Bijlage no. 17. i I Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden. 97 MIJNE HEEREN' In het verslag omtrent den toestand der stadsreiniging in 1872, uitgebragt door eene commissie uit het dagelijksch bestuur, als bijlage van het gemeenteverslag gedrukt, wordt o. a. gewezen op sommige verbeteringendie nog in het belang der openbare gezondheid in deze gemeente zouden kunnen worden tot stand gebragt en de weg aangeduid die men aanvankelijk zou behoo- ren in te slaan. Met genoemde commissie zijn wij van oordeel datzal de zorg voor de gemeentelijke reiniging voldoende kunnen worden genoemd een vast stelsel dient te worden aangenomen waar door de zoo veelvuldige misbruiken die dagelijks de gezondheid der ingezetenen bedreigen binnen de engst mogelijke grenzen worden beperkt. Heeft toch de reorganisatie van dezen tak van gemeentebestuur in vele opzigten aan de gunstige verwachting beantwoord vooral wat de finantiële uitkomsten betreftde on dervinding heeft tevens doen blijken dat hiereven als elders de zorgeloosheid en gemakzucht van particulieren de beste maatregelen van het openbaar gezag kunnen verijdelen en inzon derheid in tijden van epidemiën de ernstigste gevolgen doen vreezen. Voor een deel zal ongetwijfeldnaar wij ons voorstellen de te wachten bouwverordening bepalingen behelzendie in het belang der openbare gezondheidspolicie moeten worden in acht genomen doch reeds nu achten wij het wenschelijkdat burge meester en wethoudersdoor het besluit van den raad gemag- tigdeen meer stelselmatigen weg kunnen bewandelen en daar toe over de vereischte fondsen mogen beschikken. Onder de puntendie in de allereerste plaats driDgende voor ziening en verbetering eischen behoort het beperken der ver ontreiniging van het water en den bodem welker bederf zoo zeer bevorderlijk is aan de ontwikkeling der meest geduchte volks- epidemiën van onzen tijd. Zoo dit laatste nog betoog vereischte zouden wij kunnen volstaan met te verwijzen naar de treffende voorbeeldenaangehaald in het rapport van den geneeskundigen raad voor de provinciën Groningen en Frieslandwaaruit ten duidelijkste blijkt hoe cholera en tijphus zich bij voorkeur ont wikkelen overalwaar door ophooping van faecale stoffen in slooten en putten het bederf van water, lucht en bodem hand aan hand gaat. Hoewel wij volkomen de moeijelijkheden beseffen welke ver bonden afrjn aan het verbeteren van misbruikendie door den tijd als het ware gewettigd zijnzouden wij te kort doen aan onze eerste verpligting, om voor het welzijn der gemeente te zorgenindien wij langer een toestand bestendigdendie telken jare bij het uitbreken van epidemiën de grootste bezorgdheid wekt. De uitlozing van faecale stoffen langs riolen in de grachten is hier ter stede zoo algemeen geworden dat eene algemeene op heffing van de tot nog toe uitdrukkelijk of stilzwijgend verleende vergunning om de publieke wateren langs dien weg te infecteren, veel bezwaar zou opleveren. De ondervinding leert tevensdat bij voldoend ingerigte riolen en in stroomend water deze uitlo zing moge zij al min wenschelijk wezentoch niet zoo direct nadeelig schijnt te werken. Tot een algeheel verbod van de bestaande uitlozingsriolen achten wij dus den tijd nog niet geko men. Burgemeester en wethouders oordeelen echter in den geest uwer vergadering te handelendoor voor het vervolg geene ver gunning te verïeenen tot de uitlozing van dergelijke riolen be stemd tot afvoer van faecale stoffen in de openbare vaarwaters of in de gemeentelijke riolen. Wenschelijk zouden zij het tevens achtendat bij aldien dergelijke bestaande riolen door hunne bouwvalligheid of door andere oorzaken ongeschikt blekenom aan de bestemming tot afvoer van faecale stoffen te voldoende uitlozing dier stoffen langs dien weg onmiddellijk werd verboden. Waar evenwelzooals hier ter stede nog