ein, anne waterpooten bij de
Oldehove, bij 't Skavenek en bij
't Droevendal, meensen nog an
toe - at we nou nog de skilderij-
en ervan bekieke, begriepe je
niet, hoe't ons voorgeslacht het
inne hasses haald het om al dat
moois op te rumen.
In onze laatste aflevering heb
ben we gezien, hoe Brave
Hendrik in het jaar 1898 werd
getroffen door het overlijden
van zijn vrouw en ook nog door
de dood van zijn jongste kind,
een dochtertje van net een jaar
oud. Met het verzorgen van zijn
drie andere kinderen, ook allen
meisjes, schijnt het daarna niet
zo goed te gaan: de schoonva
der moet de politie zelfs mel
den, dat de vader de gemeente
heeft verlaten en het kroost
onverzorgd heeft achtergela
ten.
Later blijkt Brave Hendrik toch
in Leeuwarden te zijn terugge
keerd en de herhaalde aanva
ringen met de politie gaan
gewoon door alsof er in het
leven van deze opmerkelijke
stadgenoot in het geheel niets
is gebeurd.
In februari 1899 klaagt Sietske
Terpstra, de vrouw van Jan van
der Geest uit de Tweede Korte
Houtstraat bij de politie over
Brave Hendrik, die haar heeft
uitgescholden. Zij stelt het op
prijs dat de man een repriman
de krijgt.
In maart moet Brave Hendrik
nog twee weken hechtenis
ondergaan, maar wanneer bri
gadier Stevan en de politiedie
naar derde klas Terpstra hem
komen halen, blijkt Brave
Hendrik toevallig net dronken te
zijn. Op last van de Commis
saris van Politie wordt hij nu
niet naar het Huis van
Bewaring gebracht, maar ver
dwijnt hij op het bureau in de
cel; aldus in een omgeving, die
hem goed is vertrouwd.
Dan is het waarempel Brave
Hendrik zelf, die zich bij de poli
tie komt beklagen en wel over
een zoontje van de weduwe
Clermont, die hem even daar
voor in de Torenstraat met een
mes zou hebben verwond. De
politie, die het hoofd van de
getroffene aandachtig bekijkt,
vindt onder zijn linkeroog een
paar schrammetjes, die als
"onbeduidend" in het rapport-
boek komen.
Op de tiende juni om half drie
brengen de politiedienaren
Toonstra en Schuite Brave
Hendrik aan het bureau, omdat
hij door te vechten en te
schreeuwen de openbare orde
in de Boterhoek verstoort en
bovendien onder invloed blijkt
te zijn. Een uur later vindt men
Brave Hendrik zodanig gekal
meerd, dat hij weer op straat
wordt gestuurd.
Nog dezelfde maand vinden de
politiedienaren Dijkstra en
Terpstra Brave Hendrik op de
Voorstreek, waar hij lekker ligt
te slapen. Z'n nachtrust wordt
door de politiedienaren wreed
verstoord en zij brengen onze
man, voor de hoeveelste maal
wel niet, op naar het bureau.
Maar dan blijkt dat hij niet be
schonken is en omdat hij niet
gebruik wil maken van het hem
grootmoedig aangeboden
nachtverblijf, wordt hij weer
heengezonden.
In Sneek hewwe se teminste
nog wat bewaard en dat is die
Waterpoot. Der binne se su trots
op as een aap.
Nou, geliek hewwe se - één sun
grandioos erfstuk uut het vete
den is altied nog beter dan hele
maal niks.
Brave Hendrik, officieel Hendrik
V., was een Leeuwarder, die
leefde van 1862 tot 1941. Hij
onderscheidde zich van zijn
stadgenoten door ontelbare
malen met de politie in aanra
king te komen, nu eens door
dronkenschap, dan weer door
hardhandigheden of opzettelij
ke vernielingen, 't Kleine
Krantsje heeft kans gezien een
aantal van zijn escapades te
achterhalen. Nu, meer dan vijf
tig jaar na Hendriks dood,
komen ze nog eens bij brokjes
en beetjes in de krant.
Om twee uur deze nacht zien
de politiemannen aan de wacht
Brave Hendrik toch weer aan
zetten en nu, notabene, vraagt
hij zelf om nachtverblijf. Dat
wordt hem nu geweigerd,
omdat hij zich in geen geval wil
laten visiteren en eerst, "wat
salie we nou beleve", koffie en
brood verlangt. Brave Hendrik
blijkt nu wel boven z'n theewa
ter te zijn en de wachtmeester
M. Eekhof besluit nu hem uit
het bureau te verwijderen.
Hetgeen dus geschiedt.
