Bijlage no, 5.
Bijlagen tot het verslag der handelingen vt
Art. 2.
Bij de kennisgevingin het vorig artikel bedoeldwordt eene
opgave gevoegd van de kinderendie zich in de woninghet
vaartuig of ander verblijf bevinden met bijvoeging waar die ter
school gaan.
Art. 3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te verbieden
a. aan die kinderen het bezoek van scholen
b. aan onderwijzers of onderwijzeressen die kinderen in hunne
scholen toe te laten.
Zij heffen dit verbod op na verloop van acht dagen nadat de
ziektevolgens schriftelijke verklaring van een geneeskundige
uit de woninghet vaartuig of ander verblijf is geweken.
Art. 4.
Kinderen, door hoofdzeer of andere huidziekten aangetast,
I mogen tot aan hunne volkomene herstelling de scholen met be
zoeken of daar worden toegelaten.
Art. 5.
Onder scholen worden insgelijks verstaan bewaar- en klein-
k-.nder-, naai- en breischolen en verder alle zoodanige lokalen
waar kinderen op eenigerlei wijze worden bewaard of onderwezen.
Art. 6.
Het is verbodenlijders aan eene der besmettelijke ziekten,
vermeld in art. 1 der wet van den 4 December 1872 Staatsblad
no. 134), naar een ziekenhuis of naar hunne woning te vervoe
ren in andere voer- of vaartuigen dan dieuitsluitend voor dit
doel door het gemeentebestuur beschikbaar te stellen.
De persoon, die tot het verboden vervoer last heeft gegeven,
is verantwoordelijk voor de overtreding dezer bepaling.
Art. 7.
Onverminderd het bepaalde bij art. 3 der verordening van po
litie op liet begraven en de begraafplaatsen in de gemeente,
moet, indien de geneeskundige dit noodig oordeelt, het lijk van
een persoon, overleden aan eene der besmettelijke ziekten, vermeld
in art. I der wet van den 4 December 1872 (Staatsblad no. 134),
in de kleederen waarin de lijder is gestorven, worden ter aarde
besteld. 8
Waar godsdienstige voorschriften het ter aarde bestellen op die
wijze verbieden, moeten de kleederen worden verbrand of be
graven.
Art. 8.
Hef; opsporen en constateren van de overtredingen der bepa
lingen van deze verordening en van het krachtens art. 3 door
burgemeester en wethouders uit te vaardigen verbod is opge
dragen aan de ambtenaren van politie, de beambten der stads-
ïeiniging en de beambten in het stads ziekenhuis.
Aan die personen wordt de last verstrekt om, ter uitvoering
dezer verordeningde woningen der ingezetenen of de schepen,
die zich binnen deze gemeente bevinden, tegen den wil der be
woners binnen te treden mits daarbij worden in acht genomen
de voorschriften der wet van den 31 Aug. 1853 (Staatsblad no. 83).
De uitvoering van dien last, mag ten allen tijde plaats hebben.
Art. 9.
Hij, die deze verordening of het, krachtens art. 3, door burgemees
ter en wethouders uit te vaardigen verbod overtreedt, wordt,
voor zoo ver daarin niet bij de wet is voorzien gestraft met
<repe geldboete van f3 tot ƒ25 en met gevangenis van een tot
drie dagen te zamen of afzonderlijk.
Wegens het in de school zenden van kinderen in de gevallen,
voorzien bij artt. 3 en 4, zijn de ouders of voogden dier kinde
ren strafbaar.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking den 1 Mei 1873.
Alsdan is vervallen de verordening tegen de verspreiding van
ziekten waardoor de volksgezondheid wordt bedreigdvastge
steld den 30 Maart 1871gewijzigd den 23 November daaraan
volgende.
Vastgesteld den
a den gemeenteraad te Leeuwarden 1873.
B. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er tengevolge van het bepaalde bij art. 13
der met den 1 Mei 1873 in werking te treden wet van den 4
December 1872 (Staatsblad no. 134) tot voorziening tegen besmet
telijke ziekten noodzakelijkheid bestaat tot wijziging van art.
3 der verordening van politie of het begraven en de begraaf
plaatsen in de gemeente Leeuwardenvastgesteld den 23 Junij
1870
Gelet op art. 8 der wet van den 10 April 1869 (Staatsblad no.
