44 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden1872. hem uit te brengen stemhad eindelijk eene vaste opinie ver kregen en zou nu uit volle overtuiging het voorstel van burge meester en wethouders aannemen. Dat lid vestigde de bij zondere aandacht er opdat de opheffing van de stad Groningen als vesting nog slechts eene kwestie van tijd mogt heeten en eerlang wel een feit zou zijn gewordendat in dat geval het ge meentebestuur van Groningen niet zou draleneene groote veemarkt bij het spoorwegstation aan te leggendat aan die markt hoogst waarschijnlijk boven die te Leeuwarden de voor keur zou worden gegeven inzonderheid door de kooplieden uit Duitschlanddat sedert geruimen tijd grootendeels het vee uit Nederland trekt. Ook en vooral met het oog hieropmoest men alles doen, om de eventuele concurrentie van Groningen met Leeuwarden op dit punt te verminderen en den belangrijken veehandelaan deze gemeente verbonden te behoudenja zoo veel mogelijkdoor het stichten van eene ruimedoelmatig ingerigte en geschikt gelegen veemarkt, te doen toenemen. De bestrijders van het voorstel verlangden op sommige der geopperde stellingen en beweringen niets af te dingenmaar waren van oordeeldat de gewenschte toestand evenzeer zou kunnen worden verkregenbij het volgen van het primitieve plande uitbreiding en verbetering der bestaande veemarkt. Verlies van het zoo fraaije plein vóór het paleis van justitie, dat almede bij sommige voorstanders zwaar woogwas bij die uitbreiding nog niet te duchtenindien men slechts de vee markt niet inrigtte voor de hooge cijfers, die niet meer dan en kele malen in het jaar, in het laatst van October en begin van November, werden bereikt, en overigens in hoofdzaak aannam het plandoor den districts-veearts Prakke aangegeven. Er be hoefde in dat geval slechts een deel van het plein te worden opgeofferddat dan zelfs nog groot genoeg zou blijven voor het houden van volksfeestenwaaraan door een enkel lid nog al gewigt werd gehecht. Voor de koeijen waren alleen vaste ge timmerten noodig, niet echter voor de plaatsing van kalveren, schapen en varkens. Vette kalveren en dito varkens zouden, naar men meende, onder de dubbele rei boomenwelke het plein omringtdes noods onder zeilen kunnen worden geplaatstzoo als ook te Rotterdam geschiedde. Voor de enkele zeer druk bezochte markten in October en November zou de ruimte achter het paleis van justitie kunnen worden gebruiktuitsluitend tot markt voor den dan aanzienlijken aanvoer van graskalveren zoomede van schapen en varkensom op de eigenlijke vee markt zelve de koeijen te kunnen plaatsen. Ook diende, volgens verscheidene leden niet uit het oog te worden verlorendat het terrein der tegenwoordige veemarkt van bijna alle zijden door huizen omgeven en met lommerrijk geboomte beplant is waardoor menschen en vee èn tegen den wind èn tegen de bran dende zon worden beschut. Naar het oordeel van dezelfde leden hadden burgemeester en wethouders zich ook bij hunne becijferingen niet altijd op het juiste standpunt geplaatst. Burgemeester en wethouders ver langen eene nieuwe veemarkt te hebben gemaakt voor p. m. 2000 runderen1600 kalveren3000 schapen en 800 varkenste zamen p. m. 7400 stuks. Wat leert echter de statistiek der aanvoeren gedurende de laatste zesaan 1872 voorafgegane ja ren Dat op één marktdagop verschillende tijdstippen echterde grootste aanvoer was van: koeijen 1866 (in November), kalve ren 1564 (in Oct.), schapen 2784 (in Junij), varkens 735 (in Mei) en dat de grootste aanvoer van alle soorten te zamen op één markt dag (3 November) was 3926 stuks, als 1616 koeijen, 764 kalveren 1311 schapen en 166 varkens. Burgemeester en wethouders gingen blijkbaar van de gedachte uit, dat, vooral indien eens eene volgens hunne plannen aan gelegde veemarkt zal d&lr zijnde aanvoeren nog belangrijk zullen toenemen, ja, zij gaan zelfs zóó ver, niet alleen een na genoeg eenigen provincialen maar ook een internationalen vee handel voor Leeuwarden in de toekomst