Bijlage 110.
Bijlage tot het verslag der handelingen
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
omtrent e.. a adres van de heeren Herman Al-
barda e. betreffende oprigting van eene am-
baehtssc
Bij een uitvoerig gemotiveerd adres dd. 8 Nov. 1875, heb
ben de heeren Albarda c. s.zich tot uwen raad gewend
1. met verzoet om te besluiten tot de oprigting van eene
tb *è-ehe en j actische ambachtsschoolzoo noodig door her
vorming van de bestaando burger dagschool in eene zoodanige
mrigting, en
ouder I feeling, dat, wanneer dit besluit wordt ge
ne endo i Ir santen in hunne qualiteit als commissarissen
11 viiftal corporation en vereenigingeneene som van
3 j,000, benevens eene jaarlijksehe subsidie van ƒ650, nrin-
Btcns gedurende tien achtereenvolgende jaren, tot bestrijding
der kosten w -rd; beschikbaar gesteld, en dat daarenboven het
Ol.l burger v.-eephuis zich de beslissing had voorbehouden om
trent het al of n et verleenen eener jaarlijksehe bijdrage.
Ons collegie door uwe vergadering uitgenoodigd om haar be
trekkelijk dit adres te dienen van adviesheeft gemeend bij
een zoo belangrijk onderwerp als het hier behandelde, niet al
leen te moeten afgaan op de voorlichting der commissie voor
middelbaar pnderwijs, hoe hoog die ook door ons worde geschat
maar ook inzonderheid ten aanzien van de inrigting en de re
sultaten van het practisch ambachts-onderwijs elders de ver-
cischte gegevens te moeten inwinnen. Is door die omstandig
heid het uitbrengen van ons rapport langer vertraagd dan de
adressanten en ook wij zeiven hadden gewenscht, wij vleijen
ons dat de meerdere volledigheid van ons onderzoek die onver
mijdelijke vertraging bij uwen raad zal verontschuldigen.
Het nut en de wenschelijkheid eener betere gelegenheid tot
theoretische en practische opleiding van den aanstaanden hand
werksman, verciseht na hetgeen door adressanten daaromtrent
is te kennen gegeven, dezerzijds geen nader betoog. Met de
commissie van middelbaar onderwijs en den heer inspecteur
Steijn Parvé gelooven wij dat door de oprigting eener ambachts
school eene groote leemte in de middelen tot vorming van goede
ambachtslieden zal worden vervuld en dat zoodanige inrigting
hier even als op andere plaatsen de meest wensehelijke vruch
ten kan opleveren.
Al aanstonds vinden wij ons derhalve voor twee vragen ge
plaatst die tot grooter verschil van meening aanleiding geven
of namelijk de oprigting eener ambachtsschool in deze gemeente
aan particuliere krachten des noods met ondersteuning van het
bestuur moet worden overgelaten, dan of die school van ge
meentewege moet worden opgerigt en beheerdenzoo men
dit laatste rnogt wenschen of de oprigting eener gemeentelijke
ambachtsschool gepaard zal gaan aan do opheffing der bestaande
burgerdagschool.
Gaat men na wat elders, met name te Amsterdam, Rotter
dam 's Hage en Arnhem door particulier initiatief is tot stand
gebragt, dan heeft voorzeker bij den eersten aanblik het be
wandelen van den daar ingeslagen weg veel aannemelijks en
niets ware ons liever dan dat het daar gegeven voorbeeld hier
navolgingkonde vinden. Het verschil in de plaatselijke om
standigheden schijnt echter daartegen een niet te overkomen
bezwaar op te_ leveren, Behalve toch op de veel talrijker be
volking welke in de genoemde steden natuurlijke en veel krach
tiger particulier initiatief kan doen verwachten dan hier zelfs
met de uiterste inspanning zou kannen worden bereikt, wijzen
wij op het feit dat Leeuwarden in de burgerdagschool reeds
eene inrigting bezit, die althans gedeeltelijk hetzelfde doel be
oogt dat men door ac ambachtsschool tracht te verwezenlijken.
an den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877.
Waar thans gelijk nader uit dit rapport zal blijken, die school
slechts geringe belangstelling ten deel valt van de zijde derge
nen voor wie zij in de eerste plaats was bestemd, staat het te
vrcezen dat die belangstelling en daarmede het bezoek der school
nog meer zal afnemenindien daarnevens eene concurrerende
particuliere inrigting wordt tot stand gebragt.
