112 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. worden gcgeveu van ƒ10 tot ƒ40 schoolgeld wordt betaald, ter wijl hier, waar niet minder dan vijf vakken van meer uitgebreid lager onderwijs aan de school no. 4 worden onderwezen het schoolgeld wordt voorgesteld op 12 a ƒ15 met vermindering op de helft voor meerdere kinderen uit één gezin. Voor de eigenlijke scholen van meer uitgebreid lager onderwijs bedragen de schoolgeldeu in bovengenoemde gemeenten van /SO tot J 82 waarbij dient opgemerkt, dat schoolgelden van 50 en daar beneden enkel worden geheven waar slechts sommige vak ken van meer uitgebreid lager onderwijs worden onderwezen. Tc meer klemmeud mogen wij deze cijfers beschouwen omdat de vier aangehaalde gemeenten algemeen gunstig bekend staan wegens de goede en voldoende gelegenheid die zij aanbieden om ouderwijs te ontvangen. Nu zegt de heer inspecteur ,/het moge waar zijn dat in eenige //plaatsen voor 't onderwijs in soortgelijke scholen als de hier be- doelde een ev en hoog of nog hooger schoolgeld geheven wordt, z/doch hieruit kan wel niet volgen dat hetgeen elders geschiedt en //zonder bezwaar uitvoerbaar is in Leeuwarden navolging ver- //dient. In die plaatsen - zoo vervolgt ZEd. toch bestaan ook nog //andere openbare en bijzondere inrigtingen waar de leerlin- z/geu voor een matig schoolgeld niet slechts gewoon maar ook //meer uitgebreid lager onderwijs genieten waarvoor in Leeu- warden zoo men een paar bijzondere scholen van een speciaal //kerkelijk godsdienstig karakter uitzondert, geenerlei gelegenheid //bestaat." Wij antwoorden hierop, dat, vermits de bedoelde plaatsen niet genoemd zijn het moeijelijk valt de meerdere of mindere juistheid van dit betoog te beoordeeleu. Doch met het oog op de bovenaangehaalde cijfersmogcu wij betwijfelen of wel ergens, behalve welligt te Deventer en te Kampen, welke steden, wegens haren exceptioneel gunstigen financieelen toestand, niet als voorbeeld kunnen dienen, de schoolgeldeu lager zijn ge steld. Vooral ten opzigti van de bijzondere scholen is het uit den sard der zaak niet waarschijnlijk dat daar lager schoolgeld zou worden geheven dan aau de inrigtingen, die uit de gemeente kas worden gesteund. Iu de vier straks genoemde gemeenten althans bedroegen die schoolgelden minstens J 40 en bereikten zij zelfs te Arnhem het cijfer van 300 per leerling. Wijst men dus op het gem s van algemeen toegankelijke bij zondere schobn te Leeuwarden, dan kan die omstandigheid van geen invloed zijn bij de beoordeeling van de voorgestelde school- geldheffiog diein ieder gevallager is dan het bedrag dat aan soortgelijke bijzondere inrigtingen gevorderd wordtmaar mag men daarin tevens een gelukkig bewijs zien van de voldoende wijze, waarop tot nog toe, van overheidswege hier ter plaatse in het onderwijs vierd voorzien. Zoo wij met den heer inspecteur grooten prijs stellen om in dit opzigt de gunstigs reputatie, van onze gemeente te handhaven, meenen wij, op grond van het aangevoerde, het bestuur vol komen geregtigd omwaar ruimschoots aan de eischen der wet wordt voldaan de middelen te vragen die door de wet zelve tot tegemoetkoming in de kosten worden aangewezen. Minder duidelijk is ons dan ook de stelling //dat onze welvarende en steeds in bloei vooruitgaande gemeente door de uitgaven voor /.het onderwijs niet in zoodanige mate bezwaard wordt, dat zij z/tot eene aanzienlijke verhooging van schoolgelden de toevlugt, //zou moeten nemen." Aannemende dat onze gemeente in bloei vooruitgaat, zal het evenzeer waar zijn dat dit verschijnsel in de toenemende wel vaart der ingezetenen zijn oorsprong neemtdoch dan kan ook te minder bezwaar bestaan om die ingezetenen, wier kinderen beter onderwijs zullen genieten, niet door eene aanzienlijke maar zooals wij aantoonden uiterst matige sehoolgeldverhooging in die kosten te laten deelen. Vindt men die kosten niet op de voorgestelde wijzedan zal er eene andere moeten gezocht worden en steeds zal daartoe de beurs der ingezeten moeten