130 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872. onaannemelijk zijn geacht, wordt door dat collegie voor het resterend bedrag op nieuw eene inschrijving opengesteld overeenkomstig de bepalingen van dit plan behoudens zoodanige wijziging van den termijn van storting en het tijdstip van ingang der rente als voor de vernieuwde openstelling door het collegie noodig wordt geacht. Art. 6. De storting der ingeschreven sommen, zoover betreft de ten gevolge der eerste openstelling aangenomen inschrijvingen moet geschieden oj» den 14 December 1872. die der bij vernieuwde openstelling der inschrijving aaugenoinen sommen op het daar voor ingevolge art. B aan le wijzen tijdstip. De rente gaat in met den dag van storting. Art. 7. Bij de storting worden aan de deelnemers de verlangde schuld bekentenissen door den gemeente-ontvanger afgegeven. Art. 8. Te beginnen met het jaar 1879 wordt jaarlijks op het ge heel bedrag dezer leeniug minstens 3000 afgelost. De raad regelt de hoegrootheid der af te lossen som. Art. 9. De uitloting heeft jaarlijks plaats in eene openbare raadsver gadering in de maand Maart. De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente uitkomende dagbladen bekend gemaakt, met oproeping tevens van de houders der ter aflossing aangewezen sehuldbekentenissea om op den volgenden eersten Julij de hun aankomende gelden tegen overgave der schuldbekentenissen en van de alsdan niet verschenen coupons in ontvang te nemen ten kantore van den gemeente-ontvanger. Art. 10. Aan de gepatenteerde kassiers of handelaars in effecten wordt 1/4 pet. courtage toegekend voor de door hen ingeschreven en door burgemeester en wethouders aangenomen sommen te vol doen op daartoe aan dezen in te dienen declaratie. NOTA van beschouwingen ten opzigte van de vraag: of het voor eene gemeente als Leeu warden in geval van noodzakelijkheid eener geldleening b. v. van f 60,000geraden zij die leening aan te gaan bij de maatschappij voor gemeente-crediet. Voor de beoordeeling der vraag of het voor eene gemeente als Leeuwarden in geval van noodzakelijkheid tot het aangaan eener geldleening b. v. van 60,000 geraden zij in plaats van op de tot dusver gevolgde wijze, d. i. tegen eene iaarlijksche rente van 5 pet. en onder verpligting tot eene jaarlijksche aflos sing van 1 a 2000 gulden, aan te vangen na verloop van 4 a 5 jareneene leening aan te gaan bij de maatschappij voor ge meente-credietwordt het volgende opgemerkt. Die maatschappij stelt zich ten doel aan provinciale- en gemeen te-besturen en andere eorporatiën gelden te Iconentegen beta ling eener jaarlijksche annuiteitgedurende een bepaald getal jaren aan haar te voldoen en welker voldoening dan strekt zoo tot betaling van jaarlijksche rente, als tot aflossing van het ge leende kapitaal in dier voege, dat na verloop van den vastge- stelden termijn de geheele schuld is voldaan. Bij hare eerste vestiging, blijkens circulaire van Maart 1870 en Mei 1870 stelde de maatschappij als beginselndat zij zich te vreden zal stellen met de voldoening (in halfjaariijkschc ter mijnen) van eene annuiteit van 5 pet.gedurende een tijdvak van 68 jaren. Enkel eu alleen door de voldoening dier annui teit zal, na verloop van genoemd tijdvak, de geheele schuld gedelgd zijn. Blijkens de statuten der maatschappij stelt zij zich tot deze operatiën in staat 1. Door het scheppen van een maatschappelijk kapitaal ver deeld in aandeelen op naam. Die aandeelen zijn verdeeld in seriën A en B. De sorting op de aandeelen A geschiedt bij gedeelten op door het bestuur te bepalen termijnen. Die op aandeelen B geschie den ten volle bij de deelnemingdoor inhouding van 5 pet. van de ter