30 Bijlage tot het verslag der handelingen
Eindelijk valt nog op te merkendat van de 37 vertrokken
leerlingenwier ouders tot den anibachtsstand behoorden, slechts
17 na het verlaten dor school een ambacht zijn gaan leeren;
van de 20 overigen werden 11 klerk of kantoorbediende1 win
kelbediende, 2 militair, 3 kweekeling, 2 gingen naar de hoo-
gere burgerschool en 1 is overleden.
Daarentegen zijn 11 leerlingen tot het leeren van een ambacht
overgegaan, terwijl de ouders van 4 hunner behoorden tot de
winkeliers5 tot de kleine ambtenarenvan 1 was de moeder
weduwe en 1 werd in het armhuis verzorgd.
Uit deze cijfers kunnen de volgende feiten worden afgeleid
1. Slechts een betrekkelijk klein gedeelte van de ouders,
die hunne zoons de burger dagschool laten bezoekenn.l.38
ten honderdbehooren tot den eigenljjken handwerkstand
slechts de kleine helft van deze leerlingen leeren, na het ver
laten der schoolzeiven een ambachtde meesten kiezen eene
andere bestemming. Van hen die een ambacht leeren, behoort
ongeveer drie vierden tot die ambachtenwelke aan eene am
bachtsschool kunnen onderwezen worden een vierde tot ambach
ten, waarvoor bezwaarlijk andere opleiding kan worden gege
ven dan in de werkplaats zelve.
2. Er zijn wel enkele leerlingen, die, hoewel hunne ouders
niet tot den handwerkstand behoorentoch een ambacht gaan
leerenmaar hun getal is veel geringer dan dat van hendie
in het tegenovergestelde geval verkecren.
3. Van de 62 ten honderd der leerlingen, wier ouders niet
tot den handwerkstand behooren, kan do helft gerekend wor
den te behooren tot de kleine ambtenaren, ouderwijzers en der
gelijke; do overige grootendeels tot de winkeliers of den min
der bemiddelden neringdoenden stand.
4. Onder de ouders uit dea handwerkstanddie hunne zoons
naar do burger dagschool zenden, behooren slechts een vierde
gedeelte tot de bazenen zelfs tot de kleine bazende overige
drie vierde tot de knechts.
Op grond hiervan moet derhalve bevestigd worden het oordeel,
in het adres uitgesproken, dat de burger dagschool niet voor
ziet in de behoeften van den handwerkstandzoodat dan ook
een betrekkelijk klein gedeelte harcr leerlingen tot dien stand
behoort, en nog veel minder na het verlaten der school daartoe
blijven behooren. Zelfs zou men geneigd zijn aan te nemen,
dat het daar genoten ouderwijs eerder den leerlingen den lust
tot de uitoefening van een ambacht ontneemt, dan dat het dien
aanwakkert.
Het doel van den wetgever, die de school hoofdzakelijk be
stemde voor aanstaande handwerkslieden, is dus niet of slechts
gebrekkig bereikt, voor zooveel de dagschool betreft.
De burger avondschool over welker strekking eigenlijk geen
verschil bestaat, en die inderdaad door handwerkslieden bezocht
wordt, kan hier buiten beschouwing blijven.
Sedert het jaar 1863 toen de wet tot stand kwamis in de
meeningen omtrent de behoeften aan opleiding van handwerks
lieden heel wat verandering gekomenmeer en meer is men
ook op grond van opgedane ondervindingtot de overtuiging
gekomen, dat het nuttig is de jongens de praktijk te laten lee
ren niet in de werkplaatsmaar in daartoe bestemde ambacht
scholen zoodanig ingerigtdat eene goede praktische opleiding
kan gepaard gaan met een degelijk theoretisch onderwijs. Maar
niettemin is het zekerdat niet allen van zoodanige scholen
kunnen of willen gebruik maken. Het getal toch van hen
die opleiding in de werkplaatsgepaard met het verdienen van
eenig loonverkiezen boven opleiding in dc ambachtsschool
gepaard met het betalen van schoolgeld, zal altijd aanzienlijk
blijven; voor lien blijft dc burger avondschool eene behoefte.
De minderheid van den ambachtsstand, vooral de meergegoeden,
zullen een ambachtsschool verkiezen aie wel in het begin eenige
opofferingen van geldeljjkeu aard oplegt maar later de gele
genheid biedt om een ruimer loon tc verdienen. Voor zoons van
bazen zal de ambachtsschool ook zeer nuttig kunnen zijnenkele
kan den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877.
groote bazen zullen welligt hunne zoons eerst een paar jaren
naar een burger dagschoolwelligt ook naar eene hoogere bur
gerschool zendenalvorens hun het ambacht praktisch te doen
leeren maar dezen onder de zeldzame uitzonderingen te rekenen,
zooals do ondervinding zoowel te Leeuwarden als elders over
tuigend heeft geleerd.
