WE HEBBEN WAT AFGELACHEN THUIS 'T KLEINE KEANTSJE De twintigste eeuw in ons Leeuwarden Wij verzekeren alles wat waardevol voor u is. Friesland Bank Assurantiën VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 9 De stad is een stoer standbeeld rijker: een levensgroot en uit brons vervaardigd paard. Het is gestald op de Nieuwestad als een geschenk van Koopmans Koninklijke Meelfabrieken B.V., die vijf jaar geleden een eeuw bestond. Het beeld is gemaakt door de in Leeuwarden geboren Amsterdamse beeldend kunste naar Auke Hettema, die ook het Verzetsmonument in de Prinsentuin en de Elfstedenrijder aan de Heliconweg vervaardigde. (1981) Het kan niet missen; hier krijgen de Leeuwarders een rare smaak van in de mond. Er zijn nu nog altijd pri- vaattonnen in deze gemeente... Op de eerste januari waren het er welgeteld 11242. (1948) Er ontstaat een heel bijzondere vereniging onder de veelzeggende naam "Levensvreugd". De organisatie stelt zich ten doel aan speciale wensen en hobbies van langdurig zieken te voldoen. De eerste, enthousiaste, voorzitter is meneer J. J. de Ring. (1959) Een heel vreemd gezicht: de Schaverneksgracht zon der water. De hele ruimte tussen het Groot en het Klein Schavernek is leeggepompt om de beide wal muren te kunnen verbeteren. (1979) Er komt een fusie tot stand tussen de vroegere lagere scholen 15 en 16, de Coornhertschool en de Leeuwerikschool. De gefuseerde scholen ontvangen een nieuwe naam, "Vosseburcht". (1991) Bommen op Leeuwarden! Vier doden zijn er te betreu ren, nadat een vliegtuig bommen heeft geworpen op huizen aan de Julianastraat en de Willem Lodewijkstraat. (1942) De Landbouwwinterschool verhuist van het Jacobijnerkerkhof naar een nieuw gebouw aan de Vredeman de Vriesstraat. (1917) Een sterk stukje in oorlogstijd valt er te noteren, wan neer de Knokploeg Leeuwarden onder leiding van de verzetsman Krijn van den Helm uit het door de Duitsers bezette gebouw van Gerzon aan het Ruiterskwartier de Karthotheek ontvreemdt met belangrijke persoonsregi straties. (1943) Vier en twintig vertegenwoordigers van landen, waar heen Fries vee wordt geëxporteerd, zijn te gast bij ons provinciaal bestuur en het jubilerende Fries Rundvee Stamboek. Zij maken een ongewone tocht door de stad en wel in een colonne van in totaal vijf en dertig Friese sjezen. De berijders van de sjezen zijn allen in Fries kostuum gekleed. (1959) Het Zuiderplein krijgt een geheel ander gezicht. Op de plaats waar eens de bescheiden huisjes van de Smidsbuurt stonden, verrijst nu een machtig flatge bouw, dat, hoog opgetrokken tussen de Hollanderdijk en de Schrans, het gehele plein lijkt te gaan beheersen. (1986) De gemeenteraad besluit de smalle Peperstraat te ver breden. De gehele zuidelijke wand van de straat moet verdwijnen. Daardoor gaan er ook verschillende winkel bedrijven verloren. Mogelijk worden later ook nog de smalle Oude en Nieuwe Oosterstraten breder gemaakt. (1930) Op de pijp bij de Korfmakerstraat wordt het door Suze Boschma-Berkhout gemaakte beeldje van Mata Hari onthuld. Mata Hari, de artiestennaam voor de in Leeuwarden geboren Greetje Zelle is in 1917 als spion ne door de Fransen gefusilleerd. Ten onrechte, is er wel beweerd. (1976) Ik denk niet dat het bij alle kin deren zo is, maar wat hebben wij (de gebroeders Sip en Jelle) wat afgelachen, wij tweeën. Niemand mocht het merken, de geheimzinnigheid gaf 't nog een extra kick, want dan zouden ze willen weten wat er nóu wéér is. En hoe kun je dat uitleggen aan volwassenen, die alles nog moeten leren. Soms, vaak op zaterdagmor gen, kwam de heer Bakker Overbeek bij ons, hij vertegen woordigde het bandenmerk Continental. Een vriendelijke man, een lachebek, iemand die het discours van Vader op waar de wist te schatten. Hij was één van de mensen die boven kwa men om koffie te drinken en de lachsalvo's waren niet van de lucht. Mijn broer en ik wisten er het fijne niet van, maar deze man met zijn deftige dubbele naam zei dingen, die wij anders nooit hoorden. Hij zei bijvoor beeld "Hoe bestaat het!" en "Wie heeft dit ooit op de viool horen spelen!" Ongezien pro beerden mijn broer en ik deze gezegden te imiteren, compleet met mimiek. Met alleen elkaar als publiek Wij lachten ons dan een ongeluk. Mensen als Buziau, Pisuisse en Louis Noiret verbeeldden zich natuur lijk wel eens wat, maar zo wij moesten lachen is het geen Harmonie-zaal