leen verstrekte gelden. De maatschappij namelijk mag zich niet heiasten met het ter leen verstrakken van gelden wanneer niet te gelijk door de betrokken besturen wordt deelgenomen in de 2e serie van het maatschappelijk kapitaal voor een bedrag, gelijk staande met 5 pet. van het nominaal bedrag der leeningmet de maatschappij ten hunnen laste te sluiten. Hieruit volgt, dat de gemeente 60,000 hij het gemeente cre- diet lecnende slechts 57,000 in geld beschikbaar krijgt. Voor de resterende 3000 erlangt zij ten haren name een aandeel Bdat aan haar wordt uitgereikt, zoodra hare verpliglingen te genover de maatschappij zijn afgeloopen. Tot zoo lang blijft het verbonden, om daaruit in de eerste plaats de verliezen te verhalen uit wanprestatie harerzijds voortvloeijende. 2. Door de uitgifte ten haren laste van obligatiën in blanco of op naam ter keuze der houders tegen eene door het bestuur bepaalde rente en aflossing. De obligatiën kunnen ook worden afgelost door uitlofing met premiën. In dat geval dragen zij min stens 3 pet. rente en bedragen zij niet minder dan 100 per stuk. Aan de aandeelhouders wordt uit de zuivere winsten der maatschappij een dividend uitgekeerdwaarvan het bedrag jaar lijks na het afleggen der rekening en balaus door de vergadering van aandeelhouders wordt bepaald. In opzigt tot dit bedrag wordt in de statuten gezegd Van de zuivere winsten worden vooraf 4 pet. over het ge storte kapitaal der aandeelen aan de aandeelhouders als dividend uitgekeerd: het overschot wordt daarna verdeeld als volgt: 70 pet. als extra dividend aan de aandeelhouders, berekend over het nominaal kapitaal van elk aandeel. De overige 30 pet. verdeeleu zich over een daar te stellen reservefondsden raad van toezigt, eene raadplegende commissie, den directeur en de opzigters. Uit het bovenaangevoerde volgtdat de beantwoording der vraag of e:i in hoeverre het aangaan eener leening bij de maat schappij voor gemeentecrediet finantiëel al of niet voordeelig voor de gemeente moet worden geachtzich hoofdzakelijk oplost in die eener andere vraag, t. w. Welke baten zal het verpligte aandeel B, dat zij gehouden is te nemen haar op den duur afwerpen Immers dat het geldelijk meer voordeelig isgedurende een zeker aantal jaren van zekere som jaarlijks 5 pet. rente te be talen en dusdoende na verlpop dier jaren het kapitaal te hebben afgelost, dan om èn 5 pet. rente te betalen èn bovendien voor aflossing jaarlijks een zeker bedrag beschikbaar te stellenligt voor de hand doch men vergete nietde gemeente betaalt in het hierboven gestelde gevalwaar zij over j 57,000 te beschik ken kreeg, rente naar 5 pet. van 60,000, dus ook van deƒ3000, waarvoor een aandeel-bewijs B ten haren name werd gecréeerd. Alles hangt er dus voor haar van af, wat dit aandeel aan bate voor haar afwerpttegenover de rentedie zij voor de daardoor vertegenwoordigde 3000 jaarlijks betaalt. Steldatdoor min gunstige operatiën der maatschappij de dividenden op de aandeelen te voldoen zoo afnamen dat het bedrag daarvanna een paar jaren tot 2 pet. daalde en de reëele waarde van het aandeel naar 40 pet. slechts op 1200 zou mo -ten worden gerekend dan zou hieruit een verlies van 1800 op het aandeel der gemeente ontstaan welke som over de nog volgende 66 jaren berekend met rente op rente een kapitaal zou vertegenwoordigen van 46,770.35 ct.welk bedrag V Bijlagen tot het verslag der handelingen van den genvcuteraad te Leeuwarden, 1872. 