te zien weggelegd. In die wel eenigzins stoute vlugt durfden de bestrijders van het voorstel burgemeester en wethouders niet volgente minder dewijl geenszins uit het oog moest worden verloreu dat in de versnelde communicatie-middelen en aansluiting met het buiten land welke voor Leeuwarden bestaan andere veel minder af gelegen plaatsen ook deeleno. a. Zwolle waarheen tegenwoor dig dan ook bereids een groote toevoer van vee plaats vindt dat in de provincie Friesland zelve in tal van plaatsen vee markten worden gehouden, waar de aanvoer alles behalve af neemt; dat de aankoopen op stal met levering te Leeuwarden, geheel buiten de markt om vooral in de laatste tijden zeer be langrijk zijn geworden, en eindelijk dat de vroeger zoo aanzien lijke vee-uitvoeren naar Engeland, voor 't oogenblik tenminste, bijna geheel hebben opgehouden. De geschiedenis van dc kaas markt te Leeuwarden die langzamerhand zoo zeer is achteruit gegaan dat de aanvoeren op menig dorp thans die te dezer plaatse vene overtreffen, mogt, volgens die leden, in dezen wel tot leering strekken. Ook het aanzienlijk kostenbedragaan de verplaatsing der veemarkt verbonden, woog bij vele leden zwaar. Daarvoor was naar raming, noodig ruim 73,000, terwijl men met ƒ33,000 kon volstaan voor eene uitbreiding en verbetering der bestaande veemarkt. Wel werd hiertegen aangevoerd dat de rente en af lossing van het vereischte kapitaal ruimschoots zouden kunnen worden gevonden uit de opbrengst der marktgeldendoch de bestrijders van het voorstel meendendat er wel op moest wor den geletdat die geldenvolgens het door burgemeester en wethouders opgegeven cijfer, moesten worden verkregen door eene aanzienlijke, voor koeijen en varkens zelfs p. m. zevenvoudige verhooging van het bestaande tarief, en dat het zeer de vraag wasof die verhoogiug niet haar invloed op de aauvoeren zou doen gelden. De voorstanders der verplaatsing koesterden hier voor echter niet de minste vrees. Men moestvolgens hen niet vergetendat het tarief te Leeuwardentengevolge van bij zondere omstandigheden steeds buitengewoon laag is gebleven en slechts p. m. 1/s bedraagt van dat, in andere plaatsen der provincie vastgesteld dat het nog verre zou blijven beneden de heffingen te Amsterdam en ook te Rotterdamen dat noch de kamer van koophandel en fabriekennoch de le afdeeling der Friesche maatschappij van landbouw en veeteelt, noch de districts veeartsaan wier oordeel in deze zaak wel waarde was te hechten, eenig bezwaar tegen de bedoelde verhooging hadden geoppeid. In de 2e sectie werden door een der ledendie eenige groote veehandelaren over het punt had gehoord naar aanleiding daarvan insgelijks de meest geruststellende mededee- lingen gedaanen in de le sectie werd van een lid vernomen dat verscheidene verkoopers van vee aan de pachters van het marktgeld vrijwillig zelfs meer betaaldendan hun werd op- gelegd. Nog een ander zeer gewigtig punt moestvolgens sommige leden niet over 't hoofd worden gezien. Het terrein datbij aanneming des voorstels van burgemeester en wethoudersvoor de veemarkt zou worden ingenomen maakte een aanzienlijk deel uit van de grondenin der tijdniet zonder moeite zelfstot hooge prijzen aangekocht eenig en alleen ten behoeve der uit breiding van de bebouwde kom der gemeente. Aan die bestem ming zou dat terrein nu geheel worden onttrokken. Met het oog op den inderdaad spoedigen afzet der vroeger ter bebouwing uitgegeven gronden waardoor veler verwachting zelfs verre was overtroffen gewordenzou naar 't inzien van die leden de ver onderstelling niet gewaagd zijndat ook de terreinenaan de overzijde der gracht gelegen werden ze slechts ter bebouwing uitgegevengereeden aftrek zouden vinden. De gemeentedie zich zoo groote uitgaven voor den aankoop dier gronden had getroost, zou thans eene terugontvangst daarvan voor een niet gering gedeelte moeten derven. De op hel overblijvend terrein te stichten huizen zouden uit den aard der zaak M orden opge trokken geheel met het oog op de nabijheid der veemarktzon der dat daarbij veel op andere eischen zou worden gelet. Het. