i
i
Bijlage no. 31.
1
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
169
RAPPORT van burgemeester en wethouders
in zake oen voorstel van de heeren Wier-
smavan Valkenburg en van Eijsinga
betreffende de toepassing van hetLiernur-
stelsel tot afvoer van faecale stoffen in de
nieuw uit te geven bouwterreinen tusschen
de stadsgracht en het station der staats
spoorwegen.
mijne heeren
Bij besluit van den raad van den 12 December jl.no. 15, werd
in onze handen gesteld ten fine van berigtconsideratiën en
advies een voorstel der heeren Wiersmavan Valkenburg en
van Eijsinga strekkende
a. Eene commissie van vijf leden uit den gemeenteraad te
benoemen ten einde door haar worde gerapporteerd over de
volgende vragen
10. Is in de terreinendie door de gemeente zullen worden
uitgegeven ter bebouwing tusschen de stads gracht en het
station van den staatsspoorwegof ook in grooteren om
vang de toepassing van het Liernurstelsel tot den afvoer
van faecale stoflen wenschelijk en uitvoerbaar
20. Zoo ja, op welke wijze en in welken omvang behoort
de proef te worden genomen
30. Zoo neen op welke andere wijze moet dan de afvoer
van faecale stoffen plaats hebben met het oog op de
belangen der volksgezondheid en tevens met de vermijding
zooveel mogelijk van bezwaar der ingezetenen en behar
tiging van financieel belang der gemeente?
b. Den heer Charles T. Liernur te Amsterdam uittenoodi-
§en ter zijner tijd de commissie voor te lichten omtrent de voor-
eelen en de bezwaren aan zijn stelsel verbonden.
c. Den gemeente-architect en den directeur der stads reiniging
uittenoodigen hunne zienswijze over den bestaanden afvoer der
faecale stoffen in deze gemeenteover het tonnenstelsel en het
Liernurstelsel aan geLoemde commissie mede te deelenten
einde deze rapporten voor de commissie zullen kunnen strekken
tot uitgangspunt van onderzoek.
In de eerste plaats is bij ons de vraag gerezen of de indiening
van het voorstel aan den raad geacht kan worden op een zeer
gunstig oogenblik te zijn geschied. Het verlangde onderzoek zal
ongetwijfeld eenen geruimen tijd vorderenvooral met inacht
neming der voorwaarden door de voorstellers daaraan verbonden
waardoor de uitgifte der bouwterreinenzeer ten nadeele der
gemeenteaanmerkelijk zal worden vertraagd.
Het besluit van den raad tot verplaatsing der veemarkt naar
het nieuwe bouwterrein vordert dat zoo spoedig mogelijkja
kan het zijngelijktijdig met de uitvoering van dat besluit de
terreinen rondom die markt gelegen voor het publiek verkrijg
baar worden gesteld. Het stelsel van Liernur dagteekent reeds
van eenigen tijd had men er prijs op gesteld door eene com
missie uit den raad te doen onderzoeken in hoeverre dit stelsel
op de in aanbouw uit te geven terreinen van toepassing kan
zijndan ware het ouzes inziens wenschelijker geweest reeds
vroeger, toen de plannen in hoofdtrekken door den raad zijn
vastgesteldeen daartoe strekkend voorstel te doen.
Kan men dus aan de eene zijde beweren dat het thans dooi
de voorstellers geopperde denkbeeld eenigzins te laat is ontstaan
evenzeer meenen wij dat het ook mag geacht worden te vroeg
te zijn aangebragt. Ons collegie had zich mogen vleijendat
men de zaak onaangeroerd zoude hebben gelaten tot dat zoude
zijn gebleken of ook in het door burgemeester en wethouders
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
aan uwe vergadering in te dienen voorstel dit punt ter sprake
zoude zijn gekomen.