Bovendien schijnt de vrees allezins gegrond dat het eener
particuliere ambachtsschool niet mogelijk zoude zijn hier ter
stede een zoo voldoend onderwijzend personeel speciaal voor de
theoretische vakken te erlangenals bij de gemeente het ge
val is. De nadeelen eener verbrokkeling van krachten zouden
derhalve zoowel door de eene als door de andere school worden
ondervonden en met groote geldelijke opoffering zou de gemeente
waarschijnlijk tweo gebrekkige inrigtingen tellendie te zamen
vereenigd een uitmuntend geheel hadden kunnen vormen.
Alvorens thans de vraag te beantwoorden of eene ambachts
school van gemeentewege behoort te worden opgerigt des noods
door hervorming der bestaande burgerdagschool tot zoodanige
inrigtingzal eene korte herinnering aan den oorsprong dier
dagschool dienen vooraf te gaan.
Wij mogen als bekend veronderstellen dat de burger dag en
avondscholen volgens art. 14 der wet op het middelbaar onder
wijs in deze gemeente zijn opgerigtnadat de hooge regering
zich bereid had verklaard tot het vestigen eener rijks hoogere
burgerschool hier ter stede.
De raadscommissie toenmaals benoemd om de noodige voor
stellen te doen tot uitvoering der bepalingen van de wetvoor
zoover de gemeente daarbij mogt zijn betrokkengaf in haar
rapport van 25 April 1867 o. a. te kennen: „dat in eene ge
beente als Leeuwarden een dagschool voor aanstaande am
bachtslieden niet overbodig is; te meer nu door de vestiging
„eener rijks hoogere burgerschool alhiervoor het onderwijs der
„meer gegoeden zoo uitstekend za' worden gezorgd." Zij wees
verder op het goede voorbeeld door Groningen gegevenkoes
terde de hoop dat ook anderen dan aanstaande ambachtslieden
van het te geven onderwijs zoudeD kunnen gebruik maken en
adviseerde tot oprigting eener avondschool met driejarigen cur
sus, en voorbereidende dagschool.
Het te heffen schoolgeld zoude ƒ5 en 8 per leerling bedra
gen en de vermoedelijke kosten werden op ruim 7000 's jaars
geraamd.
Deze voorstellen mogten zich in den onverdeelden bijval van
den raad verheugen. Geen enkele stem verhief zich om de
bijkans overal elders gevraagde en verleende vrijstelling van
het oprigten eener dagschool aan te bevelenen eenparig schonk
de raadzelfs zonder noemenswaardig debatzijne goedkeuring
aan het plan der commissie.
Zoo werd dannadat ook het pleit betreffende de voor deze
school te bestemmen lokalenten nadeele van het hooger en
ten vóordeele van het middelbaar onderwijs was uitgemaakt
in Augustus 1868 de burgerdagschool met de schoonste vooruit-
zigten geopend. Dat de commissie van toezigt op het middelbaar
onderwijs toenmaalseven als het gemeentebestuurdie school
hoofdzakelijk bestemd achtte voor de opleiding van ambachts
lieden bleek o. a. bij hare aanbeveling van een der leeraren
ook op grond van zijne technischs ervaring in het buitenland
opgedaan, terwijl de vereeniging Nijverheidspeciaal met het
doel oin de vorming van bekwame handwerkslieden te bevor
deren, zich bereid verklaarde om de kosten van het onderwijs
ten behoeve van onvermogende leerlingen uit den ambachtstand
voor hare rekening te nemen.
Ontbrak het der jeugdige inrigting alzoo niet aan steun en
sympathieleverde ook het personeel der leeraren alle waarbor
gen voor een grondig en doeltreffend onderwijsde uitkomst
beantwoordde in geenen deele aan de algemeen gekoesterde ver
wachting.
Slechts 12 leerlingen konden aanvankelijk tot de lessen wor
den toegelatenterwijl thansna een negenjarig bestaan en
Bijlage tot het verslag der handelingen vi
tengevolge van eene gcheele wijziging in de oorspronkelijke
organisatie, waardoor het verband met de avondschool geheel
is opgeheven, do school p. m. 50 leerlingen telt, waarvan na
genoeg do helft op kosten van de vereeniging Nijverheid en van
particulieren zijn geplaatst.
