FAMEUZE SCHAATSCRACK UIT DE VORIGE EEUW pagina 16 Wanneer iemand in een gezelschapje Nederlanders namen noemt als Evert van Benthem, Reinier Paping of Jeen van den Berg weet natuurlijk'iedereen onmiddellijk wie hier wordt bedoeld. Ach ja, natuurlijk, dat waren allemaal winnaars van de Friese Elfstedentocht! Ook aansprekende figuren als Jan Uitham, Erik Huizebosch en Dries van Wijhe, die de tocht zelf niet wonnen, maar er wel een grote rol in speelden, zul len direct worden herkend. Maar wanneer we, tegelijkertijd, beginnen te pochen over een man als Douwe Hantjes Joustra, zal het hele gezelschap het voorhoofd fronsen. Douwe Hantjes Joustra? Wie heeft daar nou ooit van gehoord? Wel, de Fries Douwe Hantjes Joustra was al evenzeer een crack uit de roemruchte historie van de Elfstedentocht, maar dan een uit de vorige eeuw. Tussen 1848 en 1871, toen de huidige Vereniging De Friesche Elf Steden nog lang niet bestond, maar er toch al "indivi duele" elfstedentochten werden gereden, die bij veel mensen in hoog aanzien stonden, vol bracht Douwe Hantjes Joustra de monstertocht niet minder dan driemaal wat in die tijd als een kolossale prestatie kon worden beschouwd. APARTE FIGUUR Bovendien onderscheidde deze aparte figuur zich wel heel bij zonder door al zijn schaats- avonturen op schrift te stellen en wel zo boeiend, dat het een lust is om ze nog eens te lezen. Douwe Hantjes Joustra werd in Baard geboren in 1816 en hij werkte in zijn jonge jaren als knecht bij de boer. Na zijn huwelijk in 1839 werd hij winkel man in zijn geboortedorp. Hij hertrouwde na het overlijden van zijn vrouw en werd toen boer op Glinstra State in Dronrijp. Op z'n oude dag naar Franeker verhuisd, overleed hij daar in 1898, bijna twee en tachtig jaar oucf. In 1848 reed Douwe Hantjes Joustra zijn eerste tocht met de veehouder Klaas Siemons de Jong uit Huins om, zoals hij zelf schreef, "aan te toonen, dat ik een liefhebber van schaatsenrij den ben". Maar goed en wel weer thuis leek het hem wel wenselijk de prachtige prestatie, die de heren in precies zestien uren geleverd hadden, wereldkundig te maken: "De Maandag den 24 Januarij was het hardrijden van de mannen op Schaatzen te Leeuwarden daar reed ik ook heen en liet de Heereh mijn bewijzen van zaterdag eens zien Jawel dat was goed en moest na afloop van de Hardrijderij in de Corant dat heeft gestaan in de Provinsiale Vriesche Corant van Donder dag 27 Januarij 1848". Op zaterdag 16 januari 1864, toen hij al in Dronrijp woonde, besloot Douwe Hantjes Joustra voor de tweede maal de elf ste den van Friesland op een dag op de schaats te bezoeken en nu had hij vier metgezellen: z'n nog maar 16 jaar oude zoon Klaas Douwes Joustra, de 33- jarige schipper Foppe Annes Wierdsma uit Dronrijp en de broers Anne Doedes Boersma, 31 jaar en veehouder te Dronrijp en Fetse Doedes Boersma, 28 jaar en koopman te Baard. Intussen had Douwe Hantjes Joustra zich - ook zonder deze schaatsprestaties op de super Tweemaal Douwe Hantjes Joustra op latere leeftijd: een man met een mooi ringbaardje. (Foto's Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) lange baan - al leren kennen als een schaatsbezetene van een zeer bijzonder soort, als een vooruitstrevende figuur, leergierig en weetgierig, geest driftig voor de spectaculaire nieuwigheden van zijn tijd. Toen in 1839 de trein ging rijden van Amsterdam naar Haarlem trok Douwe Hantjes Joustra met de diligence naar de hoofdstad om zelf de eerste treinreis in Nederland mee te maken en het was net wat voor Douwe Hantjes om het spoorkaartje mee naar huis te nemen - Goed bewaren schreef hij er op, heeft later waarde. Ook maakte Douwe Hantjes Joustra zomaar eens een reis naar Londen, maar net in 't hei- telan teruggekeerd begon hij alweer te denken aan het maken van nieuwe schaatstoch ten. Het kon ook geen winter worden of Douwe Hantjes moest de eerste zijn, die bij Dronrijp over het nog zwakke ijs van de Harlinger Trekvaart liep: het was niet best, wanneer hij merkte dat een ander het eerder had gewaagd dan hij - daarom ook kroop hij er vaak overheen: als hij de eerste maar was! BIJ DE NEUS Maar eenmaal hebben de Dronrijpsters de eigenzinnige boer van Glintra State bij de neus genomen door twee