DE OUDE
BINNENSTAD
Anecdotes
van het
DE CROATS KRAKTE
JAN PETERS
EN HET LOO
LYDIA BOM
GEDENK
STEEN PIETER
JELLES
BIJNAMEN
VOOR FENNO SOHOUSTRA EN DE WIJDE WERELD OM HEM HEEN
pagina 12
Mevrouw Braaksma uit de Breedstraat, een van de laatste winke
liers (in groente) (Foto collectie Fenno Schoustra)
Winkelen in de binnenstad
van Leeuwarden betekende
vijftig jaar geleden voor de
een nieuwe jurken bewonde
ren bij Gerzon op de Nieuwe-
stad of wat degelijker bij P.S.
Bakker op de stille kant. Het
was voor de ander in de Oos
terstraat naar de bazar van
"Wanda bezocht, koopjes
gekocht", waar mevrouw
Wanda als de eerste opge
maakte vrouw van Leeuwar
den achter de toonbank
stond. Naar Auke Ftauwerda
op de Westerplantage, die
toen al alles had of naar zijn
broer Ype Rauwerda op de
Bredeplaats om klompen.
Het betekende door V&D
slenteren en bij Covers op
het hoekje van de Peper
straat stof kopen voor een
nieuwe jurk. Bij Max Cohens
"Gelukskantoor" op het
Raadhuisplein waren de
loten te koop waarmee toen
ook al veel viel te winnen.
Kessler verkocht de eerste
croquetten op de Wirdumer-
dijk en voor een nieuwe pet of
hoed kon je naar Gustaaf de
Jong op de hoek van de
Voorstreek en de Sacrament
straat om dan ook nog siga
retten te halen een eindje
verderop op bij Frans Pink,
een man die alleen maar pin
ken had en daar vreselijk
goed alles mee kon doen.
Maar het hart van Leeuwarden
was voor mij toch de oude stad
in de straatjes rond Bij de Put
met de zaterdagavondmarkt op
de Nieuweburen. Alleen al in de
Breedstraat waren dertien sla
gers: lams- en varkens-, paarde-
en kosher. Er was een slager
met argentijns vlees, een met
alleen vet en spek. Er waren sla
gers met eerste-klas vlees en
slagers met rommel. Men zei in
die dagen zonder ijskast dat heel
Leeuwarden zaterdags het
"vleespantsje" voor de hele week
vulde in de oude stad. En wie dat
niet deed haalde vis bij De Bruin
in de Slotmakersstraat of bij
Schaaf in de Breedstraat.
Velen gingen vervolgens naar de
markt om sinaasappels te halen
bij Lollige Jehannes of groente
en ander fruit.
Er waren drie joodse bakkers in
de buurt op sabbath dicht maar
Lubinski en Granada en Beren-
De slagerij van Hessel de Wilde in de Breedstraat. Hier met de hele
familie op de foto. (Foto collectie Fenno Schoustra)
borgh verkochten op zondag
middag versgebakken melk-
brood. Jakob Velleman had zijn
manufacturenwinkel op het
hoekje van de Put en de Sacra
mentsstraat versierde elke drie
maanden een "Pats-Boem-Uit-
verkoop" wegens ingrijpende
verbouwing of uitbreiding, die
één keer bestond uit een nieuwe
deur in de wc. Op de markt werd
ook gebokst met bokking van
acht een kwartje of met gerookte
Nog een slager uit de Breedstraat: Jan Efdé.
(Foto collectie Fenno Schoustra)
paling of met appels en peren.
En zwangere vrouwen haalden
er zure bommen bij Jaap ten
Hoeve
Maandags begon eri eindigde
het straatmuziekgroepje van vis-
venter Sinnema, dat het Schel
viskoor werd genoemd, de rond
gang door de stad Bij de Put met
een vaste meute van jonge moe
ders met een kind in de wagen
en twee aan de rokken er ach
teraan.
Elke dag dat de zon scheen
zette Herman Wiener in de
Breedstraat 's morgens zijn
stoeltje buiten voor het kruide
nierswinkeltje van zijn vrouw. Hij
bleef er zitten en praatte met de
voorbijgangers tot sluitingstijd.
En wanneer aan het einde van
de week één van de drie slagers
De Wilde, Hessel samen met zijn
buurman Louis van Zalen
Schaaf zo bulderend lachte dat
je het Bij de Put kon horen, dan
hadden ze beide een goede
week gehad.
Dit Leeuwarden bestaat niet
meer en het Kleine Krantsje was
er voor diegenen, die aan dit
soort zaken met weemoed
terugdenken.
Dat zoveel joden uit die oude
stad voorgoed verdwenen zijn -
van de 665 Leeuwarder joden
hebben 114 de holocaust over
leefd - is triest en zelfs schande
lijk. En voor de rest is er nu een
ander Leeuwarden met studen
ten en verzekeringsconcerns,
met winkelketens en straatter
rassen, waar over vijftig jaar grij
ze koppen op hun beurt nostal
gisch aan zullen terugdenken.
Ype Schaaf (1930)
Jan Peters was een goed
vakman, maar een te groot
minnaar van alcoholica. Hij
woonde jaren in de Pöppe
buurt, een sober wijkje met
stenen en houten huizen aan
het eind van het Zuidvliet
Wie aan Peters vroeg waar hij
woonde, kreeg vaak als ant
woord: Het Loo. De grap was
dat Jan Peters vaak Het Loo
(Pöppebuurt) verliet om via
de Poppebrug zijn dorst te
lessen bij Ap(p)eldoom, zijn
stamkroeg. En Het Loo en
Apeldoorn liggen toch vlak bij
elkaar?
Lydia Bom uit de Pöppebuurt
was een bekende melkster op
de veemarkt. Gitzwart haar,
blozend gelaat, zeer volle
boezem. In vrolijke ogenblik
ken toonde ze een deel van
die boezem onder de woor
den: „Dit is het mooiste wat
een frouw hèt, Ik hew busten
als bommen."
Op 1 mei 1976 werd een
gedenksteen onthuld in het
gerestaureerde geboortehuis
van Troeistra. Toen Anne
Vondeling op het punt stond
het doek neer te trekken,
dromden de mensen naar
voren. Kamerlid Vellenga en
dominee Kalma, beiden ste
vig aan de lengte, bleven ach
ter en zouden het grote
moment missen. Volgens
Gehoord en Gezien (Leeuw
arder Courant) zei het kamer
lid tegen de dominee: „Sii ik
jo optille of tille jo mij op?"
De mannen van de los- en
laadploegen, die in vroeger
jaren bij de drie bruggen op
werk stonden te wachten
hadden kleurrijke bijnamen.
Zomaar een greep: Halve
Kracht, Houtene Sabel,
Mouwvesje, Panlatte, Nouga-
blokje, Ferskoven Fierkant en
de Skries. Soms wist men
hun echte namen niet eens...
Jakob Vellenga