106 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. In bovengemeld tijdvak van 18561870 heeft de volgende buitengewone uitgaven gedaan Overname en uitbreiding der gasfabriek j Demping van grachten en daarmede in ver band staande werken- Verbetering van vaarten en grachtenvernieu wen en veranderen van bruggen verbetering der in- en uitvaart bij de Hoeksterpoortaanbouw van brugwachterswoningen enz Stichting van eene manége Verbetering van den stadstuin Inrigting eener hulpbeurs Vernieuwing van de Irusumerzijl Verbouwen van boerenhuizingen Maken van walmuren en walbeschoeijingen. Vergrooting der veemarkt »nleg en verbetering van straten en wegen Aanh Afkoop onderhoud van de Dillezijl Uitbreiding van het armhuis Stichting eener school voor middelbaar onderwijs Stichting en vernieuwing van schoolgebouwen voor lager en uitgebreid lager onderwijs Aanbouw van publieke secreten waterplaatsen en putten Verbetering van het Oldehoofster Kerkhofhet Jacobijner Kerkhof, het terrein voor den kavalle- riestaldat voor de houtveilingenaanleg eener bestrating in 't Ruiterskwartier Aankoop van huizen Maken van gebouwen voor de fabricage en van eene woning voor den gemeente-architect Aankoop van panden ten behoeve der uitbrei ding van de gemeente Werken ter uitbreiding van het bebouwd ge deelte der gemeente Overname van goederen op het aschland aan wezig bij den aanvang der exploitatie van wege de gemeentezoomede voor aanmaak van gereed schappen en voor verbetering der inrigting van het aschland gemeente na 2S2,602:21 134,384.03 188,401.41s 26,663.67s 2,646.145 898.58s 8,108.07 13.871.86 61,254.19 997.64 38,349.37 2,902.305 9,445.95 79.452.87 73,635.36s 9,307.22 10,287.785 65,758.39 9,849.— 78,483.91s 85,845.— 13,218.07s Het resultaat geeft ons derhalve eene totale uitgaaf vanƒ1,196,363.065. Van 1853 af tot en met 1871zijnde het tijdvakdoor heeren rapporteurs in het verslag aangegeven zijn ten behoeve dezer gemeente voor niet minder dan 1,300,000 werken van verschil lenden aard aanbesteed. Uit het vorenstaande blijktdat de oorzaak van de gemeente lijke schuld bekend en eea noodzakelijk gevolg is van de uitge- gevoerde buitengewone werken. Deze zijn in hoofdzaak te splitsen in werken die direct en de zulken die indirect productief zijn. De gemeentelijke inrigting brengt mede, dat eerstbedoelde exceptie, de laatste meer regel zijn. Naar aanleiding en in verband met het vorenstaande zullen wij overgaan tot de beantwoording van de vraag of de in het verslag der commissie van rapporteurs opgesomde bezwaren over den finantiëlen toestand der gemeente op goede gronden rusten. De grieven komen hoofdzakelijk néér op het navolgende a. dat de zeer belangrijke verhooging van het cijfer der ge wone uitgaven in de laatste jaren ernstige bekommering wekt vooral omdat daartegen over gecnc evenredige toeneming van gewone in komsten staat; b. dat het noodzakelijk gevolg hiervan isdat het cijfer van de plaatselijke belasting op het inkomen gestadig stijgt c. dat de percentage van die belasting te hoog is naar het werkelijk belastbaar inkomen in deze gemeente d. dat het bedrag der batige saldo's afneemten e. dat het cijfer der gemeentelijke schuld geweldig stijgt zon der dat dit met eene eenigzius evenredige aflossing gepaard gaat. Wij beamen ten volle dat de gewone uitgaven in de laatste jaren belangrijk zijn gestegen. Dit feit op zich zelf kan evenwel geen grond geven tot ernstige bekommering. Eerst dan wan neer de bronnen van inkomsten te kort schieten om die uitga ven te bestrijdenzoude daartoe aanleiding bestaan. Met het