110 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. liet dagelijksch bestuur laat intusschen gaarne aan de pruden tie van den raad over of en in hoever aan het verzoek van de brandmeesters kan worden voldaan. Volgno. 132. Het cijfer op dit artikel voorgedragen is gebaseerd op de door den gemeente-architect opgemaakte globale begrooting van kos ten. De plannen voor dat werk wachten wij met de begrooting van kosten van den architect in. Zoodra mogelijk zullen die aan 't oordeel van den raad wor den onderworpen. Of het werk in 1874- geheel voltooid zal worden kan voor als nog niet met zekerheid worden bepaald. Nu de Wirdumerpoortsdwingcr is afgegraven en er uit dien hoofde geene belemmering voor de uitvoering meer bestaat, kan het bedoelde werk in ieder geval zoo tijdig voltooid zijn dat het in de rekening over 1874 kan worden verantwoord. De wenschelijkheid der verbetering van den zeer onvoldoen den toestand van de slooten langs den weg Achter de Hoven is niet aan de aandacht van 't dagelijksch bestuur ontgaan. Zooals bij volgns. 119123 is medegedeeld zijn deswege reeds maatregelen genomen. Het is ons voorts aangenaam te kunnen verklarendat wi j sedert eenigen tijd in overleg zijn getreden met de eigenaars van perceelen Achter de Hoven om dien toestand op afdoende wijze te verbeteren. Aangezien het ons niet duidelijk is wat, na hetgeen reeds door onsmet het oog op art. 6 der wet ter voorziening tegen besmettelijke ziekten, is verrigtdoor heeren rapporteurs wordt bedoeld met de doortastende maatregelen die in verband met wettelijke bepalingen zouden kunnen worden genomen zoo kunnen wij niet in overweging nemen of daartoe moet worden overgegaan. Volgno. 139m. Wij hebben het niet geraden geacht het huis lett. F no. 285 tot vergaderkamer van heeren curatoren in te rigteneens deels met het oog op de te verwachten regeling van het hooger onderwijsen anderdeelsomdat indien een lokaal ten bedoel den einde beschikbaar moet worden gesteldhet zeer zeker aanbeveling verdient in overweging te nemen of het huisje letter F no. 399 daarvoor niet beter geschikt is. Heeren curatoren hebben dit denkbeeld reeds aan ons aanbevolen. Volgno. 139*7. Het voorgedragen cijfer strekt slechts tot het noodzakelijk onderhoudgeenzins om het uiterlijk aanzien van het gebouw te verbeteren. Daarvoor kosten te besteden komt ons noch met het oog op den toestand noch ten opzigte van de bestemming van het gebouwwenschelijk voor. Ten einde te voorkomen dat het uiterlijk aanzien in 't ver volg de aandacht van de wandelaars trekkehebben wij aan de wegszijde kreupelhout doen plantenwaarachter het gebouw spoedig zal zijn verborgen. Volgno. 139a. In antwoord op de gevraagde inlichtingen declen wij mede dat één huisje reeds is afgebroken terwijl de overigen zullen worden geamoveerdzoodra er voor de bewoners dier perceelen elders gelegenheid tot huisvesting bestaat. Uit een oogpunt van politie hebben wij gemeend de bestaande toestand te mogen bestendigen, bij de wetenschap, die wij heb- 1 bendat ingeval de bedoelde huisgezinnen uit de woningen worden gezetzij slechts hun toevlugt tot de openbare straten i of pleinen zouden kunnen nemen. Volgno. 