laar zen aan lange stokken te bin den en zo fraaie voetsporen te maken in de verse sneeuw op het beslist nog niet vertrouwde ijs. Werkelijk aangetast in z'n eer wou een drieste Douwe Hantjes vol bravour de voet stappen van z'n voorganger vol gen, maar amper anderhalve meter van de wal zakte hij al door het ijs en werd hij nat tot z'n nek... In 1871, toen hij al vier en vijftig was, maakte Douwe Hantjes Joustra nog eens en nu voor de derde maal een Elfstedentocht en ook bij deze rit waren zijn zoon Klaas en de schipper Foppes Annes Wierdsma van de partij - zij reden de tocht nu dus voor de tweede maal. Daar ik twee maal in een dag de elfsteden van Vriesland op Schaatzen had bezocht wou ik het nog eens doen. Voor de derde maal schippersregt. Wij reden smorgens 41/4 van Dronrijp af na Leeuwarden waar wij om 5 uur waren vandaar na Dokkum wagr wij om 61/2 uur aankwamen toen terug naar Leeuwarden daar kwamen wij om 8 uur weer. Zon kwam even op bij Elzinga aan wat wij ook Dokkum hadden gedaan om de handteekening van de Kaste leins dat wij bij hen waren geweest en op welk uur van de dag toen weer op reis naar Sneek waar wij ongeveer 10 uur aankwamen even bij Bokma aan en voorwaarts naar IJlst om 101/2 uur even een romer vol en bewijs mars weer naar Woud send naar Sloten waar wij 111/2 uur waren bij de Jong even aan- steeke handteekening en voor waarts weer, toen reden wij door Balk bij kippenburg langs Kolderwolde naar Staveren waar wij 13/4 uur aankwamen even aansteeke bewijs en mars naar Hindelopen daar wij 23/4 uur waren even aan bewijs en oppe loop weer naar Workum daar waren wij te 31/2 uur een hapke en bewijs weer op de loop naar de Bolswarder olie koeken daar kwamen wij te 41/4 uur aan wat gebruike bewijs vraage betaale en vandaar naar Harlingen waar wij ongeveer 6 uur aankwamen kop koffij bewijs of handteekening en voorwaarts naar Franeker daar kwamen wij te 7 uur aan daar hebben wij ons wel een half uur opgehouden omdat het de laat ste stad was ons gelach betaale bewijs vraage en toen naar Dronrijp daar kwamen wij te 81/4 in de Posthoorn bij Jan Terpstra aan de reis volbragt nog onvermoeid dat getuigden de Heeren van ons die bij Terpstra waren, ik kon nog wel naar Dokkum diezelfde Avond, wij hadden 16 uur op reis geweest daar 20 minuten af voor pleisteren en dat 12 maal dat is 4 uuren dat is in ieder stad 1 uur en 5 minutten door elkan der het is bepaald langer dan 36 uuren gaans als men diezelfde weg loopen zou. Tot op hoge leeftijd liet de Elfstedenkampioen Douwe Hantjes Joustra zich door iede re winter met ijs het hoofd op hol jagen en hoe hoog hij de kunst van het schaatsen schat te blijkt treffend uit zijn verslag van een bezoek in 1885 aan de Internationale hardrijderij op de Groote Wielen bij Leeuwarden - dezelfde plas, waarop in 1963 de finish van de twaalfde geor ganiseerde Elfstedentocht zou -zijn. Na deze wedstrijd keerde Joustra met zijn makker schaat send naar huis terug: het weer werd slegt diezenig hard waaje en koud en buijig en tegen de wind op, maar wij- reden achter elkander stadig aan en kwamen rijdende te huis, zeer velen liepen van de Wielen af de straatweg naar Leeuwarden en spoorden van daar naar huis maar dat was ons te min, dat jongeswerk Kakelaken ik heb gezegd. Toen Douwe Hantjes in datzelf de jaar in een Ingezonden stuk je in de krant nog eens wat van zijn drie succesvolle Elfsteden tochten vertelde, sprak hij van een tochtje en vroeg hij de redactie hem niet te verdenken van opschepperij: Acht Ge 't de moeite waard, zet het dan in Uw Courant, maar neem het niet als grootspraak aan. Ik deel het U slechts mede, omdat ik een oud liefhebber van die uitspanning ben. HOOFDSTUK APART Zo schreef de drieste doordou wer Douwe Hantjes Joustra dus door het driemaal volbrengen van de monstermarathon een hoofdstuk apart in het verhaal over de pre-historische Elfstedentochten en werd hij, in zijn tijd, al evenzeer een groot kampioen als de cracks van wie iedereen zo de namen wel weet. Maar nogmaals, de naam van Douwe kent niet één, want toen hij uitblonk bestond nog niet de Elfstedengekte, die we nu, anno 1997, als doodgewoon beschouwen. FENNO L. SCHOUSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 16