ill
j
Bijlage no. 11.
Bijlagen tot het verslag der liandeliugen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1S73.
31
VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot
vaststelling oener verordening, regelende den
rang, het getal, de bezoldiging en de wijze
van benoeming der ambtenaren en bedienden,
bolast met het beheer en de zorg voor de plaat
selijke werken enz.
Mijnt Jleeren
Het onderzoek der gemeente-begrootingen over de dienstjaren
1872 en 1873 gaf in de sectiën van den raad aanleiding, dat op
meer of minder krachtige wijze werd betoogd de wensehelijkheid
eener reorganisatie van het personeel der gemeentelijke archi
tectuur.
Bij onze memoriën van beantwoording der in de sectiën ge
maakte op- en aanmerkingen, speciaal die betredende de begroo
ting over 1873gaven wij te kennen dat de beoogde reorgani
satie alsnog niet noodzakelijk werd geacht.
Een na de vaststelling der evengemelde begrooting ten dezen
met den gemeente-architect gehouden nader overleg heeft ons
intusschen doen besluiten aan dien ambtenaar ter schriftelijke be
antwoording voor te leggen de vraag: //ls het voor eene regel
matige en tijdige uitvoering van openbare werken in deze ge
meente niet noodzakelijkdat de werkkracht bij de gemeente
lijke architectuur worde vermeerderd en zoo jaop welke wijze
dient daarin te worden voorzien?"
Ons daartoe strekkend schrijven van 17 Januarij 1873, no. 3-4 ~2,
werd door den architect beantwoord bij missive van 22 Junij ll.
no. 199/r,.
Daaruit blijktdat de architectop grond van aangevoerde
motievenwenschelijk acht vermeerdering van het onder zijn
toezigt werkzaam personeel met een hoofdopzigter en een teeke
naar of schrijver, terwijl hij voorts in overweging geeft, met
behoud der betrekking van adjunct-architect, den persoon die
sints geruimen tijd zonder bepaalde aanwijzing zijner functie en
tegen een per uur berekend dagloon met het opzigt. over in uit
voering zijnde werken is belast geweestbenevens den tijdelijken
opzigter Blokhuis als opzigters aan te stellen en eindelijk om den
schrijver aan zijn bureau, die tot dusver mede tegen een per
uur berekend dagloon werkzaam isonder den titel van boek
houder op eene vaste bezoldiging te benoemen.
Zal alzoo naar de voordragt van den architect het personeel
der architectuurgelijk dit thans fungeertmet twee beambten
worden vermeerderd en daardoor da uitgaaf voor bezoldiging
van dat personeel verhooging ondergaan met de jaarwedden aan
die twee beambten toe te kennen ook voor de beide aan te
stellen opzigters en den schrijver-boekheuder vraagt de architect
eenige verhooging van bezoldiging.
Eene naauwgezette overweging van de door den architect ge
leverde beschouwingen heeft ons geleid tot de erkenningdat
het wenschelijk en noodzakelijk is het personeel der architectuur
te vermeerderen en dat het beoogde doel zal worden bereikt met
eene organisatie, als door den architect is voorgedragenbehou
dens de wijzigingen die naar ons oordeel daarin dienen te wor
den aan geb ragt.
In de eerste plaats kwam het ons voordat in de regeling van
het personeeldoor den architect voorgedragende functie van
adjunct-architect niet kon behouden blijven en dat de aanstelling
van een teekenaar of schrijver als vaste beambte niet noodzake
lijk zou zijn.
Beter oordeelden we het om de opzigters te onderscheiden door
klassen en den titel van adjunct-architect te vervangen door op
zigter le klasse, terwijl de beide te benoemen opzigters zouden
kunnen worden gerangschikt in de 2e klasse. De architect, hier
mede in kennis gesteldverklaarde naar aanleiding daarvan, dat
hij zich wel kon vereenigen met het vervangen van den titel
BjJVOEG&EI, BKHOQJtïNDF, BIJ DE LEEOW4KDER CoiTUNT,
adjunct-architect door dien van opzigterdoch het niet raadzaam
oordeelde de opzigters door klassen te onderscheiden.
