108 Gemeenteraad te Leeuwarden. Memorie ran toelichting. BEGROOTING 1875. a a I Voorgedragen Sommen oyer 1874 209 210 211 UITGAVEN. VIII III 1 f 2 - 3,592. 3,892.— 300.— 212 213 214 215 216 IX I 1 II III XI Het bedrag der uit te keeren pensioenen is yerminderd met 300. omdat in 1874 is overleden de oud-commies der plaatselijk,', belastingen, G. Rosema, die een pensioen van f 300.genoot. 625.j- 400.j Tengevolge van het verleend eervol ontslag aan den hoofdonderwijzer S. D. Postrna, zal aan dozen zeer zeker een pensioen worden toegekend tot het bedrag van 2/3 zijner jaarwedde ad t' 1.000.en alzoo tot een bedrag van ƒ666— Van dat pensioenbedrag moet de gemeente '/3 aan het Rjjk vergoeden. Uit dienhoofde is op dezen post een verhoogd cjjfer in uitgaaf gesteld. 52.Ten vorigen jare werd op de begrooting aangebragt onder de uitgaven j eene som van ƒ52.wegens wachtgeld toegekend aan den gewezen gaar- der van eene gemeente-belasting. Dewijl echter dat wachtgeld met ingang van 1 Januari 1872 voor den tijd van drie jaren is verleend zoo zal een nieuw raadsbesluit noodig zijnalvorens ten dezen eene som gelijk vroeger 1 op de begrooting kan worden aangebragt. De uitgetrokken som van 300. is het bedrag der gratificatie, bij raadsbesluit van 23 Julij 1874 toegekend J aan J. Voorst en zijne echtgenoote, thans nog fungeerende als vader en moeder in het stads ziekenhuis. Het is niet noodig voorgekomen eene som op de begrooting aan te bren gen voor kosten van in te winnen regtskundige adviezen. Uit dienhoofde is dit artikel voor memorie uitgetrokken. De hoogere raming voor dit artikel strekt om eene som van 55.be schikbaar te stellen voor het verwen van de tolgaarderswoning bij gabel no. 1waartoe in 1875 dient te worden overgegaan. Op nevensstaande posten worden gelijke sommen uitgetrokken als ten vo- 3,200.rigen jare, dewijl er geene aanleiding bestaat om daarop een hooger bedrag aan te brengen. Voor onvoorziene uitgaven is aanvankelijk een betrekkelijk laag cjjfer op de begrooting gebragt, uithoofde de raming der overige uitgaven, in ver band met de geraamde ontvangsten niet toelaten, op dit artikel een hooger cijfer uit te trekken. Memorie 80.— 1,200.- 3,200.— 8,025.— Memorie 25,— - 1,200.— 8,675.— Bijlagen tot het verslag der liandeingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1874. Bijlage EO, 20. VOORSTEL van burgemeester en wethouders op het door gedeputeerde staten in hunne handen gesteld schrijven van den inspec teur van 't lager onderwijs in Friesland, houdendo bedenkingen togen het besluit tot verhooging der schoolgelden aan een tweetal lagere scholen. Blijkens extract uit liet resolutieboek van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie van 17 September jl.is op het besluit van uwen raad van 15 Augustus jl.strekkende .tot verhooging van sommige schoolgeldenhet berigt van den heer inspecteur van het lager onderwijs in Friesland ingewonnen en wordt ons collegie, naar aanleiding van genoemd berigt, uitgenoodigd om uwen raad in overweging te geven evengemeld besluit in nadere overweging te nemen. Wij hebben alzoo gemeendonder mededeeling van des in specteurs schrijven het eenmaal genomen besluit op nieuw bij uwe vergadering in behandeling te moeten breDgen ea haar de gelegenheid te geven om zulks hetzij geheel of gedeeltelijk te wijzigen in den geest als door genoemden ambtenaar wordt wen- schelijk geacht. Ocs collegie, vè, van des inspecteurs zaakrijk advies met be langstelling kennis te hebben genomen vindt echter geene gron den om tot zoodanige wijziging het initiatief te nemen en we) op de volgende gronden die wij wegens het gewigfc der zaak eenigzins uitvoerig vrenschen te ontwikkelen. De heer inspecteur acht in de eerste plaats de voorgestelde maatregel onbillijk omdat de voorgestelde organisatie hoofdzake lijk ten bate komt vau een betrekkelijk klem aantal leerlingen namelijk van hen die in de school no. 2 tot de leerklas6en be- hooren "waarvan het onderwijs, in aansluiting met het middelbaar, naar vereisch kan worden geregeld en van hen die in de ge meenteschool no. 4 een m°er voldoend onderwijs in de beginse len der Frausche taal ontvangen dan in den avond-eursu9-aan de school no. 2 verbonden tot rui toe het geval was. Ten opzigte van deze redenering merken wij allereerst op dat zij uitgaat van de geheel ongemotiveerde en onjuiste stelling alsof de gemeentebesturen slechts dan bevoegd zouden zijn tot eene wijziging der schoolgelden over te gaan wanneer daaraan tevens eene vermeerdering van leervakken of van onderwijzers verbonden wordt. Tegen die blgemeene stelling, welke de vrij heid van schoolgeldheffing der gemeentebesturen, bij art. 33 wet lager onderwijs toegekendop eene schromelijke wijze zouden beperken moeten wij ons nadrukkelijk verklaren. Gelijk immers o,-a. de heer Kremieninspecteur van 't lager onderwijs ir; Overijsselin zijne bekende aanteekeningen op de wet (blz. 95) zegt., is de aanleiding der schoolgeldheffing geene andere dan deze, dat wel het algemeen er belang bij heeft dat de jeugd goed onderwijs ontvar.ge