116 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1874. van beslissend belang is dat die belastingschuldigen vooraf het juiste cijfer kennen dat, afgescheiden van de meer of mindere behoefte der gemeentesteeds door hen -/al moeten worden bij- ged ragen. Door dat cijfer zeer gering te stellen zouden de bedoelde in gezetenen volgens zijne metning, in dc belasting kunnen deelen en daartegen geen bezwaar maken. Tea einde tegemoet te komen aan het bezwaar ora te beoor deel f»n of iemai d al dan niet in de laagste klasse van belasting schuldig n kan worden gerangschikt beval gedacht lid aan om zoover de betrokken perscnen hoofden van huisgezinnen ziju of wel als op zich zelf staandd eene woning in gebruik hebbende werkelijke huurwaarde hunner wooing als grondslag voor de be lastbaarheid aan te nemen in dier voege dat hel vijfvoud van de huurwaarde als inkomen zal worden aangemerkt. Hoewel die grondslag in het algemeen niet is ran te prijzen, acht hij hem voor de laagste klasse uitvoerbaar en billijkom dat hij bij de beoordeeling van een inkomen van 300.tot 400.als een redelijke maatstaf kan wordeu beschouwd. In verband met. dien vasten aanslag voor de vijf laagste klas sen wenschte hij dat principe ook op de overige klassen toege past te zien door eene s'.m van 20.of 2 pet.die voor de 5e kleese als fixuvn is gesteldvoor de eerste 1000.inko men der hoogere klassen aau te nemen en voor het inkomen boven dat bedrag eene percentsgewijze helling, naar mate van de behoef/,ete doen. In het systeem van dit lid zoude de aftrek van eene bepaalde som die als onbelastbaar wordt beschouwd en de korting voor ieder kind boven het daarvoor bij art. 8 der vigerende verorde ning vastgestelde getalvervallen. Tot aanbeveling van dit voorstel werd gewezen op de navol gende voordeelea a. dat daardoor de last voor de minder gegoede ingezetenen zoude vermindereu en in verband gebragt met hunne draag kracht b. dat door eeu vast cijfergebaseerd op het meer beperkte inkomeneen ultimatum zoude worden gesteld waardoor die ingezetenen niet in die mate zoude kunnen worden belast, dat het voor hen te drukkend zoude worden c. dat het groote verschil dat er bestaat tusschen de aansla- g der laagste klassen zal worden weggenomen d. dat de beoordeeling of iemand in de laagste klasse kan worden gerangschiktmeer practisch uitvoerbaar wordt e. dat door een vasten aanslag van 2 pet. voor de eerste 1000.inkomen voor de overige klossen tc bepalen het doel, om de laagste klassen in de eerste plaats vermindering van last te gevenzoude worden bereikt dat door liet vervallen der bepaling van art. 8 der vige rende verordening eene groote vereenvoudiging in de wijze van luffing der belasting zoude worden verkregen. Behalve het bezwaar dat de meerderheid heeft tegen een mi nimum bedrag van 300.voor belastbaarheidwenschte zij ook piet mede te gaan om door de voorgestelde wijze een twee ledig systeem in Jt leven te roepen n.I. eene heffing van een vast cijfer van het inkomen der vijf laagste en van eene per centsgewijze heffing van het inkomen der hoogere klassenmet eec fixurn van 2 pet. van dc eerste 1000. De bestrijders van dit tweeledig systeemkonden geen be paald motief vindenwaarom een vaste aanslag van een inko men beneden de ƒ1000.moest worden aangenomen, terwijl een inkomen boven dat cijfernaar gelang van behoefte, percentsgewijzemoest worden getroffen. Men vreesde dat de beoogde billijkheid tegenover de eerste klassen eene onbillijkheid voor de opvolgenden zoude kunnen worden, en dat het met het oog daarop de vraag zoude zijn of die wijze van heffing niet als een