Bijkans een derde gedeelte der leerlingen verliet gedurende
die negen jaren de schoolna slechts den halven cursus te heb
ben doorloopen en niet meer dan een vierde, hoofdzakelijk be
staande uit de leerlingen wier onderwijs door anderen werd be
kostigd, ging over tot het beoefenen van een ambacht. Verre
weg het meerendeel koos betrekkingen, waaraan bij de organi
satie der school in de verte niet was gedacht en waarvoor de
hoogere burgerschool eene betereof het meer uitgebreid lager
onderwijs ceuo voldoende voorbereiding had kunnen schenken.
Al niogo dus de commissie van toezigt op het middelbaar
onderwijs in haar hierbn overgelegd praeadvies teregt beweren,
dat de burgerdagschoot thans geheel bezet is, wij achten de
conclusie minder juist dat zij daarom gezegd kan worden in
bloeijcndeu toestand te verkeeren.
Voorzeker stelt de commissie hare eischcn voor eene bloei-
jende burgerdagschool niet hoogindien zij die qualificatie toe
kent aan eene school, welke op zoo onbekrompen wijze tegen
een zoo onbeteekeneud schoolgeld de gelegenheid aanbiedende
tot het vorkrijgen van algemeene kennisslechts met de uiter
ste moeite jaarlijks een 20 tal leerlingen van de ruim 300 kna
pen die de lagere scholen verlaten tot zich kan trekken.
Eerder zouden wij dan de meening van den heer inspecteur
van het middelbaar onderwijs willen onderschrijvenwaar hij
vreestdat de zucht om alle behoeften gelijkelijk te bevredigen,
tot resultaat heeft gehadom deze school bij niemand onver-
deelden bijval te doen erlangen.
Uitgaande van het juiste beginsel dat de dagschool hoofdza
kelijk voor aanstaande handwerkslieden bestemd is, heeft men
bij de verdeeling der lesuren eene zeer ruime plaats gegund
aan de wis- en natuurkundige wetenschappen en het hand- en
regtlijnig teekenen- daarentegen aan het onderwijs in de
Fran'seho en Nederlandsche talen, gezamenlijk slechts zes uren
per week. Voldoende gelegenheid alzoo tot het beoefenen van
vakken die den aanstaanden winkelbediende of kantoorklerk
betrekkelijk weinig te pas zullen komen, doch ten ecnenmale
onvoldoende voor taalstudie en boekhouden waaraan hij in de
eerste plaats behoefte heeft. Hetzelfde geldt in ruimere mate
voor aanstaande bezoekers van hoogere burgerschool of gymna
sium, of voor de toekomstige hulponderwijzers, die een niet
onaanzienlijk deel der leerlingen uitmakenhoewel het leerplan
volstrekt niet voor hunne behoeften is ingerigt.
Dit onmisbaar euvel eener te algemeene en daardoor voor
niemand voldoende bestemming isnaar het ons voorkomtde
oorzaak waardoor nergens de dagscholen bloeijende inrigtingen
zjjn geworden, en eene betere toekomst voor die scholen ook
niet kan worden verwacht.
Dc commissie vnn toezigt moge er op wijzen, dat de school
al heeft zij ook niet beantwoord aan de bestemming waarmode
zij werd opgerigttoch door leerlingen niet behoorende tot den
ambachtsstand sterker werd bezocht dan men zich had voorge
steld de kracht van dit betoog daalt merkelijk, indien men
die op zich zelf volkomen juiste stelling toetst aan de merke
lijkheid. Voorzeker de meerderheid der leerlingen die sedert
1S68 de school bezochtenbehoorden tot den minder bemiddel
den burgerstanddoch hoe uiterst gering is het geheele getal
dier leerlingen geweest, vooral indien men daarvan aftrekt die,
welke op kosten van anderen de school bezochten, en die zon
der die hulp daar stellig nooit waren gekomen. Zou dan
mogen wij vragende opheffing of de reorganisatie der school
voor die enkelen die er geheel uit eigen beweging gebruik van
maken zalk een groot gemis opleveren Reeds hierboven we
zen wij er op, dat voor hen in de meeste gevallen het m. u. 1.