maar al te zeer het BTJVOEÖSET. BEUOOUENDE BT.T DE LEELWABBEB COUEANT. geval is, de privaten hetzij in putten of in stilstaande slooten uitloopenis het gevaar voor infectie te grootdan dat wij zelfs de partiële bestendiging van dien toestand zouden kunnen aan raden. Ieder, die dezen zomer een oog heeft geslagen op de slooten achter Olde-Galileënhet Vliet en dergelijke zal van de bepaalde noodzakelijkheid eener afdoende verbetering met ons overtuigd zijn. Een verbod om slooten beneden eene bepaalde afmeting of putten tot verzamelplaatsen van faecale stoffen te bestemmen zal evenwel noodzakelijk gepaard moeten gaan met eenige op offering van de zijde der gemeentedaar het onbillijk zoude zijnzoolang de afvoer van dergelijke stoffen in de gemeentelijke vaarwaters geoorlooft blijftdie ingezetenen wier privaten in putten of slooten uitlozen uitsluitend de kosten te laten dragen van eenen maatregeldie niet slechts in hun eigen belangmaar ook in het belang van het algemeen wordt voorgeschreven. In dien evenwelzooals wij het meest doelmatig achten, tot de in voering van het Delftsehe tonnenstelsel wordt besloten dat reeds in het meergenoemd verslag werd aanbevolen, zullen die kosten ruimschoots door de overwinst dér exploitatie vau de stadsreini ging worden gedekt. De aanvankelijke proefneming met dat stelselhier en daar genomenheeft trouwens zoo voldoende uitkomsten geleverd dat wij met gerustheid tot eene meerdere uitbreiding durven overgaan. Daar elders dc kosten van inrigting der vroeger door- loopende privaten volgens het Delfsche stelsel gemiddeld 7 d 8 per privaat hebben bedragen behalve de levering van de tonnendie gemeentelijk eigendom blijven oordeelen wij eene tègemoetkoming van twee derde gedeelten in de kostenmits niet de som van 25 per privaat overschrijdende, allezins bil lijk voor de betrokken particulieren en niet te bezwarend voor de gemeente. Zoodanige tegemoetkoming behoort echter slechts dan te wor den verleendwanneer de inrigting geschiedt in overleg met en volgens aanwijzing van de directie der stadsreiniging. Door zoo- danigen maatregel zal, naar on^e overtuiging, eene belangrijke schrede worden gedaan om op stelselmatige wijze de te zeer verwaarloosde quaestie van den afvoer van faecale stoffen in deze gemeente op te lossen en het uitzigt worden geopend om voor goed te breken met een' toestand die zoowel uit een hygiënisch als uit een financieel oogpunt afkeuring verdient. Wij hebben alzoo de eer uwer vergadering voor te stellen 10. In beginsel te besluiten dat binnen de kom dezer ge meente geene privaten of riolenbestemd tot afvoer van faecale stoffenzullen mogen uitloopen in zinkputten of slooten van mindere breedte dan vier meter. 20. Mede in beginsel te besluitendat aan eigenaars van pri vaten die deze in overleg met en volgens aanwijzing van den directeur der gemeentelijke reiniging willen doen ver anderen het kosteloos gebruik van door de gemeente te verstrekken tonnen benevens eene tegemoetkoming van twee derden in de kosten hoogstens tot een bedrag van 25 zal worden verleend. 30. Burgemeester en wethouders uit te noodigenom voor 10. Januarij 1875 de privaten in alle openbare gemeen telijke gebouwen te doen inrigten met draagbare tonnen. 40. Burgemeester en wethouders uit te noodigenom voortaan geene vergunning te verïeenen tot het aanleggen van riolen bestemd tot afvoer van faecale stoffen in gemeente grond. 5°. De verordeningscommissie uit te noodigen om met gepas- ten spoed eene ontwerp-verordening ter toepassing van het beginsel sub 1°. gemeld aan den raad te willen aan bieden. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 9n October 1873 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. BIERUMA OOST1NG. De SecretarisP. A. BEKGSMA. 14

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1873 | | pagina 49