131 dus in mindering zou komen van het voordeel dat de gemeente genoot van niets lot aflossing der haar verstrekte 57.000 te hebben moeten betalen. Het gestelde geval is nu wel niet zeer denkbaar. Wij voer den het alleen aan als voorbeeld. Zooals uit de statuten der maatschappij en hare geschiedenis blijktberust haar gansche bestaan daaropdat zij door finan- tiëcle operatiën gelden weet te krijgen tegen lagere rente, dan die ze zelve geniet van de kenende eorporatiën. Daartoe strekte in 1870 eene premieleening tot een bedrag van 7 I/a milliocn gulden tegen 3 ten honderd met uitloting onder genot van premie voor de uitgelote obligatiën. De rente en aflosssing dier obligatiën benevens het bedrag der toegekende prijzen wordt bestreden nit de annuiteitendoor de betrokken eorporatiën voor rente en aflossing te voldoen. Het verschil nu der rentedie de maatschappij in de betaald wordende annuiteit na aftrek van hetgeen daarin begrepen is voor schulddelgingvan de leeaende eorporatiën geniet en die welke zij met inbegrip der premiën betaaltmaakt hare winst uitwaaruit zooals boven is opgemerkt de dividenden aan de aandeelhouders worden gehoed. Bovendien draagt tot die winst bijhet bedrag der rentedie op het maatschappelijk kapitaaluit de stortyig op aandeelen A en B voortvloeijendegenoten wordt. Nog kan mijns inziens als een bron van winst worden aange merkt het voordeel dat de maatschappij geniet uit de voldoe ning der annuiteiten in hall jaarlijksche termijnen tegenover de betaling harerzijds van rente aan hare geldschieters in één ter mijn hetgeen haar gelegenheid g^eft over de eerste helft der annuiteit, nog een halfjaar rente ten haren voordeele te ge nieten. Volgens het verslag op de algemecne vergadering van aandeel houders gehouden den 30 Maart j.l. uitgebragt (zie het bijblad tot he t Amsterdamsch EffectenbUul dd. 28 April 1872) heeft het eerste boekjaar de volgende uitkomst geleverd De netto winst bedroeg, na afschrijving van eenige stichtings- kosten, aanschaffing van meubilair enzJ 100,671.58 Hiervan afgetrokken 4 pet. over 415,750, zijnde het op de aandeelen gestorte kapitaal - 16,630. blijft Het voorgestelde bedrag voor uitdeeling is waarvan 70 pet. voor extra divi dend 42,531.25 30 pet. voor reserveraad van toezigt enz- 18,256.25 J 84,041.58 - 60,787.50 60,787.50 zoodat een saldo van 23,254.08 op nieuwe rekening wordt overgedragen. Tengevolge goedkeuring dier rekening is voor gewoon en extra dividend te zamen over 1871 op de aandeelen, serie A, per aandeel ƒ43, alzoo over 1000 aandeelen J 43,000 en ƒ75 op de serie B per ƒ1000, alzoo over 215,750 16,181.25 uitgekeerd. De houders van aandeelen serie A die slechts ƒ200 per aandeel hadden gestort, genoten dus 21 Va pet., die van serie B als het volle bedrag gestort hebbende 75 per aandeel ad ƒ1000, alzoo 7 1 2 procent. Zooals de raad van toezigt over de maatschappij zelve opmerkt is het niet te verwachten dat de uitkomsten ha re r operatiën ieder jaar in gelijke mate voordeelig zullen zijn. Uit het aangevoerde blijkt intusschen dat naar deze uitkom sten te oordeelen het te verwachten dividend op de verpligte aandeelen ruimschoots opweegt tegen de rente die aan de maat schappij jaarlijks door dc leencnde corporatie moet worden uit betaald voor de j 3000, die op de ter leen verstrekte gelden zijn ingehouden als stortingssom op het verpligte aandeel. Trouwens ook al daalde dit dividend in die mate, dat het extra dividend geheel verviel en dus niet meer dan de 4 pet. werd genoten die in de eerste plaats uit de winst wordt bestreden dan nog ware het verlies, hieruit op de reëele waarde van het verpligte aandeel te lijden, niet van die beteekenisdat het niet ruim schoots zou worden opgewogen door het voordeel hetwelk er in gelegen is voor de Ieenendc gemeentewanneer zij door 5 ten honderd van de haar verstrekte gelden te betalen tevens hare schuld delgt. Stel