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872. 45 onttrekken van het terrein aan de primitieve bestemming zou eindelijk ook dit nog ten gevolge hebben dat de behoefte aan gronden voor het stichten van woonhuizen op een daarvoor ge schikt terrein zich veel eerder weder zal doen gevoelen dan an ders het geval ware geweesten dat mitsdien binnen een welligt niet zeer verwijderd tijdstip men in dezelfde verlegenheid te dien aanzien zou verkeerenals tot vóór weinige jaren het geval was geweest. De gegrondheid van sommige dezer opmerkingen werd niet geheel ontkend. Wat intusschen meer in 't bijzonder het finan- tieel bezwaar betreftdaartegen werd aangevoerddat de op het bedoelde terrein beschikbaar te blijven gronden juist door de onmiddellijke nabijheid der veemarkt eene zeer verhoogde waarde erlangen en derhalve eene niet geringe compensatie opleveren zouden voor den niet-verkoop van het terrein voor de veemarkt te bestemmen; dat, wel is waar, de eerste reeks bouwterreinen spoedig waren afgezetmaar daaruit nog geenszins de gevolg trekking was te makendat ook de overige terreinen zoo ras koopers zouden vinden. Verlegenheid om grond eindelijk tot het stichten van woonhuizen zou in de eerste jaren niet zijn te vree zen indien men in aanmerking namdat nog altijd eene groote uitgestrektheid terrein ter verkoop overbleef. Ten slotte kwam nog ter sprake het geldelijk nadeel, dat de bewoners van den omtrek der tegenwoordige veemarkt door hare verplaatsing ontegenzeggelijk in nooge mate zouden ondervinden. Wel was er niemand die wilde beweren dat van eene krenking van verkregen regten de rede kon zijn doch met. opzigt tot hen die in den laatsten tijd daar huizen hadden gesticht op van de gemeente daartoe aangekochten grondmoest de bewuste maat regel dan toch eene bijzondere hardheid opleveren. Immers ken nelijk hadden sommigen hunner den gemeentegrond ter bebou wing gekocht, geheel met het oog op de onmiddellijke nabijheid der veemarkt. Bij sommige ledenanders in geenen deele tegen eene verplaatsing gekantlegde dit punt toch zooveel gewigt in de schaaldat zij verklaarden hunne stem daarvoor alleen dan te zullen uitbrengen indien zij de zekerheid hadden bekomen dat op het vrijvallend terrein het nieuwe beursgebouw ge sticht en dus doende aan de genoemde bewoners althans eenige schadeloosstelling geschonken zou worden. Bij de stemmingdie ten laatste over punt I werd gehouden verklaarden zich in de le sectie 5 leden tegen en 2 voorin de beide andere sectiën 4 leden voor en 8 tegen. Ook bij uwe commissie bestond over dit punt geene eenstem migheid. Zonder juist elk der geopperde bezwaren te deelen verklaarden zich 2 leden tegen en 1 lid voor de conclusie. Punt II. De plannen tot inrigting der nieuwe veemarkt wer den met groote belangstelling onderzocht. Algemeen erkende mendat in dezen de zaken waren voorbereid op eene wijze die weinig te wenschen overliet. In de le en 2e sectie was men evenwel algemeen en in de 3e sectie de meerderheid van oordeeldatindien eenmaal tot de verplaatsing der veemarkt werd beslotende inrigting der nieuwe markt zóódanig behoorde te zijndat niet na korteren of langeren tijd op nieuw plannen ter vergrooting in overweging zouden behoeven te worden genomen. Meermalen was de naar veler gevoelen gegronde opmeiking gehoord, dat in Nederland de publieke inrigtingen werden gesticht te veel met het oog op de behoeften van het oogenblik, zonder te letten op hetgeen in de toekomst welligt zou blijken noodig te zijn. Vele dier inrig tingen droegen daarvan trouwens de duidelijkste sporen en waren, gelijk men het noemde, lapwerk geworden. Dit wenschte men thans zooveel mogelijkten opzigte van de veepiarkt te voor komen. Wilde men de veemarkt zelve al niet dadelijk grooter maken dan bij het gewijzigd plan C was aangegevener diende evenwel van het aangrenzende terrein ten "noorden en oosten genoeg te worden