BIJ DE PUT: LEUKSTE STUKJE VAN ONZE OUDE STAD 'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEENpagina 6 Als ik aan mijn kinderjaren denk verschijnt vaak voor mijn gees tesoog de Put, het oudste stuk je van onze geliefde stad. De Put, die zo prachtig versierd was ter gelegenheid van het 500-jarig bestaan van Leeu warden. Wij woonden toen op de Oostersingel (no. 66) en mijn broer en ik mochten soms met vader mee naar de zaterdag- avondmarkt op de Nieuweburen en vlees kopen in de Breed- straat. Vader droeg altijd zo'n pet die de piloten, van de Uiver op hadden (Melbournerace) met het insigne van de KNAC, als het koud was had hij de han den in de zakken van zijn leren jas. Bij Geestman op de Tuinen kostten de gebakjes vijf cents maar daar hield hij niet van, dat was meer iets voor vrouw en kinderen. Wel lustte hij graag bittere, echt bittere chocolade, verkrijgbaar bij Taconis. Schuin daar tegenover op de hoek van Tuinen en Voorstreek kocht vader wat sigaren van vijf cents per stuk in dozen van tien. Ritmeester meestal (de lege dozen kreeg ik van hem en ik heb ze nog!). ONMISBARE VORST Dan liepen wij door de Sacramentsstraat langs de Synagoge naar slager de Wilde of Efdé, mensen die ons kinde ren voorzagen van een onmis baar stukje worst. Vis haalden wij bij de Viswinkel van Schaaf, prima hoor! Bij Lubinski op de Nieuweburen kocht vader dan galletjes, kleine kadetjes die zeer hard gebakken waren. Vlak daarbij was het gebouw Irene waar wij ter zondags school gingen, onze tekst moesten opzeggen waarvan we niets begrepen en dan een plaatje kregen. Velen zal het vreemd in de oren klinken maar die teksten komen opdagen in je hart als het in je leven gaat stormen. Zij vormen dan steun voor het hart dat geweld wordt aangedaan. Eén van de zon dagsschoolmeesters (hij was kolenhandelaar) vertelde mooie verhalen die hem zelf ook zeer ontroerden, je kon dat zien aan zijn ogen. Een zondagsschool juf kon er ook wat van, ze stond bij Hakse in de winkel op het Noordvliet, dicht bij de Oostersingel. Vader was een uitstekend koopman, hij ging graag naar de markt op de Nieuweburen, waar men - zo placht hij te zeggen - geen bloeddorstige prijzen had. De heerlijke geur van appels in de herfst, die lagen uitgestald, is me altijd bijgebleven, het dif fuse licht van de straatlantaarns evenzeer. Wij stonden ook altijd even bij de viskraam van Rijk Paling, een klant van vader. Het was een grote man met een bril op, die kon roepen met een stentorstem. KWINKSLAGEN Als hij ons aan zag komen glun derde hij, tuk op de kwinkslagen van mijn vader, die de ouwejon- genstoon altijd precies wist te raken. Hij zette dan het bijpas sende kopke, bestelde paling, kreeg van Rijk ook nog één op de koop toe en betaalde. Ik weet ook nog van een keer dat de standwerker Kokadorus er stond met een geweldige partij paraplu's die voor enkele cen ten per stuk van de hand gin gen. Het waren paraplu's die passagiers hadden laten liggen in de trein. Een man met twee dehands boeken groette altijd met "bezjoer" en "saluut" in plaats van met "Gojel", zoals het hoort. Hij vond zichzelf nogal schrander, vond alles wie des en "nogal logisch". Ik kocht liever een boekje bij Zuiden dorp, ook ergens bij de Put, hij werd nooit moe van je als je aan het zoeken was. En dan... met ferme passen en volle tassen op huis aan. Moeke was dan zo blij, haar mooie lieve gezicht straalde dan van dankbaarheid voor zo veel boodschappen. Met haar kleine handen borg ze alles op waar het hoort. Ik heb ook eens een turf gevonden op de wal van het Zuidvliet, het was in de oorlog, daar was ze ook zo blij mee. Niet om de turf, ja ook wel een beetje, maar omdat ik er aan gedacht had haar te verrassen. Maar dat begreep ik toen natuurlijk nog niet. Zoals ze toen keek! Ik ben er zeker van dat mijn huisvader denkwijze daar nog van afstamt. REUZE FEEST En na het eten gingen wij dan, - in mijn herinnering is dat zo - naar de radio luisteren. Voor de VARA had je dan Peter Pech, een man die de wonderlijkste dingen beleefde als je hem geloven mocht. Vader stak een Ritmeester op (of Aida, Velasques, Vossen Breuers of "Er is maar één Karei I"). Het sigarenbandje kregen mijn broer en ik om de beurt. Op straat teisterden wij het sigaar- minnende publiek ook. Op dins dag had je natuurlijk de Bonte- bonte-bonte dinsdagavondtrein met Snip en Snap. De als dames verkleden heren hadden de gemeenste opmerkingen aan eikaars adres en heel Nederland genoot dit met volle teugen. Soms op zondagmiddag Hol- land-België en wie maakte daar weer een fraai doelpunt, ik natuurlijk. Een grammofoon hadden we ook met "Heb mede lij, Jet, is er voor mij dan geen plaats in bed" en "Twee ogen zo blauw, één van je dienstmeid en één van je vrouw". Moeke keek dan altijd wat stijfjes, zij was zo iemand die zei van "blinder" en "belatafeld", in plaats van "blik sem" en "belazerd". Als de radio zong van ,,'k Ben in Parijs geweest, 't was er een reuze feest, 'k Heb er een malle mots gezien, 'k Heb er gedanst met Jozefien", kon het ook zijn dat ze slappe lach kreeg. Speciaal als beppe bij ons logeerde, moeder en dochter konden dan lachen dat ze paars aan liepen. Soms hoorde je ook een liedje over "comestibles en grutten", het was de familie van Tutte. Vader hield net als mijn broer en ik veel van draaiorgel uitvoeringen en toen ik later in Amsterdam woonde begreep ik ten volle waarom. Als we nu nog wel eens bij het graf van mijn ouders toeven, er bloemen heb ben gelegd, dan gaan mijn gedachten terug naar die kin derjaren. Wat waren het gewel dige mensen, die een dubbeltje tussen de centen wisten te vin den door hard te werken en tevreden te zijn. Daar op het Skapediekje zie ik in dat ze vor sten waren op hun vierkante meter. Mensen die niet klein te krijgen waren, niet eens door een gewetenloos wrede bezet ter. Toen ik onder moest duiken was ik al geen kind meer, met achttien jaar viel je ruimschoots in de prijzen. We hebben het allen qeweten, ook daar bij de Put!!! Ter Apel Jelle Vening BIJ HET OUDE SCHILKAMPEN De Put, die zo prachtig versierd was bij het vijfhonderdjarig bestaan van onze stad... (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 6