privilegie voor de lagere klas sen zoude worden beschouwd. De meerderheid bleef alzoo bij haar gevoelen dat als mini mum-bedrag van belastbaarheid eene som van 400.moest worden aangenomen. In verband daarmede acht het collegie het rationeel dat bij de heffing der beiasting van het inkomen van iederen belasting schuldige een gelijk cijfer van 400.als onbelastbaar wordt afgetrokken. Het ligt voor de hand dat het niet mogelijk is met zekerheid het cijfer te bepalen van het inkomen waardoor een ingezeten al of niet in dc termen van belastbaarheid valt. Bij deze moeije- lijkheid is het derhalve aan te bevelen de grens niet te erg te nemen ten eiD<te te voorkomen dat personen wier middelen zulks niet gedoogenals belastingschuldig worden aangeslagen. Met het oog op de maatschappelijke toestanden iu deze ge meente, is de meerderheid van oordeel dat het eijfer van 400.inkomen als grens tusschen het criterium van belast baar en onbelastbaar kan worden gesteld. Als een gevolg van de verhooging van het minimum achten wij het noodig (ie laagste klassen volgender wijze in te deelen le klasse van boven 400.tot 500. 2e - 500.— - 600.— Se - 600.— - 800— 4e n n - 800.- 1000. Het midden-cijfer waarnaar de aarslag geschiedt wordt dan zoodanig verlaagd, dat de eerste klasse slechts naar f 50.de 2e klasse naar 150.enz. belasting zullen betalen. Uit den als bijlage hierbij overgelegden staat kan blijken het bedrag in aanslag dat volgens deze berekening iü iedere klasse zal moeten worden betaald ingeval de belasiing wordt geheven tot een bedrag van 125,000.naar 4 l/2 pet. De eerste Klassen zullen hierdoor, zelfs hij eene verhoogde percentage, minder betalen dan over 1874 het geval is. In opzigt tot de klasaificatie achten wij het wenschelijk be halve de bovengemelde indeeling der laagste klassen eene wij ziging te maken in de klassen van boven de 12,000 tot 100,100.—. Het is ons voorgekomen dat het verschil van het minimum en maximum in die klassen te groot is. In den regel is. het aau te nemen dat het belastbaar inkomen van de aangeslagenen in de hoogere klassen voor een belangrijk gedeelte mag geacht worden voor te vloeijen uit de opkomsten van vaste goederen. Indien men nu iet op de verbazende toe name der huurwaarde van de landerijen in de laatste jaren, dan mag het bevreemding wekken dat het belastbaar inkomen van de hoogere klassen in vergelijking met het bedrag in 1857 afnam. Ofschoon dit resultaat gedeeltelijk een gevolg is van het feit, dat sedert 1857 enkele van de hoogst aaDgeslagenen en daaron der aanzienlijke grondbezitters zijn overleden of deze gemeente met der woon hebben verlaten schijnt toch niet alleen daaraan de min gunstige toestand te moeten worden toegeschreven. Het komt ons namelijk niet onwaarschijnlijk voor dat de groote speling die er in de hoogere klassen bestaat tusschen het laagste en hoogste cijfer, aanleiding geeft dat bij eene trapsgewijze ver meerdering van inkomsten, niet zoo gereedelijk wordt overge gaan tot verhooging van den belastingschuldige eu overbrenging in eene volgende klassedie een belangrijk verschil met dc voor gaande maakt. Ten einde aar. dat praktisch bezwaar tegemoet te komen, oor dcelen wij het wenschelijkhet verschil tusschen minimum en maximum van de klassen van ƒ12,000 inkomen en daarboven tot ƒ100,000 minder groot te maken. Behalve de bovenbedoelde in ons oog wenschelijke wijzigingen zal het besluit tot heffing der directe belastiog op het inkomen nog gewijzigd dienen te worden als noodzakelijk gevolg van den finantieelen toestand der gemeente. Uit den hierbij overgelegden staat, opgemaakt uaar de reke ning over 1873 de vastgestelde begrooting voor 1874 en de ont- werpbegrootiDg voor 1875 ter aanwijzing van het bedrag der gemeente-inkomsten en uilgaven, blijkt, dat de gewone behoef Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1874. 