oog daarop wordt de toeneming der gewone uitgaven in de laatste jaren in verband met de daarop niet geëvenredigde toeneming der gewone inkomsten als een bewijs van finantiëlen achteruitgang der gemeente op den voorgrond gesteld. Hetzij eveuwel met bescheidenheid opgemerktdat bij een naauwgezet onderzoek van den finantiëlen toestand der gemeente ten duidelijkste blijktdat de gewone inkomsten der laatste ja ren niet alleen gelijken tred hebben gehouden met de gewone uitgaven maar die zelfs hebben overtrolïen. Een overzigt van het bedrag der gewone en buitengewone ontvangsten en vau dat der gewone en buitengewone uitgaven der gemeente Leeu warden, over de jaren 1870 1871 en 1872, dat als bijlage bij de begrootingstukken is overgelegdgeeft daarvan het bewijs. Blijkens dat overzigt hebben bedragen 1870. 1871. 1872. de gewone inkomsten 407,525.84s 417,345 155 ƒ439,259.565 uitgaven - 394,895.86 - 390,598.31s - 424,745.20s zoodat de gewone inkom sten de gewone uitga ven overtreffen met Uit de gewone midde len is besteed voor buitengewone werken aflossing van schuld 12,629.98s 26,746.84 J 14,514.36 J 10,000.— - 20,000.— 16,500.— - 15,000.— - 18,064.93» 11,000.— zamen 30,000.— J 31,500.— 29,064.935 Het sub a vermeld betoog van finantiëlen achteruitgang der gemeente komt ons derhalve onjuist voor. Wat nu de opmerking betreft, dat bij de toeneming der ge wone uitgavenhet cijfer van de plaatselijke belasting op het inkomen gestadig stijgtdaaromtrent hebben wij slechts te ver wijzen naar de onderstaande opgaven, die'het tegendeel bewijzen, jaren, bevolking, belastb. inkomen, geheven, proc. 1866 25,059 2,832,506.13 ƒ2.79 1867 25,273 2,839,806.68 3.51 1868 25,113 2,864,826.715 3.50 1869 25,048 2,917,738.825 3.55 1870 25,689 2,936,217.57s 3.50 1871 25,894 2,923,489.21 3.45 1872 25,896 2,946,217.10 3.45 1873 26,264 2,958.559.50 3.35 Hierbij verlieze men niet uit het oog, dat in 1867 verhooging van die belasting een noodzakelijk gevolg was van de wijziging der gemeentewet in het plaatselijk belastingstelsel aangebragt en van het besluit om in plaats van 50, slechts 25 opcenten op het personeel te heffen. liet lager cijfer 3.35 0/Q in 1873 staat in verband met een aan zienlijk batig saldo, waarover men op de begrooting van dit dienstjaar te beschikken heeft. Wat betreft de opmerking dat de percentage van den hoofde- lijken •mslag te hoog is naar liet werkelijk belastbaar inkomen in deze gemeentekunnen wij ons vereenigen met de zienswijze van heeren rapporteursmedegedeeld in het verslag bij volg- Dommer 5 (inkomsten)dat n. 1. hoe men ook moge denken over de grondslagen en de wijze van heffing der belasting op het in komen de behandeling der begrooting niet de gepaste gelegen heid isomals ware het ia het voorbijgaandie te veranderen. Ook wij zijn van oordeeldatindien de raad daarin wijzi ging wenscht aan te brengen daartoe een afzondelijk zelfstan dig voorstel behoort te worden gedaan. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. 107 Overigens kunnen wij niet toegevendat het gemeentebestuur, als noodzakelijk gevolg van de toeneming van de gewone uit gaven alleen zijn toevlugt kan nemen tot verhooging van het cijfer der belastiDg op het inkomen. Op het voetspoor van andere gemeenten zouden er b. v. meer opcenten op de rijks personele belasting kunnen worden geheven. Maar ook afgescheiden daarvan is de belasting op het inko men ten behoeve dezer gemeente gehevenin geenen deele drukkend te noemen en behoeft in eene geringe verhoogiug daar van geen ernstige vrees voor de toekomst te bestaan. Indien de