108 Bijlagen tot het verslag der handelingen Volgno. 95 c. De vele werkzaamhedenwaarmede de gemeente-architect in den loop van dit dienstjaar is belast geweesthebben hem ver hinderd de plannen tot vernieuwing der ïlooge brug in te die nen. Daar de aard van dit werk gedoogt in den herfst te wor den aanbesteedzullen de kosten daarvan uit de begrooting van 1873 kunnen worden bestreden. Vclgno. 95d. Burgemeester en wethouders achten het stellen van bordjes op sommige der bij de publicatie voor opslag aangewezen plaatsen eenzins als den juisten meest afaoenden weg tot beperking aarvan. Die bordjes zijn dan ook slechts bij wijze van proefneming gezet op die opslagplaatsen, welke men meende, dat zouden kunnen vervallenzonder tot bijzonder ongerijf voor de ingeze tenen aanleiding te geven. Deze proefneming wenscht het dagelijksch bestuur voort te zettenten einde later bij besluit de opslagplaatsen te kunnen bepalen. Van dit besluit zal ter zijner tijd overeenkomstig de thans vigerende verordening openbare kennisgeving geschieden. Wij deelen voorts mede, dat het dagelijksch bestuur bij deze proefneming de gewenschte medewerking der ingezetenen onder vindt, zoodat er voorshands geene behoefte bestaat tot het ne men van andere maatregelen. Volgno. 119123. Ter juiste beoordeeling van de bezoldiging van het personeel der stadsreiniging hebben wij van den directeur de vereischte in lichtingen gevraagddie als bijlagen bij de begrooting zijn over gelegd. Daaruit blijkt, dat het getal arbeiders niet kan worden ver minderd. Met het oog op de te verrigten werkzaamheden kunnen de loonen thans 10 cents en van sommigen 11 cents per uur bedrageodeniet worden verlaagd. De aard van de werkzaamheden brengt mede, dat somwijlen een groot aantal arbeiders in eenen kleinen omtrek bijeen zijn hetgeen vooral opvalt in enge straten. De spoed waarmede* de reiniging der straten moet geschiedengedoogt nietdat hierin verandering wordt gebragt. Aangezien het getal arbeiders slechts in de gewone behoeften der stadsreiniging kan voorzienligt het in den aard der zaak dat de buitengewone werken bij aanneming of op andere wijze moeten worden verrigt. Dit laatste heeft onder anderen plaats gehad met de reiniging van de slooten op Oldegalileëu, in de Weerklank en achter de Hoven. Art. G der wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten gaf aanleiding, dat die werkzaamheden ten laste der gemeente moes ten worden gebragt. Volgno. 126. Vóór de uitgifte in bebouwing der perceelen gelegen tusschen de Willemskade (zuidzijde) in den staatsspoorweg moest er een va9t peil voor de kadenstraten en riolen worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel, dat nu er reeds verschillende riolen volgens dat peil zijn gelegd er bezwaar be staat, om de walmuren aan de Harlingervaart lager te maken, dan die langs de Willemsgracht. Zij zullen evenwel gaarne in overweging nemen of aan den uitgesproken wensch alsnog kan worden voldaan.! Volgno. 127. Wij rneenen het voorstel van rapporteursom deze post voor memorie te stellen, te moeten bestrijdenop grond dat het ons in casu regelmatiger voorkomt daarvoor een cijfer uit te trekken. Het is bekend, dat er voortdurend behoefte bestaat aan ver meerdering van publieke privaten vuilnisbakken en urinoirs en dat het bij gevolg te verwachten is, dat in het volgend dienst jaar ten bedoelden einde gelden disponibel moeten zijn. Bat het uitgetrokken cijfer voor werkelijke uitgaven te dier van den gemeenteraad te Leeuwarden. zake veel te laag is, kunnen wij niet onvoorwaardelijk toege ven omdat dit geheel afhangt van den koopprijs voor het een of ander gebouw of opene ruimte te besteden. Indien wij b. v. het onlangs aangekochte huisje tot publiek