Eerst wanneer het duidelijk zoude zijn dat wij den tot nu
toe gevolgden wegopname der faecalia in de algemeene riolen,
niet wenschten te verlaten eerst dan zoude er aanleiding be
staan dit onderwerpmet voorbijgaan van ons collegieaan het
onderzoek eener bijzondere raadscommissie op te dragen. Zoo
lang evenwel het geheele plan nog was in handen van het dage-
lijksch bestuur, komt het ons eenigzins praematuur voor een
gedeeltedat als een gewigtige schakel in de bouw-conditiën
moet worden beschouwdaan ons collegie te onttrekken.
Afgescheiden van de ontijdigheid kunnen wij de aanneming
van het voorstelzoo als het is ingediend niet aanraden. Wat
toch wil men hier eigenlijk aan eene raadscommissie opgedragen
zien Niet de beoordeeling der uitvoerbaarheid van eenig be
paald plan waarvoor eenige hoofddenkbeelden worden aange
geven niet het onderzoek naar de gegrondheid van motieven
waarop de voorstellers vermeenen de invoering van eenig sijsteem
te moeten aanbevelenmaar de beantwoording van een drietal
vragen bij hen opgerezen omtrent welker oplossing zij zelve
blijkbaar in grooten twijfel verkeeren en die een ruim veld
openen voor veelzijdige beschouwingen.
Het zij verre van ons de goede bedoeling te miskennen van
hendie zoodanige vraag hebben gesteld uitsluitend met het
oog op het belang der gemeentemaar wij betwijfelen of hare
beantwoording wel in alle opzigten behoort tot den werkkring
van den gemeenteraad en of zij niet veeleer de taak is van een
of ander genootschapdat zich meer uitsluitend beweegt op het
gebied van natuurkundige en oeconomische wetenschappen.
Maar gesteld het ware wenschelijkdat de zaak door uwe
vergadering worde onderzochtdan kan toch het benoemen eener
speciale commissie ad hoe als geheel overbodig worden beschouwd.
Bij besluit van 5 Maart 1868 is eene commissie ingesteld voor
openbare werken en is bij verordening hare werkkring geregeld.
Aan haar is opgedragen burgemeester en wethouders bij te staan
in het ontwerpen en vaststellen der plannen en voorwaarden van
aanbesteding van alle openbare werkentot welker uitvoering
als buitengewone werken de raad bij het vaststellen der begroo
ting heeft besloten. Hare hulp kan door burgemeester en wet
houders worden ingeroepenwaar het geldt den aanleg van
wegenwaterleidingengebouwen en in andere zaken van fabri
cage waarbij hare voorlichting dienstig kan zijn.
Hieraan is door ons gevolg gegeven zooals uwe vergadering
kan blijken uit de door ons overgelegde stukkenbehoorende
bij het voorstel tot uitgifte der bouwterreinen ten zuiden van de
nieuwe grachten wij zijn van oordeeldatwaar er sprake is
van voorlichting door eene commissie uit den raad deze com
missie wel in de eerste plaats als geroepen mag worden be
schouwd de door de voorstellers ingediende vragen te beant
woorden.
Onverschillig evenwel of de commissie van openbare werken
of eene speciale raadscommissie zich met de oplossing der ge
stelde vraag zoude belastenzoo moet in ieder geval zoodanige
commissie zich in dat onderzoek volkomen vrij en onafhankelijk
kunnen bewegen en is het niet aan te bevelen omzooals in
het voorstel is geschiedde wijze en voorwaarden te regelen
waarop zij moet werken.
Of nu eindelijk het belang der zaak zelve eene vertraging van
de uitgifte van bouwterreinen een zooveel omvattend onder
zoek door eene speciale raadscommissie regtvaardigtkan met
grond worden betwijfeld.
De geachte voorstellers gaan uit van de stelling dat de
vraag naar de meest geschikte wijze van afvoer van faecale
stoffen in de steden hoe langer hoe meer de algemeene aandacht
begint te trekken en dat bij de beantwoording dier vraag in de
allereerste plaats het belang der volksgezondheid op den voor
grond treedt en in de tweede plaats de financiëele quaestie in het
oog behoort gehouden te worden.
98