belastingschuldigen niet uit het oog gaan verliezen de belang rijke voordeelen, die zij hebben verkregen door de afschafling der verbruiksbelastingen die zij thans genieten tengevolge der inrigtingen van lager- en meer uitgebreid lager onderwijs, en niet minder als een indirect voordeel van de vele andere kostbare werken van publiek belang in de laatste jaren door de gemeente uitgevoerddan voorzeker kan er geen ernstig gemeende klagte over het cijfer der belasting op het inkomen worden ingebragt. Wel zal bij eene vergelijking met andere gemeenten van den- zelfdcn omvang somtijds blijken dat hier een hooger getal pro centen van het inkomen wordt geheven dan elders maar daar tegenover slaatdat o. a. dé schoolgelden in vele steden van ons land veel hooger, ja in enkelden meer dan het dubbele be dragen van hetgeen hier als zoodanig wordt betaald. Tot onze verwondering hebben wij voorts kennis genomen van de opmerkingdat het afnemen der batige saldo's een bewijs zoude opleveren van finantiëlen achteruitgang der gemeente. Alles hangt hier immers af van de oorzaakdie tot die sal do's aanleiding geeft. Is een hoog saldo het gevolg van te hooge raming der uitgaven en te lage raming der inkomsten dan is dat geen bewijs van linantiëlen vooruitgang, evenmin als het aan zienlijk batig slot, dat een natuurlijk gevolg is van het niet uitvoeren van een kostbaar werk, waarvoor de gelden reeds op de begrooting beschikbaar waren gesteld. Levert eene rekening daarentegen een gering batig saldo opals gevolg van juiste ra ming, dan is daarin immers geen bewijs van achteruitgang te zoeken. Ten opzigte van de opmerking van heeren rappoiteurs, dat de concept-begrooting voor 1874, even als verschillende vroe gere begrootingenmet de grootste voorzigtigheid is gesteld waardoor de directe belasting op het inkomen wordt opgevoerd, zonder dat daartoe volstrekte noodzakelijkheid bestaat, daarom trent wenschen wij in herinnering te brengendat de bedoelde voorzigtigheid zeer zeker het meest in liet ocg springt bij de begrootingen der laatste dienstjaren van de stads armenkamer, de brandweer, de dienstdoende schutterij en andere corporatiën, en dat die begrootingen in den regel afzonderlijk door den raad behandeld en vastgesteld worden. Het dagelijkseh bestuur is derhalve bij het opmaken der begrooting in dat opzigt gebonden. Overigens gaat het niet op voor enkele posten de juiste som aan te breDgen die vereischt zal worden. Bij vergelijking van vroegere rekeoiDgen zal dan ook blijkendat in verschillende jaren diverse artikelen te hoog of te laag zijn geraamd. Indien het jaar op jaar blijkt, dat er voor hetzelfde onder werp eene onjuiste raming heeft plaats gehad dan kan daarop wel ligt de gemaakte opmerking toepasselijk worden geacht. Wat eindelijk het oordeel betreft over de belangrijke vermeer dering van den schuldenlast der gemeentewaartegenover geene evenredige aflossing zoude staan daaromtrent hebben wij slechts te verwijzen naar het overzigt in 't hootd van deze memorie op genomen. Het ligt voor de hand dat de schuldenlast der gemeente moest toenemen en het bedrag der rente van jaar tot jaar zoude ver meerderen immers de vele werken van publiek belangdie in de laatste jaren zijn uitgevoerdkonden grootendeels slechts door leeningen bestreden worden. De oudste der bestaande lee ningen is van 1853. Sedert dat jaar werden er twaalf leeüingen gestoten. Dat de rentelast daardoor steeds moest stijgen was te voorzien. Zooals bekend isworden de laatst aangegane leeningen dezer gemeente binnen een bepaald tijdvak afgelost. Dat overigens de