Bijlage no. 1, 150 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 23 December 1874. nu gelooft hij, dat, indien hier uitzigt werd gegeven op de stich ting van een flink gebouw dit zeer bevorderlijk zou zijn aan het plan om dat kantoor hier te vestigen. Wat nu betreft de vergoeding voor het gebouw gelooft epr. naar de verzekering van den inspecteur van het ijkwezente mogen zeggendat men het uitzigt op eene goede rente vau het aan te wenden kapitaal mag koesteren. Werkelijk is bij de mondelinge bespre king de onzekerheid of eene billijke vergoeding zal kunnen worden verworven als een bezwaar aangevoerd doch daartegen is opge merktdat men in den laatsten tijd op meer plaatsen in de be hoefte aan een ijklokaal van gemeentewege heeft voorzien en dat men in het algemeen in het toekennen der vergoeding vrij gevig is geweest, ook al dewijl men de ondervinding had op gedaan dat het voor het rijk inoeijelijk was zelf een gebouw daarvoor ie stichten. Ka deze verzekering is het spr's inziens alleen de vraagin hoever men het in het belang van de inge zetenen wenschelijk acht de aangewezen plek grond voor de stichting van een gebouw voor bedoelde kantoren te bestemmen. Hij acht die wenschelijkheid boven twijfel verheven. Het be lang van de ingezetenen is daarbij, naar het hem voorkomt, ook nog op andere wijze dan de reeds genoemde betrokken. Het is zijns inziens ontwijfelbaardat in plaatsen waar gelegenheid tot den ijk en waarborg bestaatde industriëlen er zich op gaan toeleggen om aan den ijk en waarborg onderhevige objecten te vervaardigen. Spr. zal thans niets meer tot aanprijzing van het voorstel zeggen'; het is thans alleen maar de kwestie over het principoof men het rijk op de voorgestelde wijze al dan niet zal tegemoet komen. De heer Dirks wenscht een enkel woord aan te voeren tot ondersteuning van het amendement van den heer JoDgsma. Het geldt hier naar het hem voorkomt de vraagwie zal het initiatief tot het stichten van het gebouw nemen htt gemeentebestuur of de be trokken ministers Zoo de zaak nu staat gaat het initiatief zeker van het, gemeentebestuur uit en zal meu dusals ware hethet mes uit de handen geven men staat toch reeds de plek gronds af en verbindt zich bovendien tot de stichting van een gebouw. Nu heeft de heer Jongsma gezegd //eerst corresponderen en dan //beslissen" en spr. vereenigt zich hiermede. Hij wijst erop, dat bij deze zaak twee ministers betrokken zijn en het welligt zeer moeijeiijk zal zijn deze met elkaar in overeenstemming te brengen. Men heeft niet den minsten waarborg, dat beide mi nisters' eenstemmig zijn en vraagt spr. zullen wij in die onzekerheid reeds nu al b-ginnen met den grond af te staan en een ge bouw te stichten Hij zou het liever zien dat de beide ministers het eerst eens waren en zekerheid gaven dat en het kantoor van waarborg en het ijkkantoor en de ontvangers-kautoren in het gebouw zulleu worden gehoudenen naar aanleiding daarvan de plek gronds van de gemeente vragen. Ware de zaak zoover ge vorderd welligt zou"ook hij dan niet ongenegen zijn den groad af ie staan en een gebouw te stichten. De Voorzitter gelooft het bezwaar van den heer Dirks al dadelijk te kunnen oplossen. Kr is zegt spr. in dezen vol strekt geen kwestie van initiatief van zijde het gemeentebestuur integendeel het initiatief is uitgegaan van het rijk. Er zijn voor en na missives ontvangen van den controleur van den waar borg den inspecteur van het ijkwezen en den controleur der belastingen zoodat er niet de minste kwestie kan zijn van pres sie of initiatief van zijde het gemeentebestuur. De kwestie is eenvoudigof de raad de plek gronds wil bestemmen voor de stichting van een gebouw, dat let wel gemeenteëigendom blijft, of acht men dit dermate in'strijd met het gemeentebe lang, dat verder handelen niet geraden is. Het amendement van den heer JoDgsma brengt naar spr's inzien de zaak niets verder. De vraagof men al dau niet een gebouw zal stichten moet thansvóór de verdere onderhandelingenworden uitge maakt. Wordt die vraag bevestigend beantwoorddan mag men zich verzekerd houdendat burgemeester en wethouders