117 ten der gemeente onder de tegenwoordige omstandigheden moe ten worden geraamd op 524,000 wanneer daaronder wordt be grepen ƒ10,000 voor verbetering vau gemeentewerken als bui tengewone uitgaven uit gewone middelen te bestrijden, 20,000 tot aflossihg van leeningeu en 10,000 voor onvoorziene uitgaven. Tot bestrijding van gemelde uitgaven ad 524,000 kan wor den beschikt over a. baten en opkomsten van gemeente-eigendommen de op brengst der regten en loonen volgens art. 238 der gemeentewet, de opbrengst der belasting op de honden en die op tooneelver- tooningen zoomede ontvangsten van verschillenden aard, waaron der die wegens de stadsreiniging, tot een bedrag van ƒ273,600. b. 4'- gedeelte der opbrengst vau de rijks perso nele beia8ting f 76,600. c. opcenten op de grondbelasting en op 't personeeel - 44,800.— Totaal ƒ394,500.— zoodat nog door belasting op het inkomen moet worden voor zien in een bedrag van 130,000. De opbrengst der schoolgelden is berekend naar de sommen op de ontwerp-begrooting aangebragtwaarbij alzoo is aangeno men dat het raadsbesluit tot verhooging van dit middel van in komst de koninklijke goedkeuring zal verwerven. Evenzoo zijn de opcenten op de rijks personele belasting over 8 maanden naar het verhoogde getal berekend. Wanneer wij nu in aanmerking nemen dat in de eerste jaren eerder toe- dan afneming der gewone behoeften van de gemeente is Ie voorzieno. a. door het stijgen der som van de te betalen renten van aangegane geldleeuingenhet bedrag der verpligte aflossing van schuld, over de dienst 1876 reeds tot 14000, ter wijl eene doorgaande aflossing van schuld wegens de leeningen van 1853 1856 en 1863 nog ƒ246,000 bedragende, zeer wen schelijk is te achten dan moet het bij de verordening vast te stellen maximum, volgens ons oordeel, op 150000 worden be paald. Terwijl wij alzoo voorstellen het maximum tot hetwelk de directe belasting op het inkomen kan worden geheven te bepa len op ƒ150,000, deeleu wij tevens mede dat volgens or.s oor deel de regten en loonen bedoeld bij art. 238 der gemeentewet met het oog op art. 254 dier wet, geene verhooging kunnen ondergaan. Ten slotte zij nog opgemerkt dat het een punt van ernstige overweging heeft uitgemaakt of en in hoeverre behalve de boven bedoelde er nog andere wijzigingen in het heffingsbesluit en de verordening op de invordering wenschelijk worden geacht. Speciaal hebben wij nagegaan of de tweeledige Massificatie n. 1. door eigene aangifte en ambtshalve zoude moeten worden ver vangen door eene Massificatie hetzij door verpligte eigene aan gifte, des gevorderd met eede bevestigd, 't zij ambtshalve door burgemeester eu wethouders zonder de belastingschuldigen tot het doen van eigene aangifte-in de gelegenheid te stellen. Het resultaat dezer overwegingen is geweest dat wij gaarne erkennende dat de bestaande tweeledige wijze van Massificatie eigenaardige bezwaren oplevertevenwel daaraan vooralsnog de voorkeur schenken boven eene verpligte eigene aangifte. De tegenzin die bij vele belastingschuldigen bestaat om zelf hun in komen openbaar te makenmoge een vooroordeel worden ge noemd het is Diettemin een feit waarmede rekening moet wor den gehouden. Tracht men door dwang die tegenzin onschadelijk te makendan zal dit alligt kunnen leiden tot gebrekkige op gaven. Het moge nu waar zijn dat het bij eene ambtshalve Massifica