j privaat inrigtenzullen de kosten van aankoop en vertimme- I ring het voorgestelde cijfer niet overschrijden. Bovendien behoeft de voorgedragen som niet absoluut tot het tweeledig doel te worden aangewend, maar kan ook strekken tot stichting van een publiek privaat of van urinoirsop een terrein dat aan de gemeente behoort. In dit geval zal het cijfer van /T500 althans meer dan toerei kende zijn. Het komt ons in ieder geval niet raadzaam voorop de begrooting een memorie post aan te brengen, ten behoeve van een werk waarvoor vrij zeker gelden noodig zullen zijn, die bij ge breke van een daarvoor uitgetrokken cijfer uit den post van on voorziene uitgaven zullen moeten worden geput. Volgno. 128. 6 t Met eenige bevreemding hebben wij kennis genomen van de I in de 2e sectie uitgesproken vreesdat het ons met de in de memorie van toelichting der begrooting voor 1873 toegezegde verbetering der bestrating in deze gemeenteniet ten volle ernst I zoude zijn. I)at het ons wel ernst is aan het deswege genomen besluit uitvoering te geven kau immers aan den raad niet on- I bekend zijn, vermits den 16 April jl. de levering van Luiksche keijen voor de bestrating, van de lloeksterbrug af, is aanbe steed en van de gunning van die leveriDg aan den aannemer A. Kestens te Heerenveen, in vergadering van den 24 April II. I is mededeeling gedaan. Deze aannemer is tot nu toe door buitengewone omstandigheden, verhinderd geworden aan zijne verpligtingen te voldoen. Ter gelegener tijd zullen wij daaromtrent de vereischte inlichtingen gevenwaartoe wij vooralsnog niet volledig in staat ziin. Volgno. 129. J \olgeos de koopvoorwaarden is het voor 2e versch watervij- I ver bestemde land den 12n November e. k. ter beschikking van I het gemeentebestuur. Burgemeester en wethouders zijn met het oog daarop reeds met een' deskundige in overleg getreden over I plannen tot aanleg van dien vijver. In de volgende maand kunnen de vereischte teekeningen wor- I den tegemoet gezien. Het dagelijksch bestuur beaamt ten volle de opmerkingdat graafwerk in den winter of in het voorjaar goedkooper kan worden verrigt dan in den zomer. Worden de, binnen een, naar wij hoopenniet ver ver wijderd tijdstip in te dienen voorstellengoedgekeurddan kan er spoedig een aanvang met het werk worden gemaakt. Wij merken hierbij echter op, dat er kwalijk sprake kan zijn van aanbesteding van het hier bedoelde werkomdatvolgens bekomen iolichtingen zoodanige aanleg, waarbij een doelmatige L inrigting gepaard moet gaan met een aangenaam aanzienin eigen beheer moet worden uitgevoerd. Volgn. 130. Met belangstelling hebben burgemeester en wethouders kennis genomen van de uitvoerige beschouwingendie in de sectiën hebben plaats gehadnaar aanleiding van het op de begrooting aangebragt cijfer, ten behoeve van het eerste gedeelte der wer ken voor de stichting van een beursgebouw. De bezwaren tegen het aanbrengen van een bepaald bedrag komen hoofdzakelijk neer op het navolgende //dat de raad onbevoegd werd geacht nu reeds ingewikkeld te //besluiten tot eene uitgaafdie het dubbele eener vroegere ra- z/ming van een beursgebouw overtreft, zonder dat hij door rap- z/porten begrootingen of andere stukken op de hoogte is gesteld, //zoowel van de eischen voor de inrigting als van de berekening //van kosten en ook zonder dat de prijsvraagwaarvoor hij in 1872 eene som toestond is uitgeschreven, veel min beantwoord; z/dat de vrees werd gekoesterd, dat de roorgestelde uitgaaf de //finantiële krachten der gemeente verre te boven zal gaan en r/dat men dakroni dan ook de kwestie van retribution of per- Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. 