zich zullen beijveren om voor de belangen van de gemeente te wa ken doch men kan van het collegie niet vergendat het inon- nikkenwerk verrigte en van reeds met werk overladen ambtena ren onnoodig plannen vrage. Dan ware het gewis veel beter het voorstel maar dadelijk af te wijzen. Spr. zal zich niet ver diepen in een onderzoek wat den heer Jongsma geleid heeft om de woorden „onder gehoudenheidin zijn amendement op te ne men doch hij acht het eenigzins vreemd om waar burgemees ter en wethouders zelf zeggen „onder nader aan den raad te ot.derwer- pen voorwaardenen zich alzoo vrijwillig de verpligting opleggen om het eindresultaat der onderhandelingen aan 's raads oordeel te onderwerpeneen imperatief gebod te stellen. Spr. wil nog terugkomen op een paar punten door den hee- ren Dirks en Jongsma aangevoerd. De heer Dirks heeft zeer ge drukt op de wenschelijkheid van een groentehal. Ook spr. heeft dat denkbeeld altijd zeer toegelagchen en zou hetindien mogelijkgaarne verwezenlijkenhij heeft zelfs het terrein met het oog daaropdoor den directeur der gemeentewerken doen opDemen doch het is hem daarbij gebleken dat het voor dat doel te klein is. Hij zou in dat opzigt niet met een ge schikt voorstel voor den dag kunnen komen en het zou zijns inziens een dwaasheid wezeneen groentehal te maken waar men niet over eene voldoende ruimte kan beschikken. De heer Jongsma beweerdedat de gemeente met deze zaak den voet zette op het terrein der //huisjesmelkerij" maar spr. gelooft, dat dat woord weinig gepast is, waar, zooals in casu de gemeente in der ingezetenen belang eea gebouw gaat stich ten en dit tegen zekere vergoeding aan het rijk in gebruik af staat. Het bezwaar van denzelfdeu sprekerdat inen zich zal moeten bepalen tot eene overeenkomst van huur en verhuur acht ook spr. wel van eeuig gewigtdoch het korct hem voor, dat het betreft de voorwaarden omtrent welke burgemeester en wethouders met de ministers zullen hebben te onderhandelen. Het is overigens de vraag, of de kantoren der belastingen al dan niet in het gebouw zullen worden gebragtdit zal geheel afhan gen van den wil der regeringdie spr. gemagtigd rekent om den ontvangers op te leggen kantoor te houden waar zij het goed vindt. Daarbij houdt hij het er voordat ook den betrokken titularissen dit beter zou bevallendan er zelf voor te zorgen waarbij ze menigmaal moeijelijkheid oudervinden in het huren van een huisdat tot het houden van kantoor gelegenheid aan biedt. Men moet verder niet vergeten dat men in opzigt tot het kantoor van waarborg en het ijklokaal toch tot verandering ge noodzaakt is. Men zal zeggen dat de gemeente daarmede niets te maken heeftdoch spr. zou meenen dat de gemeente waar ze dit zonder nadeel kan bevorderen niet te streng behoort vast te houden aan het beginsel om het rijk niet behulpzaam te zijn. Het amendement van den heer Jongsmahierop in rondvraag gebragt, wordt vei worpen met 11 tegen 5 stemmen, die van de heeren de With, TeltingJongsma, Dirks en Wiersma. Vervolgens de conclusie van het voorstel in stemming gebragt zijnde, wordt deze verworpen met 9 tegen 7 stemmen, die van de heeren AttemaOocterhoffBruinsma, Bloembergen, de la Faille, Wiersma en van der Meulen. 3. Benoeming van een hulponderwijzer voor het onderwijs in de Fransche taal aan de gemeenteschool no. 4. Op de voordragt zijn geplaatst: E. Dragt te Schiedam, P. IJkema te Benede nknijpe en W. Suidema van der Woude te Gorinehem. Dragt wordt met 15 stemmen benoemd IJkema verkreeg 1 stem. 4. Tweede suppletoir kohier van de d'recte belasting op het inkomen over 1874. De Voorzitter het ter behandeling van het kohier noodig achtende eene zitting met gesloten deuren te houdenheft de openbare tijdelijk op. Na heropening van de vergadering wordt het kohier vastgesteld in belastbaar kapitaal op 26,693.71 en in aanslag ter somma van 987.64 1/a- De Voorzitter sluit de vergadering. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad le Leeuwarden1874. 