Na kennisneming der hiervoor aangevoerde beweegredeneu
hebben wij ons daarmede vereenigd doch wij kunnen niet in
stemmen met de motievenop grond waarvan de architect bij
zijne missive van 29 Junij 11.110. 213^ j op de aanstelling van
een teekenaar of schrijver als vaste beambte blijft aaudringen.
Eindelijk meenen wij dat de titel van boekhouder voor den
vasten beambte op het bureau van den architect dient te wor
den vervangen door dien van schrijver, ten eiude het denkbeeld
van verantwoordelijkheid van dezen beambte te vermijden.
In verband met dit een en ander hebben wij ontworpen eene
nieuwe regeling van het personeel der gemeentelijke architectuur,
zooals die is omschreven in de hierbij overgelegde ontwerp-ver-
ordening.
Ter toelichting van de daarin opgenomen bepalingen wordt,
zoover zulks nog noodig schijnthet volgende opgemerkt
Art. 1. De benaming architect is vervangen door dien van
directeur der gemeentewerken omdat de werkkring van dezen
ambtenaar zich niet alleen tot de architectuurmaar vooral ook
tot het beheer of de directie over de gemeentewerken bepaalt.
Art. 2. Wij hebben gemeend de jaarwedden voor den direc
teur op een vast cijfer te moeten voordragen. Het in dit art.
genoemd bedrag is 200 hooger dan de thans door den architect ge
noten bezoldiging. Naar ons oordeel is die verhooging allezins
billijk ook met het oog op de bezoldiging aan deze betrekking
in andere gemeenten verbonden.
Art. 3. Het is wenschelijk geoordeeld voor de bezoldiging
der beambten ia art. 1 lett. b tot t genoemd een minimum eu
maximum te bepalenten einde de gelegenheid te verschaüeu
om verdienstelijke ambtenaren eene hoogere jaarwedde toe te
kennendan die welke hun bij het in werking treden dezer
nieuwe regeling wordt toegekend of waarop zij aanvankelijk wor
den aangesteldzonder dat eene wijziging der verordening nood
zakelijk is.
Eene jaarwedde, aanvankelijk ƒ1200 bedragende, zal vol
doende zijn om voor de betrekking van hoofdopzigter bij de ge
meentewerken een persoon te erlangen die in staat is als zoo
danig naar eisch te fungeren.
Wat de bezoldiging der opzigters en van den schrijver betreft,
het deswege voorgedragen minimum en maximum is zoodanig ge
steld dat de thaos fungerende personendie naar de bedoeling
van den architect en ook van ons collegie onder de zoo even
vermelde titels zullen worden aangesteld eene bezoldiging kun
nen erlangen gelijk aan of iets hooger dan de thans genoten be-
looning en er tevens gelegenheid blijft bestaan hun later ver
hooging van jaarwedde toe te kennen.
De regeling der jaarwedden van gemeente ambtenaren behoort
ingevolge art. 13fi le alinea der gemeentewet door den raad te
geschieden.
Zou met het oog hierop vaststelling van een minimum en
maximum door den raad eene genoegzame opvolging van het
wetsvoorschrift kunnen geacht worden te zijnten opzigte van
de drie opzigters en den schrijver meenen wij dat ook de
raad het juiste bedrag der jaarwedden dient te bepalen.
Met betrekking tot den tijdelijken teekenaar of schrijver, die
naarmate de werkzaamheden zulks vorderen zal worden aange
steld achten wij het echter wenschelijk dat aan ons collegie
worde overgelaten ombinnen het aangewezen minimum en
maximum, aan dien beambte eene bezoldiging, naar gelang van
den tijd zijner werkzaamheidtoe te kennen.
Art. 4. Bij dit artikel isnaar aanleiding van art. 145 der
gemeentewet, de benoeming van den schrijver en van den tijde
lijken teekenaar of schrijver ten behoeve van het bureau van
den architectopgedragen aan burgemeester en wethouders.
Zulks is meest verkieslijk geacht omdat voor de benoeming van
de beambtenwelke op het bureau van den architect zullen
werkzaam zijneene aanbeveling van dien ambtenaar wel niet
7