109 //persoonlijke entrées voor 't beursgebouw vooraf geregeld wenscht z/te zien «dat de voorbereiding der beursstichting nog op lange na niet ,,7.oo ver gevorderd is, dat de uitvoering in 1874 kan worden //verwacht «dat de eischen van de kamer van koophandel te groot zijn „en dat het beursgebouw tot een tweeledig doel zoude strekken, win zoo verre daardoor het kostenbedrag zoude verhoogen." Naar aanleiding van de geopperde bezwaren stellen rapporteurs voorden post voor memorie uit te trekken. Wij kunnen ons met dat voorstel niet vereenigen. Ofschoon wel eens de wenschelijkheid is uitgesproken om geen werken op de begrooting te brengen tenzij de plannenmet de gedetailleerde begrootingen van kosten waren goedgekeurd is daaromtrent geen besluit genomen en ook geen antecedent ge steld. De moeijelijkheid om de plannen en berekeningen van kosten van werken van grooten omvang reeds vóór de aanbie ding van de begrooting van het volgend dienstjaar op te maken, is u bekendvan daar dan ook dat tot nu toezelfs zeer belangrijke werken op de gemeente-begrootingen zijn aangebragt, zonder dat de plannen vooraf waren goedgekeurd, zelfs niet aan geboden. Hiertegen bestaat volgens onze meening geen bezwaarindien bij het deswege te nemen besluitde raad zich de nadere goed keuring der plannen voorbehoudt, zoo als tot nu toe geschiedt. Indien het aanbrengen eener bepaalde som op de begrooting in zich slooteene magtiging op burgemeester en wethouders om zonder Dader raadsbesluit te kunnen overgaan tot uitvoering van een werkdan voorzeker zouden er gegronde bezwaren daarte gen kunnen worden ingebragt. Wij kunnen voorts niet toegeven dat de aanneming van de post ad 50,000.eene incidentele beslissing zoude insluiten tot stichting van eene handelsbeurs van 150,000. Dit nu zoude het geval zijn indien het aanbrengen der post geen noodzakelijk gevolg was van een raadsbesluit. Burgemeester en wethouders hadden in casu te letten op dat besluit, en in verband daarmede middelen voor te dragen tot stichting van een aan de tegenwoordige eischen van den handel voldoend beursgebouw. De vraagwelke eischen voor een voldoend beursgebouw bin nen deze gemeente moesten worden gesteld, hebben wij ter be antwoording voorgedragen aan de kamer van koophandelliet olïicieel orgaan van den handel. In de gegevens van de kamer wijziging te brengenzoude eerst dan hebben kunnen geschiedenindien wij als deskundigen gelijk of hooger stonden en het bewijs konden leverendat de eischen door de kamer voor een voldoende handelsbeurs gesteld te groot zijn. In dezen stand der zaak is het dagelijksch bestuur van oor deel en persisteert bij dat gevoelendat ter uitvoering van het genomen raadsbesluit eene som op de begrooting behoort ge plaatst te wordendat het immers met grond te voorzien is, dat in 1874 een begin met de beursstichting zal worden gemaakt; dat, waar dit kan worden aangenomen, het voor een regelma tig beheer wenschelijk moet worden geacht een vast cijfer voor dat werk uit te trekkendat de begrootiDg hierdoor niet wordt verzwaard, omdat tegenover de uitgaaf een gelijk bedrag als geldleeninp; in ontvang wordt gebragtdat zonder nood zaak die leening niet wordt uitgeschreven terwijlzooals boven is gezegdhet werk niet kan worden uitgevoerdzonder nader raadsbesluit. Wat betreft de vreesdie gekoesterd wordt als zoude de stichting van het aan de eischen van den handel voldoend beurs gebouw de iinaotiële krachten der gemeente verre te boven gaan, daaromtrent meenen wij te moeten opmerkendat die vrees onzes inziens eerder bij het nemen van het besluit tot stichting, dan ter gelegenheid van de uitvoering van dat besluit had moe ten worden uitgesproken. Bovendien is het verschil van het cij fer dat, volgens de globale raming van den architect, thans voor de stichting van het beursgebouw wordt vereischt f 150,000, met dat, hetwelk in 1866 noodig werd geacht vooraankoop van huizen en stichting van een gebouw gezamenlijk 110,000.