gereserveerdombij later gebleken noodza kelijkheid tot uitbreiding, daartoe terstond gelegenheid te vin den onafhankelijk van particulierenwier eischenzoo als de ondervinding leertin dergelijke gevallen de grenzen der billijk heid doorgaans verre overschrijden. Het niet voor de veemarkt in te nemen terrein zou dan inmiddels kunnen worden beplant. Hieruit volgde van zelf, dat ten noorden geen dubbele rei hui zen zou kunnen komen. Aan de oostzijde ware terrein te win nen door er de voorgestelde huidenmarkt niet aan te brengen waartegen in de 2e sectie toch ernstig bezwaar werd gemaakt omdatzoo als bekend ishuiden zeer sterke dragers van smet stof zijn en eene huidenmarkt zoo onmiddellijk nabij de veemarkt dus zeer gevaarlijk moest worden geacht. Aan de zuidzijde ein delijk zouden de boomen meer naar den scheidingsweg kunnen worden geplaatst. Nog eenige andere punten van uitvoering werden hierbij be handeld waarmede uwe commissie zicheven als met het laatst aangevoerdeeenparig kon vereenigen. a. Vele leden drongen aan op het maken van nog één ingang meer tot de veemarktdaar de marktmeesters anders op drukke marktdagen niet in de gelegenheid zouden zijnde verschul digde regten behoorlijk te innen, en ook overigens hierdoor veel gerijf zou worden verkregen. b. Er werd gevraagdof de beschutting van het terrein door boomen niet zou kunnen worden bespoedigd indien de zoo lommerrijke boomen op de tegenwoordige veemarkt naar de nieuwe Nverden overgebragt? Wel erkende men de vele moeijelijkhe- denaan eene verplanting verbondenen dat in de meeste gevallen daarvan de boomen stervendoch men hield het er voordatzoo bij de verplanting slechts met meer beleid werd te werk gegaandan gewoonlijk geschiedt, het gevaar van ster ven zeer zou kunnen worden verminderd. c. Verscheidene leden wezen op het gemis van eene plaats voor de markt van paarden en van eene draafplaats. Wel was de aanvoer van paarden op de weekmarkt niet grootmaar toch ging er bijna nooit eene week voorbijzonder dat er aanvoer plaats had. d. De toegang tot de veemarkt werd van te geringe afme ting geacht. e. De hoofddoorgangen of straten der veemarkt kwamen vele leden voorgeene voldoende ruimte aan te bieden. Punt III. Bij de behandeling van dit onderdeel der conclusie werd in alle sectiën de zoogenaamde beurskwestie in haar gan- schen omvang weder besproken. Sommige leden konden het zeer goed begrijpendat de handelaren een beursgebouw zoo ruim en fraai mogelijkverlangden maar zij deden uitko men dat de handel zelfvan wiens kant gedurig zoo sterke pressie op het bouwen van eene beurs van gemeentewege werd uitgeoefend geen enkel aanbod ooit had gedaan, om de gemeente in de aanzienlijke kosten der stichting zij 't ook slechts eenigzins tegemoet te komen. Zij konden het nog altoos niet inzien dat de stichting van eene handelsbeurs inderdaad op den weg der gemeente was gelegen. Zij wezen in dit opzigt op andere plaatseno. a. UtrechtZwolle en Deventerdie evenmin in liet bezit van een door de gemeente gesticht beursgebouw zijn hoezeer ook daar nog al vrij wat zaken worden gedaan. Te Frankfort, men had het onlangs in de dagbladen kunnen lezenbeschouwde de handel tegemoetkoming van zijne zijde in de kosten van een nieuw beursgebouw zoo rationeeldat hij daartoe niet minder dan fl. 200,000 had aangeboden. Te En schedé hadden de handelaren voor eigen rekening eene sociëteit tot beurs ingerigtwaar belangrijke handel werd gedreven, veel meer dan op de beurzen in het nabij gelegen Almelo en Hengelo, die schier niet bezocht worden. Te Dokkum had men hetzelfde zien gebeuren; het door de gemeente gestichte beursgebouw stond steeds ledigdaar de handelaren op de vroegerein hun oog I meer geschikt gelegen, vcreenigingsplaats waren gebleven. Zou zichzoo werd gevraagd ook hier dit verschijnsel niet kunnen opdoen Men kon de handelaren toch moeijelijk dwingen het, van wege de gemeente gestichte gebouw te bezoeken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1872 | | pagina 23