Op een maandagmorgen in het
begin van juli verschijnt de
scharenslijper Omer Jansen uit
de Sint Frederiksteeg op het
bureau om te zeggen, dat
Brave Hendrik en een zekere
Johan Lodewijk van IJs zich
door het stukslaan van ruiten
toegang hebben verschaft tot
een huis naast zijn woning. De
wachtmeester M. Brok, verge
zeld van de dienaren
Groeneveld, Scherstra en
Brinksma, schiet er meteen op
af, maar in de Schinkvreter-
steeg gekomen blijken Brave
Hendrik en die Van IJs in geen
velden of wegen te zien. Maar
wel wordt ontdekt, dat er een
glasruit van het huis is vernield.
Drie dagen later wordt Brave
Hendrik vanaf Zwolle door twee
marechaussee's aan de wacht
gebracht, omdat de Commissa
ris van Politie zijn opsporing en
pagina 11
Want su, Léewaddes, sit het
nou met ons: watte ouwe stads-
pooten anbelangt, stane we er
sielig bij, met lege hannen...
aanhouding had verzocht "ter
zake van verduistering".
Brave Hendrik heeft nu blijk
baar geen vaste woon- of ver
blijfplaats meer en de politie
verleent nu hem nachtverblijf,
zonder dat het nodig is hem
beschonken te arresteren.
Een paar dagen later moet dat
wel weer, wanneer de politie
dienaren Ynia en Tempel hem
niet bepaald waterpas over het
Zaailand zien lopen.
In augustus moet het vrolijke
vrouwtje Maria Stolzenberg uit
de Pijpbakkerssteeg de politie
verzoeken Brave Hendrik uit
haar huis te zetten, wat de
Inspecteur Stoett en de wacht
meester Brok samen doen.
Wanneer dan blijkt, dat Brave
Hendrik in kennelijke staat van
dronkenschap verkeert, nemen
ze hem gelijk mee naar het
bureau.
Op een nacht in september
loopt onze man, weer opgewon
den geworden na het gebruik
van heel veel drank, te zingen
en te vloeken over de
Nieuweburen en zijn het de die
naren Ras en Scherstra, die
hem naar het Hofplein transpor
teren. Hij blijkt dan nog aan het
hoofd te staan van een kapitaal
van in totaal twintig cent.
Een paar dagen later klaagt
Betje Broekhuizen, die naaister
is in het Hof Goozen aan de
Boterhoek, dat zij telkens op
straat wordt nagelopen door
Brave Hendrik, die haar dan
door het gezicht aait. Zij ver
zoekt om een reprimande.
Nog in diezelfde maand sep
tember wil Brave Hendrik ruzie
maken met de bezoekers van
het bierhuis van Minkels op de
Weaze - op verzoek van de
bierhuishouder smijten de poli
tiedienaren Scherstra en
Bakker de herriezoeker zonder
pardon de straat op.
De acht en twintigste oktober
van dit jaar is voor Brave
Hendrik wel een heel belangrij
ke dag. Dan namelijk hertrouwt
hij en wel met een zekere
Hendrikje O., een vrouw van
drie en dertig jaar.
Drie weken later krijgt Brave
Hendrik het aan de stok met de
timmerman Jurjen Jurjens uit
de Nieuwe Oosterstraat, voor
wie hij kennelijk enig werk heeft
verricht. Wanneer de mannen
het niet over een zeker week
loon eens kunnen worden,
bedenkt Brave Hendrik zich niet
lang en slaat hij een glasruit in.
De timmerman doet aangifte en
het is de inspecteur van politie
tweede klas W. F. Wesser, die
proces verbaal opmaakt. Jurjen
Jurjens blijkt daarvoor twee
getuigen te hebben meege
bracht; de negentienjarige
Jantje Fahner uit de Nieuwe
Oosterstraat en de boekbinder
Ludzer Scheepstra, die in de
Kruisstraat woont.
Bent u benieuwd, hoe het ver
der met deze Brave Hendrik
gaat? We zullen het in het num
mer van december wel zien.
<£a-a/t nxxcxvoX&s -rviet e-c-rv-
'fevz-e^tvtry^ vcü\- CUL tdwzhen- v/cVcicn-
..v* ïf-f. V'" iü'
Het is zeker al langer dan zestig jaar geleden, dat 'een ras-echte
Leewadded met z'n vaardige tekenpen alle mogelijke grotere en
kleinere voorvallen uit het stadsleven voor zijn 'Leeuwarder
Prentenboek' vereeuwigde. Vaak liet hij daarbij de stad door het
Vrouwtje "Ljouwertsje' vertegenwoordigen. Nu, zoveel later, blijken
sommige van zijn werkstukjes nóg niet te oud om ze nog eens af te
drukken in de krant.