1 Mijns Iheren Zijne majesteit onze geëerbiedigde koning had in het najaar van 1873 de welwillendheid de aandacht van den burgemeester te vestigen op eene verfraaijing der stad Leeuwarden en wel door eventuele vergrooting van den Prinsentuin aan de walzijde daarbij den wensch uitendeom wanneer dit plan de goedkeu ring van den gemeenteraad mogt wegdragenzich alsdan te mo gen belasten met de bekostiging der boomgewassen en heestersdie tengevolge de uitbreiding en de verdere verfraaijing van den tuin benoodigd zullen zijnmet uitnoodigiDg daartoe te zijner tijd opgave te willen doen van het bedrag der daarvoor benoodigde somwaarna het zijne majesteit aangenaam zal zijn die aan hoogstdeszelfs thesaurie beschikbaar te doen stellen. Korten tijd daarna werd aan den burgemeester nog een nader verlangen van den koniDg kenbaar gemaaktom namelijk eenige tijne heesters en coniferen uit de kweekerij van het Loovoor den nieuwen aanleg beschikbaar te stellen. Dit vernieuwd blijk van vorstelijke genegenheid waartoe de goede herinnering aan het verblijf in Frieslands hoofdstad aan leiding heeft gegeven leidde ons tot het onderzoek in hoe verre aan 'h konings verlangen kan worden voldaan waarvan het re sultaat is geweestdat eene vergrooting van den Prinsentuin aan de walzijdezooals dezelve op nevensgaande schetsteekening is aangeduidons ia alle opzigten wenschelijk en aannemelijk voorkomt. Dit gedeelte van den tuin, het oude zoogenaamde tournooiveld, is smal en biedt weinig gelegenheid aan voor wandeling, voor bloem- of heesterperken. Daarentegen ligt er aaa de noordzijde van den tuin eene groote uitgestrektheid grondwelke thans slechts als grasperk wordt benuttigd zonder eeuig ander genoegen aan het publiek aan te bieden. Door een gedeelte hiervan bij den tuin te voegen en dit door een ijzeren hek te scheiden blijft de aanlegwelke ongetwijfeld aldaar zeer fraai mag heeten, in zijn geheel en wordt alleen een gedeelte meer geschikt voor de wandeling gemaakt zonder dat het effect van het geheel wordt gebroken en aan voetgangers of rijtuigen evenmin iets wordt onttrokken van de gelegenheid die er thans beslaat om langs den tuin le circuleren. De kosten van den aanleg zijn door den ontwerper van het plan, den aanlegger van plantsoenen Vlaskamp geraamd op f 1000 het is moeijeiijk hiervan met eenige zekerheid eene vaste begroo ting op te makendaar dit werk niet bij aanbestedingmaai bij daghuur moet geschiedenhooger dan de geraamde som meende deze deskundige met vertrouwen te kunnen verzekeren zoude het bedrag niet komen. Door den architect der gemeente is eene raming gemaakt van het ijzeren hek't welk over eene lengte van circa 100 meter eene som yan p. m. J 1500 zoude vorderen. Aangezien deze verfraaijing van den tuin strekt, zoo wel tot verhoogiDg van het genot van hendie legen een jaarlijksch abonnement deze geliefkoosde plaats bezoekenalsmede tot ver betering van een aan de gemeente toebehoorend eigendom kwam het ons doelmatig voordat de kosten in dezen worden gesplitst zoodanig dat uit de gemeentekas de onkosten van het ijzeren hek tot een bedrag van p. m. 1500 worden gehoed terwijl daarentegen de kosten van den aanleg door de commissie voor den Prinsentuin uit de kas der abonnements- en entróegeldVm worden gevonden. Naar aanleiding hiervaa hebben wij de eer u voor te stellen te besluiten 1. Burgemeester en wethouders te magtigen den Prinsentuin aau de noordwest/.ijde bij het voormalig tournooiveld te vergroo- tendoor bijvoeging van een gedeelte van den wal, zooals op nevensgaande schetsteekening is aangeduiden dit gedeelte door eeu ijzeren hek of rasterwerk van den publieken aanleg af te scheiden. 2. Burgemeester en wethouders op te dragen ter zijner tijd den raad voorstellen aan te bieden tot vereveniug van de kos ten der sub 1 bedoelde werken. 3 Burgemeester en wethouders uit te noodigen aan Z. M.^deu koning 's raads eerbiedigen dank te betuigen voor het blijk van welwillendheid aan deze gemeente betoond. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 22 Januavij 1874 door Burgemeerter en Wethoudo s van Leeuwarden J. BIERUMA OOSTINC. De Secretaris P. A. BERG8MA. Bijvoeoskl, behoorende rtj de Leeuwarder Courant. 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1874 | | pagina 1