onderwijs eene voldoende opleiding had kunnen geven en breu-
n den gemeenteraad te Leeuwarden1877. 23
gen daarbij in herinnering, hoe de periode van betrekkelijken
bloei der school zamenvalt met dc opheffing" der school voor
m. u. 1. o. van den heer van der Heide in 1872, terwijl, vol
gens het laatste regeringsverslagjuist het omgekeerde ver
schijnsel zich in Utrecht voordeedwaar de oprigting eener
nieuwe school voor m. u. 1. o. belangrijk afbreuk deed aan het
bezoek der burgerdagschool. De verklaring van dit verschijn
sel ligt trouwens voor de handindien men dc statistieke op
gaven van den heer inspecteur nagaat, waaruit blijkt, dat ruim
60 percent der leerlingen na het verlaten der school, vakken koos
waarvoor het m. u. 1. o. gelijk hef thans in onze gemeente
wordt gegeven, voldoende, ia, zelfs wat taalstudie betreft,
betere opleiding zou hebben verschaftdan de burgerdagschool
schenken kan. Met grond betwijfelen wij derhalve of de school,
hoe goed het daar gegeven onderwijs ook zijinderdaad op de
meest geschikte wijze voldoet aan de eiscnen van die leerlin
gen voor wier belangen èn de commissie van toezicht i-n de
heer inspecteur meenen te moeten opkomen.
Doch zelfs al ware de burgerdagschool de meest uitstekende
inrigting voor dc vorming van kantoor- en winkelbedienden
pakhuisknechten en dergelijken, al bleek zij eene goede voor
bereidingsschool voor gijmnasium of hoogere burgerschoolzij
toch zou niet zijn wac de gemeenteraad van Leeuwarden be
doelde en wenschte toen hij besloot volledige uitvoering te
geven aan art. 14 der wet op het middelbaar onderwijs. Al
werd de gelegenheid voor anderen niet buiten geslotenhet
gemeentebestuurvolkomen in overeenstemming met de bedoe
ling des wetgeverswilde eene inrigting tot stand brengen
hoofdzakelijk bestemd voor aanstaande handwerkslieden. Zoo
als wij echter aantoonden heeft het streven om te veel in ge
heel uiteenloopende behoeften te voorzien, de burgerdagschool
evenmin aan die bestemming doen beantwoordenals aan die
welke de commissie van toezigt er thans aan schijnt te willen
geven, om n.i. te zijn een surrogaat voor hen, die geen gebruik
kunnen of willen maken van de hoogere burgerschool.
Reeds drie jaren geleden werd door den bekwamen en ij verigen
directeur der burgerdag- en avondscholen een meer beslissende
schrede in die laatste rigting voorgeslagen, toen hij denwensch
uitsprak, om den tweejarigen cursus tot een driejarige uittebreiden
en enkele leervakken aan het programma van het onderwijs toe
te voegen. De commissie aarzelde toenmaals echter eene zoo
radicale hervorming aan te bevelenmet regt vreezende dat de
school, op die wijze ingerigt, nog minder zoude beantwoorden
aan hare bestemming ten behoeve van aanstaande ambachts
lieden. Wij mogen bovendien vragen of zoodanige inrigtingal
ware zij op zich zelve verre verkieslijk boven de bestaande
niet feitelijk eene hoogere burgerschool met driejarigen cursus
onder den naam van burgerdagschool zoude wordenen betwij
felen of zij in dat gevalook met het oog op de overeenkomst
indertijd met de regering aangegaannevens de rijks hoogere
burgerschool voldoende regt van bestaan zoude hebben.
Welke klemmende argumenten dan ook sedert jaren ten voor-
deele van een middelbaar onderwijs dat algemeene ontwikkeling,
geene professionele vorming beoogtmogen zijn aangevoerd
hoeveel waars ook in de bewering gelegen zij, dat onverschillig
heid en onwetendheid vaak van liet bezoek dor burgerdagseholen
weerhouden hoe stellig de minister Thorbecke in 1863 de ver
wachting hebbe uitgesproken dal na ecnige jaren het besef aan
de behoefte van die scholen bij allen levendig zal wordendeze
en dergelijke overwegingen verliezen in ons oog ten eenemale
hare beteekenis tegenover de treurige uitkomsten eener nage
noeg tienjarige ervaring.
Ware toch onze gemeente de eenige waar de burgerdagschool
teleurstelling heeft opgeleverd, men zoude aan toevallige of
plaatselijke oorzaken mogen denken. Doch het tegendeel is
waar en wij constateren het met genoegende burgerdagschool
te Leeuwarden mag tusschen hare vier zusters te Amsterdam,
'sHage, Utrecht en Groningen als de eenige genoemd worden