152. Buitengewone omstandigheden vereischcn buitengewone maat regelen. in 1873 zijn verschillende aardewerken ten behoeve dezer ge- i meente aanbesteed. Daarvoor zijn de stadbewoners uit den aard i der zaak minder geschikt. Werklieden van elders hebben dan i ook de uitgevoerde graaf- en aardewerken verrigt. I Deze personen verplaatsen zich gewoonlijk van het eene werk i naar het andere met hunne schepen. In den regel slaan zij keeten of hutten bij het werk op. Hiertegen bestaan echter belangrijke bezwaren. Inwoning bij ingezetenen der gemeente is voor die arbeiders te kostbaar en van daar datin de gegeven omstandigheden geen bezwaar is gezien om tijdelijk in afwijking van de verordening in 't belang der gemeente toe te laten, dat woonschepen in de stadsgrachten lagen. Zoodra een werk voltooid isworden de woonschepen terstond buiten de gemeente gebragtzooals reeds met enkelen is geschied. Wij merken hieromtrent nog op dat wij met het oog op de buitengewone omstandigheden evenmin bezwaar hebben tegen de tijdelijke toelating van woonschepen in de stadsgrachtenals tegen de vergunnit g aan timmerlieden verleendom in houten gebouwen op het bouwterrein te wonen. Door streng de hand te houden aan bepalingen van bestaande verordeningen, die uit den aard der zaak niet in alle buitenge wone gevallen kunnen voorzien zoude het gemeentebestuur de uitvoering van nuttige werken verhinderen of althans daardoor aanleiding geven dat de aannemingsom voor verschillende wer ken aanzienlijk steeg. Wij kunnen ons ter dezer zake echter de opmerking niet ont houden dat het eenigzins bevreemdend is, dat in een officieel verslagaan burgemeester cn wethouders ingediend de burge meester qua talis door heeren rapporteurs als 't ware ter verant woording wordt opgeroepen. Volgno. 175c. Tot nu toe zijn er geene schriftelijke, bepalingen gemaakt om trent de verantwoordelijkheid voor de bewaring der instrumenten en andere leermiddelen van de burger dag- en avondschool. Burgemeester en wethouders hebben evenwel den directeur mon deling de vereischte voorschriften gegevendie geregeld zijn opgevolgd de instrumentkasten in het phySisch kabinet worden dien tengevolge naar vereisch afgesloten de inventaris van de verzamelingen en leermiddelen is door den directeur in behoor lijken vorm verbeterd en aangevuld terwijl de directeur op merkzaam is gemaaktdat hijals met het toezigt op de ver zamelingen en werkplaatsen belast, daarvoor verantwoordelijk is. Deze mondeling gegeven voorschriften hebben een voldoend resultaat opgeleverd. Nu evenwel blijkt, dat er hoogen prijs wordt gesteld op eene bepaalde instructiewaarbij die verantwoordelijkheid wordt be schreven zullen burgemeester en wethouders deswege met de commissie van toezigt voor het middelbaar onderwijs in overleg treden. Volgno. 199. Al dadelijk na de vaststelling der begrooting voor 1873 en wel bij missive vaD 7 December 1872 is door ons, naar aanlei ding van de in dc sectiën omtrent de toepassing der wet op de inkwartiering geopperde bezwaren van verschillende gemeente besturen gevraagd „naar welke vaste gegevens in hunne gemeente „de ingezetenen op de lijst van inkwartiering werden geraDg- //schikt." Wij deden dit in de hoop van uit de te ontvangen opgaven licht te kunnen verkrijgen nopens de wijzewaarop het best aan die bezwaren zou zijn tegemoet te komen. Die hoop evenwel is niet verwezenlijktdewijl ons is gebleken dat in de bedoelde gemeenten de rangschikking op nagenoeg dezelfde wijze als hier plaats heeft. In slechts eene gemeente wordt het stelsel van belasting naar gelang der beschikbare ruimte toege past maar de wijze waarop dat stelsel daar in praktijk wordt gebragt, kwam ons voor deze gemeente ten eenenmale onuit voerbaar voor. Eene naauwgezette overweging heeft ons dan ook op 22 Februarij dezes jaars tot het besluit geleid de rang schikking te bewerkstelligen naar gdang van depc zonde huw waarde in verband met de beschikb are ruimte Wr woningen- hoedanige rang schikking naar wij meenden wel met de wet was overeen te brengen. Daarbij kwam het ons tevens dienstig voor het maxi mum der personele huurwaarde, dat belasting met 123 of 4 Bijlagen tot het verslag der handelingen man medebrengt, hooger te stellen. Na deswege gemaakte be rekeningen werd bij