worden aangesproken. Het verschil van zienswijze tusschen den inspecteur en het gemeentebestuur schijnt dus daarin vooral gelegen dat de eerste de verhooging der inkomstenbelasting als eenig middel tot bestrijding der kosten gepast acht, wij daarentegen de toenemende uitgaven willen dekken, gedeeltelijk door die verhooging, gedeeltelijk door meer dere helling vao schoolgeld. Tot dien maatregel zijn wij geleid door de overweging, dat de uitgaven voor het lager onderwijs in 1803 na de invoering der bestaande wet circa 40,000 bedroe gen, waarvan ruim ƒ10,000 door schoolgeldheffing werd gedekt, terwijl de hoofdelijke omslag iu dat jaar circa 04.000 opbragt. Voor het jaar 1875 zijn do uitgaven voor het lager onderwijs op 83,000 begroot, ongerekend de rente van een kapitaal van ruim ƒ90,000, sedert 1873 aan aanbouw en verbetering van lokalen be steed. De vermoedelijke opbrengst der schoolgelden volgens de nog vigerende verordening zou 20,000 kunnen bedragenter wijl zonder de voorgestelde verhooging dier tegemoetkoming de inkomstenbelasting tot ƒ131,000 zou moeten worden opgevoerd. In verband met deze cijfers en speciaal ook omdat de scholen door verscheidene niet binnen de gemeente wonende kinderen worden bezocht, achten wij het verre van billijk om de meer dere last aan de verbeterde inrigling van het onderwijs verbon den, uilsluitend te doen drukken op de belastingschuldigen, waar onder velen, die bij de hier bedoelde scholen geen of slechts een verwijderd belang kunnen hebben, maar willen wij daarvan een gering deel doen dragen door de onmiddellijk belaughebben- den die daartoe in slaat en genegen zijn. Dit laatste vooral toch meenen wij niet onvermeld te mogen laten dat welke op positie de sehoolgeldverhooging ook van verschillende zijden onder vonden hebbede betrokken ouders zich over het algemeen met den maatregel ingenomen betoonden en slechts bij uitzondering hebben deelgenomen aau het petitionnement dat te dezer zake is georganiseerd. Teregt schijnt door hen te zijn begrepen dat de geldelijke opoffering aan de opleiding hunner kinderen verbonden mede tot de eerste verpligtiDg der ouders behoort, en niet, dan bij volstrekt onvermogeu op de schouders van anderen mag worden gelegd. Wij meenen de overige punten in des inspecteurs schrijven vermeld te kunen voorbij gaan omdat zijminder tot de zaak der schoolgeldheffing betrekkelijk, meer ten doel hebben een af keurend oordeel over de regeling van het onderwijs in deze ge meente uit te spreken. Hei hier niet de plaats achtende om over dit zeer betwistbaar punt een debat te openen kunnen wij ons tot de opmerking bepalen dat de regeling van het onderwijs hier steeds is geschied, na overleg met en onder goedkeuring van het daartoe aangewezen schooltoezigt. Moge niet in allen deele het volmaakte bereikt zijn onze ge meente deelt die onvolmaaktheid gelijk reeds iu onze vroegere rapporten werd opgemaakt met tal van andere plaatsen waai en het gebrek aan hulppersoneel èa de moeijelijkheid eener be hoorlijke aansluiting van lager en middelbaar onderwijs, dage- lijksche bezwaren aau de gemeentebesturen berokkenen. In het algemeen echter gelooven wij, zonder zelfverheffing de toestand van ons lager onderwijs voldoende, ja beter dan op vele met Leeuwarden gelijk staande plaatsen te kunnen noemen, ook in dien zin dat voor alle klassen der maatschappij en niet het minste voor de onvermogende, ruimschoots en onbekrompen de gelegenheid is geopend om hetzij voor niet of voor een ge ring schoolgeld Diet slechts gewoon maar ook meer nitgebreid lager- en middelbaar onderwijs te bekomen zooals de kinderen dit, met het oog op hunne latere bestemming, inzonderheid behoeven. Wij hebben alzoo de eer uwe vergadering op grond van hei vorenstaande te adviseren dat niet tot eene herziening of wijzi ging van 's raads besluit tot verhooging van sommige schoolgelden worde overgegaan en onze collegie worde gemagtigd aan hoeren gedeputeerde staten te kennen te geven dat de gemeenteraad, na kenuisneming vau het berigt van den heer inspecteur van 't lager ouderwijs in deze provincie, geene termen heeft gevonden op zijn besluit terug te komen en met ernst op de goedkeuring daarvan blijft aandringen. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 8 October 1874 door burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1874. 113 No. 392. Onderwerp FRANEKER, den 3 September 1874. Schoolgeld-Heffing Hij lage no. 21. Bij terugzending der met UwHEG. apostille van den 19 Augus tus 1.1. no. 1571 in mijne harden gestelde stukken, heb ik de eer de volgende beschouwingen mede te deelen omtrent het be sluit van den Raad der gemeente Leeuwarden, dd. 13 derzelfde maand no. 12 strekkende tot verhooging der schoolgelden voor het onderwijs der gemeentescholen no. 2 en 4 (vroeger genoemd de jongensschool voor gewoon en meer uitgebreid lager onder wijs en de tusschenschool der le klasse)en zulks naar aanlei ding van eene reorganisatie dier beide leerinrigtingen. Zonder te willen beoordeelenof de vastgestelde verhooging van schoolgelden geëvenredigd is aan de grootere uitgavendie tengevolge der bedoeldemij voornamelijk uit de bij genoemd besluit behoorende memorie van toelichting bekende reorganisa tie voor eene versterking van 't geta) hulponderwijzers verèischt worden vermeen ik te moeten opmerken dat die organisa tie alleen of hoofdzakelijk ten bate kan komen van een betrek kelijk klein gedeelte der leerlingen namelijk van hendie in de gemeenteschool no. 2 tot de leerklas3en behooren waarvan het onderwijs //in aansluiting met het middelbaar onderwijs naar z/yereisch kan worden geregeld en van hendie in de ge meenteschool no. 4 een meer voldoend onderwijs in de beginse len derFransche taal ontvangen, dan in den sedert 1871 met de school no. 2 verbonden avond-cursus gegeven werd. Of het nu met de billijkheid is overeen te breDgen dat voor alle overige leerlingen die slechts deel aan het gewoon lager on derwijs nemen zij dit dan ook voortaan in de school no 2 ten gevolge der reorganisatie beter geregeldzelfs zoo goed als het reeds voorlang had moeten zijn en in de school no. 4 tot hier toe geweest ishet schoolgeld worden verhoogd valt mijns in ziens te betwijfelen. Evenmin komt het mij billijk voor dat door eene opvoering van de schoolgelden in de school no. 2 voor een leerling der laagste klasse van 16.tot 30.en in de school no. 4 van ƒ7.20 tot 12.en ƒ15.aan vele ouders, die, hoewel tot de fatsoenlijke burger klasse behoorende, van een beperkt inko men moeten levende gelegenheid wordt benomenom hunne kinderen langer zoodanig ouderwijs te doen geven als waaraan deze voor de verschillende betrekkingen in hunnen stand behoefte hebben alsmede dat tengevolge eener vermeerdering der voor de gezamenlijke lagere scholen der gemeente vereischte doorloo- pende uitgavendieblijkens de memorie vap toelichting in de laatste 3 jaren gemiddeld bijna ƒ5000.meer hebben bedra gen, dan gemiddeld in het voorafgaande 3-tal jar^n, de leergel den van twee dier scholen zoo aanmerkelijk verhoogd en daar mede van de ouders en voogden 'der aldaar onderwijs ontvan gende leerlingen offers gevergd wordendie de krachten van velen te boven gaan en waarvoor zij wat althans het gewoon lager onderwijs betreftweinig of niets meer ontvangen dan die kinderen reeds genoten. Het moge waar zijndat in eenige plaatsen voor 't onderwijs in soortgelijke scholen als de hier bedoelde no. 2 en 4 een even hoog of nog hooger schoolgeld geheven wordtdoch hieruit kan wel niet voigeD dat hetgeen elders geschiedt en zonder bezwaar uitvoerbaar isin Leeuwarden navolging verdient. In die plaat sen toch bestaan ook nog andere openbare en bijzondere inrig tingen waar de leerlingen voor een matig schoolgeld niet slechts gewoon maar ook meer uitgebreid lager onderwijs zelfs iu meer dan één vreemde taal kunnen ontvangen waarvoor in Leeuwar den zoo men een paar bijzondere scholen van een speciaal ker kelijk godsdienstig karakter uitzondert, geenerlei gelegenheid be