dat. de waarde van het aandeel hierdoor tot 80 pet. ver mindert dan zal het verlies daaruit voortvloeijende onder de zelfde gegevens, als die wij hieiboven ten voorbeelde aanvoer den, na afloop van den termijn van 68 jaren ruim ƒ15,500 équivaleren als in mindering der aflossing boven de 5 pet. bij gedragen. Daalde echter het te genieten dividend na korte deel neming nog lagerb. v. tot 1 pet.dan zou het geheele voordeel op de ter leen ontvangen f 57,000 genoten te loor gaan in het verlies op het aandeel geleden. Veel hangt in dezen af van de wijze van opereren der maatschappij. Voor het oogenblik schijnt hare directie voor zeer soliede te mogen worden gehouden. Men ziet echter maar al te dikwerf ook in ons land ondernemingen van dien aard die niet gecontroleerd worden een zoo ongeluk kig einde nemen, dat het opzijn minst genomen gevaarlijk is zich er aan te wagen teozij men gelegenheid erlange zich te over tuigen dat geene finantiële kunstenarijen worden aangewend. Naar mijn oordeel is echter het gevaar voor de leenende ge meente in dit opzigt minder groot in zoover tegenover de kans op verlies op haar aandeel het voordeel staat, dat aan de ge makkelijke wijze van aflossing verbonden is. Uit dit oogpunt beschouwd schijnt dus het aangaan eener lee ning bij de maatschappij voor gemecnte-crediet niet verwerpelijk. De gemeente oogst zoodoendeten deele althanshet voordeel dat uit eene speculatie op de zucht naar gewin door middel eener premieleening voortvloeit, zonder zelve die leening te. on dernemen of daarbij in aanmerkelijke mate betrokken te zijn. Eene andere vraag is het of het geraden is voor eene gemeente als de onzedat zij voor zoo geruimen tijd als door de maat schappij voor gemeente-crediet hij haar oorspronkelijk plan op den voorgrond werd gesteldzich verbindt en gedurende een tijdvak van 68 jaren zich met eene jaarlijksche uitkeering belast tot bestrijding van den rentelast en aflossing van een kapitaal dat zij oj) een gegeven tijdstip ter bestrijding van eene alsdan te doene uitgaaf behoeft? Dit hangt m. i. af' van deu aard van het werkwaarvoor die uitgaaf strekt. Is dit van dien aard dat het gedurende een zoo geruim tijdvak duurzaam dezelfde strekking ten nutte der ingezetenen heeft zonder naar gelang van tijdsverloop meerdere lasten met zich te brengen dan pleit er veel voordat ook een of twee opvolgende geslachten den last der tot standbrenging van dit werk deelen. Is dit niet of in afnemende mate het gevaldan meen ikrust oj> het tegen woordige geslacht in de eerste plaats de verpligting den last te dragen en die binnen een niet al t.e ruim tijdperk te verminde ren om zoo doende dien last voor een later geslacht niet dub- beld drukkend te doen zijnwanneer het bezwaar van onder houd verbetering of vernieuwing zich daaraan paart. Toetst men aan dit beginsel het werk, of liever de werken, welke men zich voorstelt uit de beoogde leening van 60,000 te bestrijden met name 10. de stichting van een schoolgebouw op Oldegaliloënof wel wat daarvoor bij de gewijzigde begrooting in de plaats wordt gesteldde aankooj) van eenige onlangs aange kochte panden in de Kalverploppe en bij dc Put; 2°. het vijfde gedeelte der werken tot uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente 3°. de vernieuwing der Vlielster- en Boomsbruggen 4°. de koopsom van een huis in de St. Jacobstraat dan vermeen ikdat hier de aard der schuld niet gedoogtden daaruit voortvloeijenden last onverminderd gedurende 68 jaren op de ingezetenen te doen rusten omdat met betrekking tot het sub 1°. bedoeld schoolgebouw en de sub 3°. genoemde bruggen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1872 | | pagina 66