ons besluit van 17 Mairt 1873, no. 9/47, bepaald dat met niet meer dan één man zouden worden belast de bewoners van huizen, waarvan de personele huurwaarde/15Ü en daar beneden bedraagtmet twee man die van huizen waar van de huurwaarde van ƒ151j 350 beloopt, met drie man die van 351j 600 en met vier man die waarvan de huur waarde meer dan 600 bedraagt. Als uitzondering op dezen regel zouden de huizen waarvan afzonderlijke gedeelten als bovenwoning worden verhuurdmet niet meer manschappen worden belast, dan waartoe het zameugevoegd bedrag der huur waarde van de onder- en bovenwoningvolgens voreuomschre ven maatstaf, aanleiding geeft. Tevens werd door ons bepaald, dat indien het bij de herziening der lijst mogt blijken dat som mige woningen naar de personele huurwaarde zouden worden belast met een getal manschappengrooter dan de beschikbare ruimte hunner woning gedoogt op te nemenvoor deze alsdan een lager getal zou worden uitgetrokken. Naar deze beginselen is in J al ij j.l. de lijst herzien. Zij is daarop gedurende veertien dag ui ter secretarie ter inzage gelegd en aan het gemeentehuis aangeslagen. Van een en ander is opeubare kennisgeving geschiedwaarbij tevens de belangheb benden zijn uitgenoodigdom wanneer zij tegen hunnen aanslag bezwaar hadden alsdan bij de door hen intedienen reclame zoo danige opgaven te verstrekken als voor eene juiste beoordeeling van de ruimte hunner woning noodig zijntot welk einde ze slechts een ter secretarie verkrijgbaar formulier hadden in te vullen. De omstandigheid dat geen enkel bezwaarschrift is iu- gekomen levert onzes inziens het bewijs dat de vroeger bestaan hebbende aanleiding tot klagten met de nieuwe regeling is weg genomen. Dit wat aangaat de grieven tegen den maatstaf, naar welken de inkwartiering geschiedt. Omtrent de opmerking, dat de wijkmeesters van inkwartiering worden vrijgesteld moeten wij als ons gevoelen uitspreken dat het ons ongeraden toeschijnt deze personen met inkwartiering te belastenomdat het wijkreglement hen uitdrukkelijk van dien last vrijstelt en dit de eenigste vergoeding is voor de opofferin gen die zij zich in het belang der gemeente getroosten. Wij hebben echter in overweging genomen om op andere wijze aan het geopperde bezwaar te gernoet te komen door namelijk op kosten der gemeente in hunne inkwartiering te voorzien. Hier tegen bestaan evenwel bedenkingen. Wat aangaat de grievedat de iugezetenen vaak veel te laat worden gewaarschuwddat zij inkwartiering krijgen merken wij op, dat zoodanige waarschuwing hier nog nimmer heeft plaats gehadom de eenvoudige redendat wij in verreweg de meeste gevallen niet in staat zijn dit tc doen. In het verslag der com missie van rapporteurs nopens het onderzoek der begrooting voor 1873 is eene zinsnede uit het bijblad van 1864/65 aangehaald, waaruit blijkt„dat liet de wensch der regering isdat van de „aanstaande inkwartiering tijdig aanzegging geschiede bij hen „die daarmede zullen worden belast" doch wij stellen hier tegenoverdat indien de regering overeenkomstig dezen wensch gehandeld had willen zien zij dan ook zorg had bchooren te dragendat aan de militaire autoriteiten als eene verpligting was opgelegd, om van aanstaande inkwartiering in tijds en met de vereischte naauwkeurigheid aan de gemeentebesturen kennis te geven. Zoodanige verpligting nu is noch bij de wet noch bij eenig besluit vastgesteld. We willen echter erkennen, dat som wijlen van te wachten inkwartiering opgave wordt gedaan doch mogen tevens niet verzwijgendat die opgaven in den regel zóó onbestemd en zoo weinig betrouwbaar zijndat wij het als eene gewaagde onderneming beschouwen om op grond daarvan de ingezetenen op het ontvangen van inkwartieringen voor te bereiden. Wij zijn in staat dit met een voorbeeld van recente dagteekening te staven. Toen in September j.l. de miliciens der ligtingen 1869 en 1870 na gedurende zes weken ouder de wa penen te zijn geweestmet verlof huiswaarts keerdenwerd ons van den gemeenteraad te Leeuwarden. 