staat. Aan den Heer Commissaris des Konhg's in Friesland, Dat in deze stad veelzelfs aanzienlijk meer dan vroeger aan het volksonderwijs te koste gelegd wordterken ik ten volle doch ik ben tevens van oordeeldat die welvarende en zoo wel in bloei als bevolking steeds vooruitgaande gemeente door de uitgaven voor dat onderwijs niet in zoodanige mate bezwaard wordt, dat zij tot eene aanzienlijke verhooging van schoolgelden de toevlugt zou moeten nemen. Zoodanige maatregeldie om de opgegeven reden niet te bil lijken is acht ik bovendien onbestaanbaar met den geest en de letter der wet van 13 Augustus 1857. Deze toch, hoe ook in den laatsten tijd wel eens geïnterpreteerderkentzonder dat daaromtrent bij eene latere wet anders beslist iszoowel een meer uitgebreid als een gewoon lager onderwijsdat zij overal en zoover daaraan behoefte bestaatvan wege de gemeenten wil gegeven hebben in scholen voor alle kinderen toegankelijk waarvoor dan als tegemoetkoming in de kosten eene bijdrage als belasting van de ouders of voogden der leerlingen kan geheven worden met bepaalde uitzondering van hendie daartoe te min vermogend zijn. De wet bedoelt dus, dat overal, waar een voldoend getal kinderen behoeftezoowel aan meer uitgebreid als aan gewoon lager onderwijs heeftdaarvoor openbare scho len onder zoodanige voorwaarden toegankelijk gesteld worden dat alle belanghebbenden er gebruik van kunnen maken. Zy wil dus, dat het bedrag van de schoolgelden geen beletsel voor dat schoolbezoek oplevert, en kan bijgevolg niet toelaten dat door eene te hooge bepaling van dat bedrag vele ingezetenen ge drongen worden de kinderen van de school te nemen en hun het onderwijs te onthoudenwaaraan dezede eischen des tijds in aanmerking genomen meer en meer behoefte hebben. Terwijl ik alzoo de verhoogde schoolgeldheffing in Leeuwarden ten aanzien van vele belanghebbende ingezetenen evenmin wet tig als billijk kan achten vermeen ik eindelijkdat zij ook als middel tot reorganisatie der gemeentescholen no. 2 en 4 zoo danig als 't belang van het onderwijs vordertaanleiding tot be denkingen geeft. Wat toch is het geval In de eerstgenoemde school is de onvoldoende toestand van het onderwijs niet alleen het gevolg van een onvoldoend getal hulponderwijzersdat men met behulp eener verhoogde opbrengst van leergelden wil ver sterken noch van 't gemis eener //bepaalde aanwijzing van de //klassen in welke onderwijs wordt verstrekt in aansluiting van z/het middelbaar onderwijs," maar heeft zijnen grond ook in de omstandigheiddatna de vereeniging van twee scholen (de eene voor gewoon en de andere voor meer uitgebreid lager on derwijs) tot eene enkele leerinrigtingde hoofdonderwijzer van deze het onderwijsdat in verscheiden afzonderlijke locaien ge geven wordtin welke hij uit het leervertrekwaar hij zelf les geeftwegens de inrigting van het schoolgebouw geen toezigt kan houdenaan verschillendeveelal op zich zelf staande en werkende hulponderwijzers moet overlaten. Dat nu bij zoo danige inrigting en eene herhaalde verandering in het hulpon derwijzers-personeel zelfs na eene versterking van dit laatste de noodige eenheid in methode, leergang en schooltucht en mits dien de degelijkheid van het onderwijste wenschen moet overlaten, ligt, dunkt mij, voor de hand. Voorts acht ik het onzeker, of bij de school no. 4 het daar onder de leervakken op te nemen onderwijs in de beginselen der Fransche taalzon der nadeel voor het gewoon lager onderwijêbetere vruchten zal dragendan het in den avondcursusheeft afgeworpendie indertijd tegen mijn advies aan de school no. 2 is verbonden ge worden. Voor zoover heeren gedeputeerde staten zich met de boven staande beschouwingen kunnen vereenigenneem ik de vrijheid te adviserendat door hen de gemeenteraad van Leeuwarden worde uitgenoodigdom op zijn besluit van 13 Augustus II. no. 12 terug te komen. De Inspecteur van het Lager Onderwijs in Friesland (get.) J. H. BEHRN8.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1874 | | pagina 56