UIT DE TIJD VAN BRIK EN KAPWAGEN 'T KLEINE KEANTSJE Namen uit het oude en nieuwe Leeuwarden VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Verzameld door Fen no L. Schoustra pagina 5 Van het eens zo landelijke Kalverdijkje is nu weinig meer terug te vinden. Deze opname is vlak bij de hoek naast de vroegere boerde rij van Poelsma gemaakt. (Foto: Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) Het Kalverdijkje is lang een modderige landweg geweest, waarlangs het melkvee en de kalveren naar de boerderij ge dreven werden. Van het vroe gere Kalverdijkje is nu niet veel meer over: de stadsuitbreiding heeft het dijkje voor het groot ste deel opgeslokt. De Fortuyn was twee eeuwen geleden een herberg aan de Grachtswal, die zich met de volgende rijmpjes aan z'n klan ten presenteerde: In de Fortuyn tapt men bier en wijn - en - Hier verkoopt men Brabantse Kanten fijn, Thee, Bottelier en goede Wijn. De Collegesteeg die ook wel Brouwerssteeg en Kopersla- gerssteeg heette, lag aan de Voorstreek tussen de Dubbele Pijp en de Amelandspijp. De steeg verdween bij het maken van de doorbraak voor de Sint Bonifatiuskerk. In de 18e eeuw hield de godsdienstige secte van de Collegianten of Rijns burgers in een gebouw in deze steeg collegiën of vergaderin gen. De Meervischbancken is een andere naam voor de oude vis markt, die van het midden van de zestiende tot het midden van de negentiende eeuw ge houden werd op het brugplein van de Koningspijp. De visban- ken werden vroeger dagelijks verpacht. Behalve "meervysck" kwamen er ook "schollen, ver- schen hernick, laberdaan, stockvisch, spierinck ende mos selen" en zelfs "salmen, elften, bruinvis, stoer ende robben" op deze markt. De reeks huizen tussen Voorstreek en Sacre- mentstraat werd een honderd jaar geleden nog aangeduid als Bij de Meervisch Banken. Atsmasteeg is een andere naam voor Ipe Brouwersteeg; ze komt voor op een kaart van Leeuwarden in de Tegenwoor dige Staat van Friesland van 1664. De steeg zal genoemd zijn naar de Schepen Atsma, bij wie men, omstreeks 1680, dit glasschrift vond: Leert spreeken daer het past - Leert swijgen op uw tijt - De tonge maekt u vast - Eer gy vervangen zijt. De Kalvergloppe was een zij tak van de Boterhoek en liep vandaar in de richting van de stadswal. Er hebben eens een twintigtal huizen aan de Kalver gloppe gestaan. Het laatste nog bewoonde huisje van de Kal vergloppe was dat van Berend, de koeiedriever, wiens beelte nis ook in het boekje Pomme- ranten prijkt. Aan het eind van de Kalvergloppe was een huis met een gevelsteen, waarop een koe stond afgebeeld; merk waardigerwijs werd dit huis Het Kalf genoemd. Het Sint Annaklooster is een andere naam voor het Bagij- neklooster, dat lag tussen de Bagijnestraat, de Grote Kerk straat en de Bollemansteeg. Er kwamen eertijds verschillende stegen op het Bagijneklooster uit en juist daardoor was het een ideale speelplaats voor de jeugd uit deze buurt. Achter de Groene Kan was een andere naam voor het Ach terom aan den Wal, een volks buurtje binnen de stadswal ten noorden van de Nieuweburen en westelijk van de huidige Vij zelstraat. Het buurtje dankte z'n naam aan een uithangbord met een groene kan op een van de woningen aan de Nieuweburen. De Pletbuurt heette in de volksmond, enkele tientallen ja ren geleden nog, een door een poortje bereikbare buurt aan de Achter de Hoven, scheef tegen over de Kanaalstraat. De Hooghuistersteeg is er nog steeds, maar wordt nooit meer zo genoemd: het is de Oude Lombartsteeg tussen Nieuwestad en Ruiterskwartier, die veel Leeuwarders ook ken nen als de Bargesteeg - naar de varkens, die door deze steeg werden geleid, toen de veemarkt nog aan het Ruiters kwartier was. De Hooghuister steeg werd genoemd naar het Hooghuis, ofwel "het grote blauwe huys", dat op de plaats van de firma Bervoets op de hoek van de Nieuwestad heeft gestaan. Het Klokhuis zo noemden de Leeuwarders na 1691 de niet meer in gebruik zijnde paro chiekerk van Nijehove, toen die tot een giethuis werd bestemd. In dit giethuis werden voorname lijk klokken gemaakt. Alleen al voor Friesland zijn er in het klokhuis in een periode van on geveer een