65) betrekkelijk het begraven van lijkende begraafplaatsen en
de begrafenisregten
Heeft besloten gelijk hij besluit bij deze
Het le lid van art. 3 van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt
Onverminderd het bepaalde bij art. 13 der wet van den 4 De
cember 1872 (Staatsblad no. 134) moeten bij het vervoer en het
begraven van lijken van personen overleden aan eene der be
smettelijke ziekten vermeld in art. 1 dier wetworden in acht
genomen de voorschriftendoor burgemeester en wethouders in
het belang der openbare gezondheid vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking den 1 Mei 1873.
Vastgesteld den
VOORSTEL van do verordeningseommisaie tot
het vaststellen eoner verordening op het
houden of mesten van varkens binnen do
bebouwde kom der gemeente.
Omstandigheden van bijzonderen aard hebben ons tot dus ver
verhinderdgevolg te geven aan de ons bij raadsbesluit van den
26 Januarij 1871, no. 2, gedane uitnoodiging tot het ontwerpen
eener verordening op het houden of mesten van varkens.
Thans hebben wijin voldoeniog aan die uitnoodigingde eer
U bijgaande ontwerp-verordening ter vaststelling aan te bieden.
Aanvankelijk kwam het ons wenschelijk voor, U in overwe
ging te geven, ook het houden of mesten van ander vee van
eene vergunning van burgemeester of wethouders afhankelijk
te stellen omdat daardoor evenzeer een anti-hygiènische toe
stand in 't leven kan worden geroepenofschoon dan ook in
mindere mateals van eene varkensmesterij is te vreezen. De
vereeniging ter bevordering van volksgezondheid door ons over
de zaak gehoordwas het hierin met ons eens. Toch hebb.en
wij bij nader inzien gemeenddit denkbeeld weder te moeten
laten varenvermits auders vele nijvere ingezetenenzooals
slagers en verhuurders van paarden nog al in de uitoefening
van hun bedrijf zouden worden getroffen en zich ter opvolging
van de door burgemeester en weth®uders te geven voorschriften
niet onaanzienlijke kosten zouden moeten getroosten.
Het ontwerp zelf vordert slechts weinig toelichting.
Art. 1het hoofdbeginsel inhoudendestemt geheel overeen
met de bewoordingenwaarin de opdragt tot het ontwerpen der
verordening is vervat.
De slotbepaling strektom te doen uitkomen dat de vergun
ning niet persoonlijk is.
Leeuwarden den 10 April 1873.
De Commiseie voor hst ontwerpen van strafverordeningen
J. BIERUMA OOSTING.
E. JONGSMA.
E. ATTEMA.
J. L. van SLOTERDIJCK.
J. J. BRUINSMA.
A. DUPARC, Rapporteur.
Bijlagen tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1373.
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaatin hel belang
van den openbaren gezondheidstoestand bepalingen te maken op
het houden of mesten van varkens binnen de bebouwde kom
der gemeente
Gezien art. 135 der gemeentewet
Heeft besloten gelijk hij besluit bij deze
Vast te stellen navolgende
VERORDENING op het houden of mesten van
varkens binnen de bebouwde kom der ge
meente.
Art. i.
Het is verboden, binnen de bebouwde kom der gemeente var
kens te houden of te mesten, zonder voorafgaande schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders.
Deze vergunning wordt alleen verleendindien de aanvrager
op eene voldoende wijze aantoontdat hij de noodige inrigting
heeft gemaakt, waardoor het verontreinigen van den l>odemdoor
de uitwerpselen van de varkens wordt voorgekomen.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning nog
zoodanige andere voorwaarden verbindenals zij in het belang
van den openbaren gezondheidstoestand noodzakelijk achten.
De vergunning gèldt alleen voor het perceel of het gedeelte
daarvanwaarvoor zij is verleend.
Art. 2.
Aan burgemeester en wethouders en de ambtenaren en be
dienden van politie wordt dc last verstrektom ter uitvoering
dezer verordeningde woningen der ingezetenen huns ondanks
binnen te tredenmits daarbij worden in acht genomen de voor
schriften der wet van den 31 Augustus 1853 Staatsblad no. 88).
De uitvoering van dezen last lean ten allen tijde plaats hebben.
Art. 3.
Hijdie deze verordening overtreedt of niet opvolgt de door
burgemeester en wethouders ter harer uitvoering te geven voor
schriften of te stellen voorwaardenwordt gestraft met eene
geldboete van 1 tot 10 en met gevangenis van een tot drie
dagen te zamen of afzonderlijk.
Art. 4.
Het opsporen en constateren van de overtreding dezer ver
ordening is opgedragen aan de ambtenaren en bedienden van
politie.
Vastgesteld den