GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot het Verslag ran Donderdag 13 Februarij 1868. De Raad der Gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat bij Raadsbesluit van den 11 April 1867 no. 6/3i is besloten, de gemeente naar de zijde van het stationster rein uit te breiden, en wel in de eerste plaats voor dat gedeelte, hetwelk binnen de in veranderde rigting te graven buitengracht is gelegen. Overwegende dat, zoowel om de aldaar ontworpen bouwterrei nen te kunnen aplancrcn, als ook om te voorzien in de behoefte van eenen nieuwen toegang uit het centrum der stad naar den uitleg cn verder naar het stationsterrein, de vrije beschikking over enkele binnen die bouwterreinen gelegene of daareangrenzende gedeelten gromls, en de wegruiming der zich daarop bevindende gebouwen, uitsluitend wordt gevorderd. Overwegende, dat de wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad no. 125) regelende de onteigening ten algemeenen nutte, het meest gcreede middel aan de hand geeft, om in dezen tot het beoogde doel te geraken. Gezien art. I der evengemelde wet van 28 Augustus 1851. Besluit Ten eersten. Als noodzakelijk te verklaren dal ten dienste der uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente naar de zuidzijde, en van eenen nieuwen toegang naar dien uitleg, als ook naar het stationsterrein, in het publiek belang cn ten name der gemeente Leeuwarden ten algemeenen nutte behooren te worden onteigend a. De opstal van den korenmolen Het Fortuin met het regt op den grond groot twee roeden vijftien vierk. ellen, waarop die molen tegen grondpacht is gevestigd, deelmakende van het ka dastrale perceel sectie B no. 1459, een en ander staande ten lame van Jan lJmes v. d. Laan en mede-eigenaren. b. De opstal der gebouwen aanwezig op het kadastrale per ceel der Gemeente Leeuwarden sectie B no. 1458, groot twee roe den negenenvijftig el, met het regt op dien grond, een en ander ten name staande van Siderius v. d. Meulcr. en mede-eigenaren. c. De opstal der gebouwen, aanwezig op het kadastrale per ceel der gemeente Leeuwarden sectie B no. 1460, groot eene roede dertig ellen, met het regt tegen grondi acht op negenenzeven tig vierk. ellen vijftig vierk. palmen tweeënveertig vierk. duimen van dien grond, een en ander staande ten name vau Maria Lu cia de Vries weduwe F. de Wahlc. d. Vijfentachtig vierk. ellen gronds, uitmakende het zuidelijk gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden sectie B no. 2063, staande ten name van Jhr. Mr. Willem Engelhart Engelen. e. Tien vierk. ellen gronds, met het zich daarop bevindende getimmerte, uitmakende het zuidelijk gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden sectie B no. 1983, staande ten name van mr. Jan Minnema de With. f. Eene roede zestien vierk. ellen gronds, met de daarop aan wezige gebouwen, kadastraal ingedeeld gemeente Leeuwarden sec tie B nos. 1346 en 1347, staande ten name van IJpe Thomas Visser, een en ander zooals op de bijgevoegde grondteekening door gekleurde onderscheiding is aangewezen. Ten ticeeden. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de goedkeuring Yan dit besluit van Ilooger Bestuur te vragen. Memorie van toelichting behoorende bij het besluit van den Raad der gemeente Leeu warden van den 1868, de noodzakelijkheid verklarende, dat ten dienste der uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente naar de zuidzijde, en van eenen nieuwen toegang naar dien uitleg, als ook naar het stationsterreinin het publiek belang en ten name der gemeente Leeuwar den ten algemeenen nutte behooren te wor den onteigend eenige perceelen in dat be sluit breeder gcuoemd. J)e behoefte welke zich in deze gemeente onderscheidenlijk heeft doen gevoelen aan terrein, geschikt om daarop nieuwe woonhuizen te stichten, en de zorg, niet alleen om in deze be hoefte te voorzien, maar ook om bij dien aan houw de noodige regelmaat in acht te doen nemen, hebben den Raad doen beslui ten, om voor rekening en ten name der gemeeute de terreinen aan te koopen, welke tusschen de bebouwde kom der gemeente en het stationsterrein zijn gelegen, voor zoo verre die aan par ticulieren in eigendom toekwamen. De Raad stelt zich voor deze terreinen, gevoegd bij die, welke reeds