104
Bijlagen tot het Terslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
gemeente zijn aangekocht tot amotie en op dien grond bezwaar
gemaakt tegen de goedkeuring van deze post.
Rapporteurs verzoekenin verband met hunne conclusie bij
volgnummer 139e ook hieromtrent burgemeester en wethouders
om inlichtingen.
Vol'jn. 21 m.
Op 9 October 1873 heeft de raad besloten tot verhuring van
de nog beschikbare ruimte in den Harlinger stal tot November
1874 voor ƒ60, met welk bedrag deze post alzoo dient te wor
den verhoogd.
Rapporteurs stellen voor, haar op ƒ140 uit te trekken, en in
verband hiermede art. 2 vast te stellen op 5651, en in verband
hiermede en met het op volgn. 20;» voorgestelde het totaal van
hoofdstuk III op ƒ44,410.03.
Volgn. 47.
Op het voetspoor der 2e sectie en in verband met hare voor
stellen omtrent volgnummers 130 en 131 stellen rapporteurs voor
de voorgedragen geldleening ter bestrijding van uitgaven voor
buitengewone werken met 58,000 te verminderen en vast te
stellen op ƒ57,000 waardoor het totaal der le afdeeling van
hoofdstuk V 63,000 bedraagt.
Volgn. 51.
In de 3e sectie werd gevraagd naar de wijze van berekening
van deze ramingmen meende te weten dat alleen de com
manditaire bouwvereeniging in 1874 nog een bedrag van onge
veer 15,000 zou moeten betalen, in welk geval de raming met
het oog op de bovendien reeds verkochte en nog beschikbare
terreinen te laag werd geacht.
Rapporteurs nemen de vrijheid burgemeester cn wethouders
uit tc noodigen den raad deswege eenige inlichting te verstrekken.
In diezelfde sectie werd de opmerking gemaakt, dat deze post
schijnt te doelen alleen op oouwterreinen ten zuiden van de
Zuidergracht gelegen dat evenwel door het wegruimen van den
Wirdumerpoorts-dwinger ook dair ter plaatse bouwterrein be
schikbaar komt en dat de eventuele "opbrengst daarvan op deze
begrooting kan worden aangebragt. Hierop besloot die sectie
aan deze afdeeling als art. 4 toe te voegen de volgende post:
^Verkoop van het bouwterrein bij de Wirdumerpoort ƒ20,000."
De meerderheid der commissie van rapporteurs acht het be
sluit van de 3e sectie ontijdig vooreerst omdat aan het uittrek
ken van die post zou moeten voorafgaan een besluit van den
raad tot uitgifte van dien grond in bebouwing en ten anderen
omdatzoo de raad hiertoe al aanstonds beslootde werken
welke daar ter plaatse in 1874 zullen worden uitgevoerd zullen
moeten beletten dat die uitgifte zóó tijdig kan geschieden dat
nog in 1874 daarvan inkomsten voor de gemeente met grond te
verwachten zijn.
Rapporteurs hebben alzoo hieromtrent geen voorstel.
Hierna stellen zij in verband met het bovenstaande voora het
totaal van hoofdstuk V vast te stellen op ƒ83,000.b. het totaal
der inkomsten uit te trekken op ƒ589,549.79.
Ten slotte stelt de commissie nog voor het volgn. 211 on
voorziene uitgaven hetwelk volgens daarbij gedaan voorstel op
ƒ9,125.— is gebragt, nog met ƒ1,200.— te versterken en alzoo
uit te trekken op ƒ10,325.— en het totaal der uitgaven vast te
stellen op een cijfer van 589,384.19 zoodat er een waarschijn
lijk batig saldo van 165.60 overblijft.
Aldus uitgebragt ter raadsvergadering van 23 October 1873.
WESTENBERG Rapp. der le sectie.
J. L. van SLOTERD1JCKRapp. der 2e sectie en
algemeen Rapporteur.
J. DIRKSRapp. der 3e sectie.