111 deels op officiële deels op officiëuse wijze berigtdat in den avond van den 12n September ia deze gemeente inkwartiering zou moeten worden verstrekt aan 550 manschappen. Bij de aanvraag om de billetten bleek liet echter, dat er voor niet meer dan 280 personen inkwartiering noodig was. Ware nu in dit geval aan den wensch der regering tot waarschuwing der ingezetenen voldaandan zoude men in meer dan twee honderd huisgezinnen onnoodig toebereidselen hebben doeu maken. Dit voorvalhoedanige er nog eene menigte zouden zijn bij te bren gen doet ons voorolsnog aarzelen aan deu wensch der regering tot waarschuwing van dc ingezetenen gevolg te geven. Wij vertrouwen, dat het vorenstaande voldoende zal zijn om den raad er van te overtuigendat door ons aan de bij het onderzoek der begrooting voor 1873 geuite klagten de noodige aandacht is gewijd. Volgno. 210. Burgemeester en wethouders kunnen zich wel met het voor stel tot verhooging der subsidie aan het stedelijk muziekkorps vereenigen en onderstcuuen dat gaarne. Wat evenwel de aan wijzing betrelt van de middeleu om die verhooging ad J 1000 te bestrijden uit de som ad 1500 voorkomende op hoofdstuk III afd. VII art. 4 uitgaven, daartegen bestaan onzes inziens bezwa ren even als tegen het overbrengen van laatst gemeld bedrag op hoofdstuk XI art. 1. Het gaat immers niet opom eene som door ons voorgedra gen ter bestrijding van buitengewone werken door overbrenging op een ander hoofdstuk te bezigen voor gewone uitgaven. In dien tot verhooging der subsidie wordt besloten dan zal do meerdere opbrengst der water, kaai en walgelden, tegen het ver hoogd bedrag kunnen opwegen. INKOMSTEN. Volgno. 20m. Bij de verhuring, die deu elfden October 11. heeft plaats ge had, is, zooals teregt door heereu rapporteurs wordt opgemerkt, het land op Oldegalileënvoor zoover dat niet beschikbaar be hoeft te blijven voor de schoolstichting, verhuurd tc-gen ƒ258 per jaar. Deze som dient alzoo nog in ontvang te worden aangebragt. Volgno. 21 k. Het dagelijksch bestuur is van oordeeldat er wekelijks huur van de bcwopers dezer perceeleu moet worden gevraagd, ten einde dat voor hen een prikkel te meer zoude zijn om moeite tc doen eene andere en betere woning te verkrijgeE. Verder verwijzen wij naar de inlichtingen gegeven bij volg nummer 1398. Volgno. 47. Ten opzigte van het voorstel van rapporteurs tot vermindering van het bedrag der geldleening verwijzen wij naar ons voorstel, hier boven bij volgnummer 130. Indien evenwel conform liet voorstel van heeren rapporteurs mogt worden besloten (ook ter zake volgnummer 127) dan zal de leening bovendien nog met ƒ1500 moeten worden verlaagd en gebragt op ƒ55,500 of, ten einde een rond cijfer te hebben, op ƒ56,000. Volgno. 51. De koopsommen van de in 1873 verkochte perceelen bouwter rein kunnen allen in de rekening van dat dienstjaar verantwoord worden met uitzondering van die van de perceelen nos. 67 68 en 66. De twee eerstgemelden zijn den 18 Junij jl. en perceel no. 66 is den 2 Augustus a. v. provisioneel in koop toegewezen. In verband met het bepaalde bij de artikelen 18 en 26 zullen de deswege verschuldigde termijnen iu 1874 vervallentenzij de koopers hunne perceelen tegen betaling eener jaarlijksche grondrente wenschen te ontvangen. In dit laatste geval kan er derhalve geen sprake zijn van 't aanbrengen van koopsommen van perceelen in 1873 toegewezen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1873 | | pagina 57