aan de gemeente waren behoorende, naar gelang der be hoefte, op gercgeldcn voet, tot het stichten van nieuwe gebou wen te benuttigen, of aan anderen af te staan, en heeft in de eerste plaats daartoe aangewezen dat gedeelte, hetwelk binnen de in veranderde rigiing te graven buitengracht is gelegen. Bovendien is een tweede toegang uit het centrum der stad naar meergemeld stationsterrein, welke tevens den uitleg met dat centrum in naauwere verbinding zal brengen, hoog noodzakelijk, en om een en ander in uitvoering te kunnen brengen, behoeft de gemeente de vrije beschikking over eenige perceelen gronds, die zich in handen van bijzondere personen beviuden, en in het besluit sub a tot en met f ziju aangeduid. De gronden toch sub a, 6 en c omschreven maken deel van den zoogenaamdeu stads zuiderdwinger, zijnde een deel der vroe gere verdedigingswerken, cn zijn onmisbaar, om het ten decle hooger gelegen bouwterrein d te kunnen aplaneren. De gronden sub d an e bedoeld zouden, indien zij niet aan de gemeente overgingen, puntige uithoeken vormen in- en alzoo misstand geven aan de kaai, welke langs de in veranderde rig ting te graven buitengracht behoort te worden aangelegd, ter wijl eindelijk de vrije beschikking over den grond sub aange wezen uitsluitend wordt gevorderd, om een regten doorgang uit het centrum der stad te erlangen naar de brug, welke de Raad zich voorstelt over de buitengracht aan te leggen, in verbinding met eenen nieuwen weg naar hei stationsterrein. De hoop bestaat, dat de voorafgaande poging om de te ont eigenen peiceelen bij minnelijke overeenkomst te krijgen, tot een goed resultaat zal kunnen leiden. Maar om, althans met opzigt tot sommige der eigenaren, aan de te voeren onderhandelingen klem bij te zetten, is de tegenwoordige maatregel zeer r.oodig. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot het Verslag van Donderdag 13 Februarij 1868. Nader Voorstel van de Raads-Commissie aan welke is opgedragen een voorstel te doen aan gaande het meer of min wenschclijke om de panden op den Wirdumcrpoorts- dwinger aanwezig en andere panden die bij de uitbreiding der gemeente noodig mogten zijn, door middel van onteige ning ten algemeenen nutte te verkrijgen, en dit wel met betiekking tot het inmid dels geven van uitvoering aan sommige werken der voorgenomen uitbreiding. De ondergeteekende leden van den Gemeenteraad te Leeu warden. Overwegende, dat aan den Raad is voorgesteld over te gaan tot de onteigening var. sommige perceelen, waarvan het bezit noodig is, voor de uitvoering van 's Raads besluit van den 11e April 1867, tot uitbreiding van de bebouwde kom der gemeen te binnen dc in veranderde rigting te graven gracht. Overwegende, «lat het tijdsverloop, hetgeen zal moeten verloo- pen, alvorens die onteigening zal zijn volbragt, dienstig kan worden gemaakt, om de gracht in veramlerde rigting te graven, en aan de gedeelten van het thans bestaande water, welke we derom worden aangevuld, door bezakking die soliditeit te geven, welke, afgescheiden van het funderingswerk, uitsluitend noodig is, om daarop tot het verrigten van arbeid te kunnen verkeeren, bouwmaterialen aai; te voeren enz. Overwegende, dat hiervan uitgaande, als «>ok om de scheepvaart niet telkens op nieuw te stremmen, bovenal aannemelijk is, om de nieuwe gracht dadelijk van af de Vallaatsbrug tot aan dc Wirdumerpoortshrug in hare geheele lengte in eens te graven cn af tc doen. Overwegende, dat uit het oogpunt van kosten hiertegen geen bezwaar kan bestaan, wanneer men slechts de werken tot aanleg van een nieuwe brug vooreerst tot den onderbouw bepale, en de nieuwe gracht alleen aan de binnenzijde van eene walmuur, en aan de buitenzijde van eene glooiwal voorzie. Overwegende dat «lit laatste mede het voordeel aanbiedt, dat «lie buitenzijde in het vervolg van tijd, naar gelang «Ier behoefte en der middelen, bij gedeelten kan worden bemuurd, even als zulks op de Graehtswal heeft plaats gevonden. nemen de vrijhei«l aan U voor te stellen lo. Om loopende de onteigeningsperiode, in den aanstaanden zomer- over te gaan tot het graven in veran«ler«ie rigting van «le gracht van af de Vallaatsbrug tot aan dc Wirdumerpoortsbrug, bet stellen in dezelve van den onderbouw voor «le nieuw aau te leggen brug in den weg naar het stationsterrein, en het maken van eenen walmuur aan «le binnenzijde. 