gegeven. Ten slotte zeiden wij dan tot elkaar: "Bent u nou heiendal gek wur- ren?" Natuurlijk met bijpassend gezicht. Ook trachtten wij elkaar de loef af te steken met zagma- niertjes, opgedaan op straat, uit jongensboeken of op de radio. Het gekste vonden wij wel de ons omringende volwassenen. Zó lollig kon je nooit wezen, of zij wisten het beter! Als Vader bij het eten zei: "Goeie soep, jon- ges!" dan zeiden mijn broer en ik dat nog een paar weken, te pas en te onpas. Vooral te onpas! Iemand uit een andere landstreek zei mogelijk: "Ge kunt er mee lachen!" dan gaf mijn broer het één en ander ten- beste en zei dan "Hi-hi-hi, ge kunt er mee lachen!" Dat hi-hi-hi had hij trouwens uit een Indianenboek dat ik zelf ook had gelezen. Dan kun je het ook plaatsen, nietwaar, wat je broer er zo aardig aan vindt. Als Moeke iets van ons gesmiespel bemerkte. Moeders zijn scherp, zei ze wel eens: "Tigtwatraa's". Ze vond ons raar en dat was eigenlijk ook zo. Wij beduidden elkaar dan zonder geluid: "Skei us uut te lekschooien!" Een heel klein paardje voor de schillenkar noemden wij een "ons-soep vlees-voor-de-wagen!" En als mijn edele broeder dat ten beste gaf op zijn befaamde declamatie-toontje, dan lag ik geregeld in katzwijm. Zoals veel kinderen was hij een meestertje in lichaamstaal en als Vader in de werkplaats een accu aan de gelijkrichter had staan zei Pa telkens: "Voorzichtig, jongens, kom daar niet in de buurt!! "Mijn broer sloop dan iets in die richting en begon te fluisteren met referte tot de eventuele dodelijke stra ling die het ding mocht opleve ren. Woorden als bijvoorbeeld "onraad" en "gespuis" werkten geweldig op onze verbeelding. De namen van de tjalken en vrachtschepen die door de sin gel voeren, vlak voor ons huis langs, waren ook een bron van geestig genot. Dan stond er wel eens op 'Tijd is geld" en dan keken wij in de klok of daar ook centen lagen. Of "Nooit Volmaakt" en wij loeiden dan: "Wat is het hier weer een rót zooi!" Het op plechtige toon iets zeggen viel bij ons beiden bij zonder in de smaak. Met gelijk bloed begrijp je direct alles van elkaar. Bij Bakkerij van den Berg aan de Voorstreek stonden mooie teksten op de fraai-betimmerde wand: "Paarlen, juwelen, noch schatten zo groot, kunnen ver vangen 't onmisbare brood!" Als Sip dat zei schoot ik altijd vol. Bij de kapper op de Zuidergrachtswal stond op de kapstok "Men kent de vogel aan zijn veren en een nette vent aan zijn kleren!" of zo iets. Mijn broer kon dat zó mooi zeggen als hij weer eens onder de modder zat. Vader had schoenen gekocht van een merk dat ik nu vergeten ben, maar ik kan me herinneren dat op de doos stond (ik kon geen letter met rust laten): "U loopt op rozen!" Mooie tekst, knap bedacht hoor!! Maar als bij Holland- België een speler werd gevloerd zeiden wij ook deftig: "Ziezo, die loopt óók op rozen!" En 's win ters zeiden we vol mededogen tegen elkaar, sprekend over Mercurius-op-de-fontein: "Wat sal die kerel het koud hewwe!" Inderdaad, wat konden wij beter doen dan thuis zijn met af-en- toe een dom grinnikje. Hier brandde de kachel! Moeke, die als goede Friezin bij verzoeken in de derde persoon sprak zei dan: "Wil Jelle wel even wat kolen halen!" Dan moest ik met de kolenkit naar de "achterste zolder" om kolen te scheppen en Sip zat dan genotterig te knikken dat het mijn beurt was. Maar als het zijn beurt was, zei hij: "Gaast even met?" Het was inderdaad ook gewel dig donker, maar het was wel meten met twee maten van zo'n jonkje. Tóch ging ik dan maar weer met hem mee. Ik leek dan een geweldige goeierd, die met zijn broertje mee ging om kolen te halen op een plaats waar een dief te voorschijn kon sprin gen. Maar vergeet ook niet hoe koud het in de kamer had kun nen worden zonder brandstof voor de kachel. Dan zou ons het lachen vergaan zijn en dat was voor twee rotjongetjes nóg erger dan de jammertocht in het donker, ter verkrijging van voed sel voor de kachel: "Je brüie tout l'hiver, sans m'éteindre!" stond er op. Ik brand de hele winter, zonder moe te worden!) Ja, dat kwam goed uit, want mijn goede broer en ik lachten ons het hele jaar een kriek, zon der óók óóit moe te worden! Ter Apel Jelle Vening Verzekerd onder vertrouwde vleugels Friesland Bank Assurantiën, Zuiderstraat 2 Leeuwarden. Telefoon (058) 299 48 99 Fax (058) 299 47 38

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 9