— bedragende, niet van zoodanig belang, dat men zoude moeten vreezendat die uitgaaf de linantiële krachten der gemeente verre te boven zoude gaan. Ten opzigte van de heffing van retribution of persoonlijke en trées hebben wij de eer te verwijzen naar de hierbij overgelegde missive van de kamer van koophandeldd. 16 October j 1.no. 1077 waaruit blijkt, dat de handel niet ongenegen is jaarlijks het zijne bij te dragen tot verligting van het offer, dat de ge meente te dezer zake heeft te brengen. Ofschoon een debat over de inrigting der beurs niet aan de orde is, wenschen wij toch op te merken, dat een beursgebouw, qua talis zeer geschikt kau zijn tot andere doeleinden zonder dat daarom bijzondere werken behoeven te worden aangebragt, die voor handelsbeurs geen nut zouden hebben. De beurs te Groningen heeft daarvan reeds meermalen het bewijs geleverd. Achten wij het derhalve om de bovenvermelde redenen regel matig en weDsehelijkdat voor dezen post een bepaald cijfer wordt uitgetrokken, wij aarzelen niet te verklaren, dat het ons, met het oog op de antecedentenvoor de waardigheid van den raad noodzakelijk voorkomt een cijfer ter bestrijding van het eerste gedeelte der kosten van de beursstichting aan te brengen. Het is voorzeker onnoodig u de geschiedenis der plannen van beursstichting in herinnering te brengen ofschoon het lange tijd vak waarover die geschiedenis looptdaartoe anders wel aan leiding zoude geven. Het zij genoeg u te wijzen op de besluitendie hieromtrent genomen zijn hoe het dagelijksch bestuur reeds vroeger ter uitvoering van een raadsbesluit, een bedrag op de begrooting heeft voorgestelddat met verwerping van dat voorstel eene post voor memorie is aangebragten dat herhaaldelijk beslui ten deswege zijn gewijzigd of ingetrokken. Vermits nu een besluit is genomen tot stichting van een aan de eischen van den handel voldoend beursgebouwde plaats daarvoor reeds is aangewezen en de zekerheid kan worden ver kregen dat in het dienstjaarwaarover de begrooting loopteen begin met de uitvoering van het werk zal worden gemaakt nu toch achten wij het voor het prestige vau den raad noodig dat eene som op de begrooting wordt geplaatstten einde het bewijs te-geven dat het ernst is om in de driegende behoefte aan een handelsbeurs te voorzien. En al beamen wij ook geheel het uitgesproken beweren van heeren rapporteursdat de raad nimmer heeft verklaard tegen eiken prijs een beurs op de tegenwoordige veemarkt te stichten, zoo kan echter evenmin worden ontkend, dat wel besloten is, een flink, aan de eischen van den handel voldoend beursgebouw te stichten. Ten einde evenwel de begrooting zuiver te hebben komt het ons goed voor tegenover de som van J 50,000 voor de stichting der beurs aangebragt op hoofdstuk III, afd. VII, art. 7, een gelijk bedragter bestrijding van dat werkonder een afzon derlijk artikel van hoofdstuk V, afd. I aan te brengen en stel len met het oog daarop voor de op art. 1 voorgedragen som ad 115,000 te splitsen in art. 1 geldleening ter bestrijding van uitgaven voor buitengewone werken 65,000.art. 2 geldlee ning ter bestrijding van het eerste gedeelte der werken voor de stichting van een beursgebouw 50,000. In verband daarmede zal art. 2 der ontwerp-begrooting art. 3 worden. Volgno. 131. Burgemeester en wethouders hebben zich niet verantwoord ge acht indien zijna het ernstig aandringen van het collegie brandmeesters om ter plaatse brandriolen te maken, daarvoor geen cijfer op de begrooting voordroegen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1873 | | pagina 56