2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen daartoe de noodige plans en begrooting te willen doen in gereedheid bren gen, en zoo tijdig aan «Jen Raad ter goedkeuring aan te bietlcn, dat met dc uitvoering in «le maand Mei kunne worden aange vangen. Aldus voorgesteld in dc Raadsvergadering van «len 13 Fc bruarij 1868. E. ATTEMA. E. JONGöMA. C. WIERSMA. Mijne 11 eer en Wij hebben «le eer U hiernevens, ter vaststelling aan te bicden het concept eener Instructie voor tien ontvanger dezer gemeente. De redenen, waarom wijziging «Ier bestaande Instructie voor dea Gemeente-ontvanger noodzakelijk en de vaststelling cener nieiwe Instructie wenschelijk is, zijl vermeld in de mede hierbij gevoegde Memorie van Toelichting, terwijl «laarbij, naar wij ver trouwen, tevens de aard en strekking der aangebragte wijzi gingen naar vcreisch zijn omschreven. Aldus uitgebragt ter Raadsvergadering van «len 13 Februarij 1868, door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden DIRK ZEPER. Be Secretaris De SWART. Concept-Instructie voor den Gemeente-ontvanger tc Leeuwarden. 1. Dc Gemeente-ontvanger moet alvorens zijn ambt te aan vaarden, eenen borgtogt stellen tot een waardebedrag en op de wijze als door den Raad zal worden bepaald. 2. Bij «le aanvaarding van zijn ambt neemt hij, op inventaris over dc gel«lcn, effecten, boekeu, registers en papieren, tot «le bediening behoorende, en stelt hij zich verantwoordelijk voor «le bewaring en weder uitlevering jegens Burgemeester en Wethouders. 3. Hij mag, buiten de betrekkingen, volgens de Gemeentewet met die van ontvanger o-ivereenigbaar, zonder vergunning van den Raad, gecne an«lere ambten of bedieningen waaraan bezoldi ging of geldelijke belooning verbonden is bekleeder., noch eenig beroep of nering uitoefenen. 4. Het ia «len Ontvanger niet geoorloofd eenige emolumenten te ontvangen, ook niet de zoodanige als vrijwillig mogten wor den aangeboden. 5. De ontvanger moet kantoor houden in een behoorlijk in- gcrigt lokaal, op zoodanige plaats binneD «le stad als ten ge noegen zal zijn van Burgemeester en Wethouders. Hij zorgt «lat het kantoor op iederen werkdag van 9 tot 1 uur, voor het publiek geopeml zij. 6. Hij moet de ambtenaren en particulieren, met wie hij ambtshalve in aanraking komt, met voorkomenheid behandelen, hen zoo noodig voorlichten en teregt helpen, en toezien, dat dit eveneens worde in acht genomen door het personeel ten zijnen kantore werkzaam. 7. Behoudens het bepaalde bij het 2e li«l van art. 116 der Gemeentewet en bij art. 22 dezer instructie geeft hij, zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders, aan niemand, wie het ook zij, inzage, afschriften of uittreksels van- of uit eenige registers of stukken betrekkelijk zijn beheer. 8. Hij is, omler toezigt van Burgemeester en Wethouders, belast met de goede bewaring der registers en verdere stukken of bescheiden, het archief var. het kantoor uitmakende. De brie ven, staten eu verdere losse stukken verzamelt hij in paketten, op welker omslagen, behalve de inhoud, wordt aangewezen het nommer, waaronder ze op den inventaris voorkomen. 9. Hij mag, zonder verlof van «len Burgemeester, niet buiten «le gemeente vernachten. Tot eene afwezigheid van langer dan acht «lagen, behoeft hij «Ie toestemming van Burgemeester en Wet houders, en van langer «lan veertien dagen die van den Raad. 10. Hij is belast met «le ontvangst, het bewaren en uitbeta len der gelden van «le gemeente, met uitzondering van die, waar van het beheer speciaal aan anderen mogt ziju opgedragen. 11. Hij zorgt, «lat de hij hem te ontvangen gelden waarvoor termijnen van betaling gesteld zijn, vóór of op de bepaalde ver schijndagen worden betaald. Nalatige pachters, collecteurs of huurders moet hij terstond eene 'ouitcngercgtelijke aanmaning doen toekomen, terwijl maan delijks of, wanneer uitstel voor de gemeente nadcclig zou kunnen zijn, terstond, door hem aau Burgemeester en Wethouders eene opgave wordt gezonden van allen die nalatig zijn gebleven in het opbrengen of storten der door heu verschuldigde gelden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1868 | | pagina 5