zienswijze van heeren rapporteursdat het wenschelijk is om jaarlijks een grooter bedragvooral op de vroegere leeningen af te lossenwordt gedeeld blijkt uit de ontwerp-begrootiDg voor 1874. Het zoude evenwel niet geraden zijndaartoe thans reeds in meerdere mate over te gaan omdat sommige der werkenter bestrijding waarvan een groot gedeelte der schuld is aangegaan, nog niet in zoodanigen toestand zijn dat zij reeds nu de vruch ten afwerpen die men in het vervolg daarvan met grond kan verwachten. Men denke slechts aan de terreinen aan de Wil lemskade (zuidzijde) waardoor in 't vervolg de opbrengst van de belasting op het personeel zal vermeerderen met een cijferdat zonder twijfel zal opwegen tegen de rentelastwaarmede de ge meente ter zake de uitbreiding is bezwaard. Tot weerlegging van de donkere beschouwingen van heeren rapporteurs over den finantiëlen toestand der gemeentewen schen wij nog te wijzen op den van jaar tot jaar toenemenden bloei der gemeente zoowel op het gebied van handel als van nijverheido. a. ook merkbaar uit het belangrijk stijgen van de personele belasting, terwijl niet onopgemerkt kan worden gela ten dat de bezittingen dezer gemeente eene waarde vertegen woordigen die ruimschoots tegen het bedrag der gemeentelijke schuld kan opwegen. Naar aanleiding van de opmerking, dat meermalen aanzien lijke sommen gedurende onderscheidene maanden renteloos in de gemeentekas liggenhebben wij gemeend te kunnen verwijzen naar de processen-verbaal van verificatie der gemeentekas over 1873 waaruit blijkt dat de aanwezige kasgelden, althans vol gens 't oordeel van ons collegievoor de loopende uitgaven be schikbaar moesten blijven. Bij voorkomende gevallen zal evenwel op den gegeven wenk worden gelet. Omtrent de inlichtingennaar aanleiding van de verschillende artikelen van de concept-begrooting gevraagdhebben wij de eer het volgende mede te deelen. UITGAVEN. Volgno. 76. Art. 205 lilt. g. der gemeente-wet schrijft gebiedend voor, dat de kosten van hot aanleggen en bijhouden der registers van den burgerlijken stand op de gemeente-begrooting moeten wor den gebragt. Blijkens het koninklijk besluit van den 26 Maart 1853 Staats blad 'co. 17), is al hetgeen voor het bijhouden dier registers wordt vereischteene verpligte uitgaaf der gemeentewaaraan zij zich niet mag onttrekken. Deze kosten mogen niet aan par tijen in rekening worden gebragt (c. bovengemeld koninklijk besluit). Het is ons niet bekenddat dit elders geschied is dit inderdaad het gevaldan achten wij die handelwijze in strijd met de wet. Volgno. 94a. Het is niet aan de aandacht van het collegie ontgaandat bij besluit van den 24 November 1870 voor memorie op de be grooting van 1871 werd aangebragt de verbetering van den weg, loopende van den Groninger straatweg langs het Kalverdijkje tot het Noordvliet. De redenendie aanleiding hebben gegeven om slechts een gedeelte van dat werk uit te voerenzijn breedvoe- rig opgegeven in ons deswege aangeboden voorstel van den 26 October 1871 (bijlage tot het verslag co. 30) en de daarbij be- hoorende stukken waarnaar wij de eer hebben te verwijzen onder mededeeling tevensdat wij reeds op nieuw vóór de in diening der begrooting pogingen hebben aangewend en met be langhebbenden in overleg zijn getreden om tot de gewenschte wegsverbetering te kunnen overgaan. Indien evenwel sommige der betrokken eigenaren ongenegen blijven het bestuur in staat te stellen dat werk naar bchooren uit tc voerendan kunnen wij geen voorstel ter zake indienen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1873 | | pagina 55