tiesomtijds moeijelijk is juiste gegevens voor het inkomen van den belastingschuldige te erlangen het is niet minder waar dat bij verpligte eigen aangifte meermalen resultaten zullen worden verkregen die geen gunstiger cijfer voor het totaal, inkomen der ingezetenen zullen geven. Men vergete niet dat zoodra het vermoeden bestaat dat eene ambtshalve Massificatie bij herhaling door den belastingschuldige wordt verlangdten einde op die wijze beneden ziju wezenlijk inkomen te wordeu aangeslagenhet collegie bevoegd is den vroegeren aanslag te verhoogen tot een cijfer, dat, indien het in derdaad meer bedraagt dau het werkelijk inkomen den belas tingschuldige zal nopen daartegen bij gemotiveerd adres zijne bezwaren in te brengenwaardoor dan ais van zelve het inko men bekend zal worden. De bij de verordening gegeven gelegenheid om personen over de juistheid der door hen gedane aangiften te hooren hoe tijd- roovend en vermoeijecd die maatregel ook voor het dagelijksch bestuur moge zijn achten wij op grond der ondervinding als het beste middel om met eenige zekerheid over het inkomen vau verschillende belastingschuldigen te kunnen oordeelen. Verschillende aangiften, vooral vaa minder gegoeden, geven blijk dat de belastingschuldigen geen juist denkbeeld hebben van hetgeen de verordening onder inkomen verstaat De voorbeelden ziju niet zeldzaa;n dat belastingschuldigen slechts de winst eener affaire als belastbaar inkomen aanmerken, dat bij de berekening daarvan niet is gelet op de huurwaarde vau het door hen bewoonde en in eigendom behoorende huis of dat niet op waarde zija geschat de levenbehoeften die door be lastingschuldigen uit hunne eigene affaire of bedrijf ten voordeele der huishouding zijn gebruikten tal van anderen die het nut van het hooren der contribuabelen overtuigend hebben bewezen. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer u bij deze voor te stellen I. Het besluit tot heffing eener directe belasting op het inko menten behoeve dezer gemeente, vastgesteld den 11 October 1866 te wijzigen als volgt: 10. in art. 8 het cijfer 300 te vervangen door 400 20. de aanwijzing der klassen vermeld in art. 9 te vervangen door de volgende le kl. van 401 tot 500 19e kl. van 20,001 tot 24,000 2e 11 501 n - 600 20e 11 n - 24,001 - 28,000 8e 1/ n 601 u - 800 21e 11 ii - 28,001 11 - 32,000 4e tt 801 V - 1,000 22e n u - 32,001 n - 36,000 5e u tl 1,001 11 - 1,500 23e n 11 - 36,001 ri - 40,000 6 e u n 1,501 11 2,000 24e 11 - 40,001 11 - 45,000 7e n V - 2,001 n - 3,000 25e n - 45,001 11 - 50,000 8e 11 II 3,001 li - 4,000 26e 11 11 - 50,001 11 - 55,000 9e 11 II 4,001 n - 5,000 27e 11 - 55,001 11 - 60,000 10c 1/ H 5,001 - 6,000 28e u 11 - 60,001 n - 70,000 11e 11 II 6,001 - 7,000 29e n it - 70,001 n - 80.000 12e 11 H 7,001 1/ - 8,000 30e n - 80,001 it - 90,000 13e 11 II 8,001 n - 10,000 31e 1/ ii - 90,001 n - 100,000 14e 1/ II 10,001 n - 12,000 32e n 1/ - 100,001 n - 115,000 15e 11 II 12,001 11 - 14,000 33e 11 11 -115,001 n - 180,000 16e u - 14,001 11 - 16,000 34e 'ii - 130,001 11 - 150,000 17e 11 II 16,001 n - 18,000 35e n u - 150,001 11 - 175,000 18e 11 II 18,001 n - 20,000 36e n ii - 175,001 11 - 200,000 30. in art. 10 de cijfers ƒ800 te vervangen door ƒ400; 40. in 13 le alinea, in plaats van ƒ110,000, te lezen ƒ150,000. II. In de artikelen 5 en 14 der verordening op de invordering van voormelde belasting het cijfer ƒ300 te vervangen door 400. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 19 October 1874, door Burgem:ester en wethouders van Leeuwarden k

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1874 | | pagina 58