maar de ouders in de eerste plaats. Z:j moeten dan ook in de eerste plaats de kosten helpen dragen en eerst daarna kan men ook de overige ingezetenen aan spreken. Uitgaande van dit zoo billijk en met de woorden der wet volkomen strookend beginselblijft het geheel aan de wijs heid der gumeentebesturen overgelaten om Te beoordeelen hoe verre de schoolgeld heffing kan gaan om het karakter van tege moetkoming te behouden ea tot welk bedrag dat schoolgeld kan worden gevorderd zonder de belangen van liet onderwijs te scha den doch behouden zij de volle vrijheid om bij toenemende uit gaven voor het onderwijs, in de eerste plaats de tegemoetkoming in die kosten te vorderen van hen die er voornamelijk bij wor- den gebaat. Bestaat dus tegen de wettigheid van 's raads besluit geene be denking, evenmin kan die met grond tegen de billijkheid wor den aangevoerd. Achter dit voorstel afgedrukt. Bijvoegsel, beiioorende bij de Leeuwarder Courant. Bij de beoordeeling van het quantum der thans voorgestelde heffing dient men toch in 't oog te houden dat de gerneenteschoo. no. 2, waar volgens 's raads besluit ƒ30, y 40 en ^30 per leer ling zal worden geheven met vermindering van dat bedrag tot op de helft voor den tweeden en icderen volgenden leerling, ge treden i3 in de plaats van de vroegere Fransche dag- en kost school voor jonge heeren waar vroeger, even als thans nog aan de school no. 1 ('van mej. Piaat) voor alle klassen en voor iede- ren leerling ƒ52 schoolgeld geheven werd. Bij de reorganisatie van het meer uitgebreid lager onder wijs, in verband met de oprigting der rijks hoog» re burgerschool werd wel is waar het schoolgeld belangrijk verminderd namelijk tot ƒ16, 32 en 46, doch deze verlaging vond blijkens hu t toen maals ter dezer zake uitgebragt. rapport van 25 April 1867, geens zins haar aanleiding in het drukkende óf onbillijke der tot nu toe geheven tegemoetkoming die trouwens op de meisjessehoo tot heden onveranderd en zonder eenig beklag van belangheb benden in stand gebleven is, maar eenvoudig in de lage re ming der kosten van de nieuwe organisatie. Deze waren in het rapport begroot op ƒ5550 terwijl de schoolgelden, volgens do voorgestelde cijfers geheven, ruim ƒ4400 zouden opbrengen. Hoezeer Gus de tegemoetkoming op ongeveer 4 - van de ge raamde kosten werd gesteld werd toenmaals noch bij den raad noch bij het schooltóezigt eenige bedenking tegen dat bedrag ge opperd en inogt ook 's raads besluit de koninklijke goedkeuring verwerven. Tengevolge van de belangrijke uitbreiding aan het onderwijzend personeel gegeven en de verhooging der tractementrn zijn intus- sehen de kosten dezer school aanmerkelijk gestegen en kunnen die voor 1875, met inbegrip van de rente der-verbouwingskos- ten op ruim 10,000 worden gesteld, ongerekend de kosten van het gymnastisch onderwijs dat, om niet verstrekt, aan de ge meen te op pi. m. /3 per leerling komt te staan. Blijkens dc laatstelijk aangeboden gemeen turekening was de opbrengst de~ schoolgelden /6I50, dus nog geen $/- der kosten voor 3875 ge raamd en dit verschil zai nog van meer belang worden indien gevolg wordt gegeveu aan eene uitbreiding der lokalen, waarvan de behoefte waarschijnlijk binnen kort zal blijken. Burgemeester en wethouders hebben nubij hun voorstel da» 's raads goedkeuring verwierf, de vroegere verhouding getrachi te herstellen, door eene inderdaad matige verhooging die de oo- brengst der schoolgelden volgens raming tot ƒ7500 a 8000, du«: met 1/4 van het thans geheven wordend bedrag kan doen stijgen. Zelfs bij dat bedrag zou de verhouding tusschen schoolgeld en de kosten van onderwijs nog gunstiger zijn, dan volgens de rege ling van 1867 die door de bestrijders van de schoolgeidverhoo- ging als een medel van vrijgevigheid wordt afgeschilderd. Nagenoeg h> t zei file geldt van de gemeenteschool do. 4 (vroeger tnsschenschool le kldie door hare uitmuntende inrigting er. door de toevoeging van de Fransche taal als leervak, ia menig opzigt nevens de evengenoemde school kan gesteld worden. De kosten van deze school moeten, met in egrip van de rente ad ylSOO, van de icrigtingskostenop ruim /S00Ö 'sjaars worden geraamd. De opbrengst der schoolgelden in 1873 ƒ2600 kau door de voorgestelde verhooging, ruim ƒ5000 bedragen. Eene tegemoetkoming die werkelijk niet te bezwarend kan worden ge acht voor de gezeten burgerij wier kinderen van deze inrigting inzonderheid gebruik maken. Kan dus de verhooging volstrekt niet geacht worden onbillijk te zijn, of in strijd met hetgeen men heeft genoemd, de vroeger* vrijgevige beginsels van het gemeentebestuurhet zal evenmin moeijelijk vallen om te betoogen dat ook, na de voorgestelde verhoogingLeeuwarden volstrekt niet ongunstig afsteekt bij an dere gemeenten. Uit eenen vergelijkenden staatopgemaakt uit de gemeentever slagen over 1873 blijkt immers dat te Groningen, Arnhem, Rot terdam en Haarlem aan de openbare burgerscholen waar geene of slechts enkele vakken van meer uitgebreid lager onderwijs

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1874 | | pagina 55