eeuw meer dan honderd klokken gegoten. In 1765 is het Klokhuis afgebro ken en daarmee verdween ook de laatste tastbare herinnering aan de kerk van Nijehove. Het Oranjeklooster waren zes tien woninkjes rond een bleek veld in de Boterhoek - het hofje dankte zijn naam aan het huis de Oranjeboom, er vlak bij. In 1859 heeft de Israëlitische Ge meente het Oranjeklooster aan gekocht en er het Hofje Goo zen van gemaakt. Het Hof van Friesland was vroeger een logement aan de Tweebaksmarkt tegenover de Kanselarij. Een reisboek van 1689 spreekt over het Hof van Friesland als een logement met "vele groote kamers en civil tractement". Het logement is natuurlijk genoemd naar het Hof van Friesland, het hoogste rechtscollege, dat tot 1811 in de Kanselarij resideerde. De Drie Kramers heette een kroeg in de Foxsteeg, die gelo pen heeft evenwijdig aan de Eewal tussen de Grote Hoog straat en de Minnemastraat. De Drie Kramers had een uithang bord met dit fraaie vers: "Die hier wil drinken en wil borgen - Die koom morgen - Want he den is't een dagh - Dat ik niet borgen magh". Oosterburg is een andere naam voor Oosterbuurt. De Oosterburg of Oosterbuurt is sedert 1852 ontstaan achter de Oostersingel. Andringahuis heette om streeks 1580 een hoekhuis bij de Blokhuispijp. Ook in de Gro te Kerkstraat heeft - op Cam- minghahorne - een Andringa huis gestaan. Dan was er in vroeger tijden onder de rook van Leeuwarden nóg een An dringahuis, waarvan de plaats evenwel voor latere geslachten onbekend gebleven is. De Magere Weide was de aan duiding van een boerderij met weiland ten noorden van het Schapedijkje en ten westen van de straatweg naar Stiens. In stukken van 1534 is er al spra ke van "die Magerweyde". De naam blijft bewaard in het sport terrein, die hier nu is aan gelegd. Het al lang verdwenen toegangspoortje tot het Joodse Hof Goozen in de Boterhoek. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) Van een bevriende relatie ont ving ik een aantal oude num mers van ,,'t Kleine Krantsje", om te sneupen. Een aangena me bezigheid. Al het tweede exemplaar dat ik doorbladerde zorgde voor een verrassing. In nr. 8 van de eerste jaargang kwam ik een artikeltje tegen geschreven door IJ. K. Tamminga. U raad het al, dat was de vader van ondergete kende K. IJ. Tamminga. Maar de verrassing was nog groter. Het was n.l. geschreven en afge drukt in het Fries. Misschien het enige Friese artikel dat ooit in het Hollandstalige blad is ver schenen. Het was een reactie op een arti kel uit een vorig nummer, dat handelde over opmerkelijke Leeuwarders. Met name schrijft vader over de figuur Jentsje Tit. Deze bezocht af en toe de kerk diensten in de Gereformeerde Noorderkerk in de Grote Kerkstraat. Thans het kerkge bouw van de Ger. Kerk Vrijgemaakt. Ik herinner mij die bezoeken ook nog heel goed. Hij kwam meestal wanneer de dienst al aan de gang was, soms halverwege, ook wel als de dienst bijna was afgelopen. Hij bleef altijd achter in de kerk staan. Kreeg soms, volgens vader, wel een stoel aangebo den door de koster. Voor het einde was hij de kerk al weer uitgeschuifeld. Dit is eigenlijk een aanloop om iets te schrijven over onze kerk gang naar de Noorderkerk. Wij gingen in die tijd n.l. met paard en rijtuig. Auto's waren er toen, zo omstreeks 1920, nog bijna niet. En met een gezin met jonge kinderen op de fiets viel ook tegen. Wij woonden, dat schreef ik al eens aan het Keegsdijkje, nu de hoofdingang naar de vliegbasis. Helemaal lopen was (te) ver. Ons eerste rijtuig was een z.g. "kapwein" of "ferdek". Dit was een overdekte wagen (ferdek) met twee zitbanken achterel kaar. Je kon alleen voor instap pen en degenen die op de ach terste bank moesten zitten, moesten over de voorste heen klauteren. Later toen het gezin groter werd, werd ook een gro ter rijtuig aangeschaft, een z.g. brik. Zo'n brik is ook overdekt. Heeft ook een voorbank. Maar twee achterbanken en dan aan de zijkanten. Voor- en achter banken zijn gescheiden door een glazen wand. Een raam eigenlijk. Bij mooi weer kan je dat ook laten zakken. Zodat fris- (Vervolg op pag. 8) HOF BptÖEH

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 5