Aangaande de wijze waarop een ambachtsschool moet worden
ingerigt, acht ik net onnoodig thans in beschouwingen te tre
den datzooala dc adressanten zeggenuitsluitend praktisch
onderwijs niet voldoende is maar met grondig theoretisch on
derwijs gepaard moet gaan, is buiten kijf. Alleen rijst nog de
vraag, of de leerlingen niet het praktisch onderwijs zouden
kunnen genieten aan een ambachtsscnool, het theoretisch aan do
burger dagschool
Vroeger was ik meer genegen dan thans om die vraag in
toestemmenden zin te beantwoordenik ben evenwel meer en
meer tot de overtuiging gekomendat er aan zoodanige com
binatie groote bezwaren verbonden zouden zijn. Vooreerst toch
zouden de leerlingendie tevens de ambachtsschool bezoeken
slechts een gedeelte der lessen van de burger dagschool kunnen
bijwonen, hetgeen nadeelig zou werken op de vorderingen van
hendie alle lossen volgenook moeten voor het aan de aan
staande handwerkslieden te geven theoretisch onderwijs andere
eischcn gesteld wordendan noodig is om te voorzien in de
behoeften van de talrijke niet tot den ambachtsstand behoorende,
noch daarvoor bestemde leerlingen. Er is dus allezins grond
voor de vreesdat mendoor in beide behoeften te willen voor
zien, aan geene goed zal voldoenin zekere mate is dat bij de
bestaande burger dagscholen ook reeds het geval en ik meen
haar betrekkelijk geringen bijval grootendeels daaraan to moe
ten toeschrijvendat zij te veel in uiteenloopende behoeften
heeft trachten te voorzien.
Ik deel dus geheel in het gevoelen der adressantendat aan
de behoeften van den handwerkstand veel beter dan thans zal
worden voldaanindien behalve de voor dien stand bestemde
burger avondschool eene theoretische en praktische ambacht
school kon tot stand komen; maar ik zou niet gaarne zien, dat
dit geschiedde ten koste van de burger dagschool. Was er nog
kwestie van oprigting van zoodanige schooi, ik zou, met het
oog op hare in art. 13 der wet uitgesproken bestemming niet
voor hare oprigting durven adviserenmaar nu die school een
maal bestaatnu zij inderdaad voorziet in zekere behoeften
al zijn die ook niet juist die, welke de wetgever op den voor-
groud heeft geplaatst, nu zou hare opheffing stellig niet zijn in
het belang der gemeente.
Het is toch een feitdat van de 103 leerlingenwelke tot
dusverre die school verlieten en van welke de bestemming be
kend is, slechts 32 tot een ambacht zijn overgegaan en 71 eene
andere carrière hebben gekozen. Eene ambachtsschool zou dus
niet voorzien in de behoeften van ongeveer 70 ten honderd van
de bezoekersbij opheffing van de burger dagschoolzouden
dezen dus van alle onderwijs, dat boven het gewone lagere
gaat, verstoken zijn. Adressanten willen hen naar eene goed-
koope school voor meer uitgebreid lager onderwijs zenden maar
dit kan niet ernstig gemeend zijn. Deze jongelieden hebben
evenzeer behoefte aan een naar hunne behoeften ingerigt mid
delbaar onderwijsals die uit den handwerkstand of die uit de
meergegoede klasseik wil uict bewerendat het onderwijs
aan de burger dagschoolzooals die thans is geregeld, volkomen
in hunne behoeften voorzietmaar het zal tochmet ccnige
geringe wijzigingen, gemakkelijk daaraan dienstbaar kunnen
worden gemaakt, vooral wanneer de behoeften van de aan
staande handwerkslieden in die school buiten rekening kunnen
blijven.
Al moge nu mijne zienswijze omtrent enkele ondergeschikte
punten eenigzins verschillen van die der commissie van toezigt,
wat de conclusie betreft, ga ik geheel met haar mede. Ophef
fing der burger dagschool acht ik onder de tegenwoordige om-
Bijlage tot het verslag der handelingen vai
standigheden met geraden. Oprigting eener praktische en the
oretische ambachtsschool acht ik nuttig, indien er ten minste te
Leeuwarden op bezoek van zoodanige school is te rekenen
hetgeen ikals minder met locale omstandigheden bekend, niet
durf beslissen. Dat oprigting der ambachtsschool op het bezoek
der burger avondschool een nadeeligen invloed zou hebbenge
loof ik nietvooral nietwannebr de avondschool eenige reor
ganisatie ondergingwaardoor zij in de eerste plaats meer be
paald werd ingerigt naar de behoeften van hen, wier middelen
niet toelaten van de ambachtsschool gebruik te makenin de
tweede plaats door een voortgezetten cursus tevens voorzag in
de behoeften aan voortgezet teeken onderwijs voor hen, die de
ambachtsschool geheel hadden doorloopeu.
Dat eene ambachtsschool slechts zal kunnen voorzien in de
behoeften van een gedeelte van den handwerkstand en wel
meer bepaald in die van hendie zich met de zoogenaamde con
structieve en decoratieve ambachten bezighouden is waar; mair
ik zie daarin geen grond om haar tot stand komen tegen te
houden.
Wil men van dit standpunt uitgaandan zou geen enkele
school kunnen tot stand komen, want de behoeften der indivi-
dus, zelfs uit denzelfden maatschappelijken stand, loopen altijd
uiteen. De school zal groot nut doen voor de opleiding van
die handwerkslieden, voor welke juist aan speciale opleiding
de behoefte het grootst is en die inderdaad ook een aanzienlijk
deelvolgens de adressanten zelfs 40 ten honderder van uit
maken.
In de door de commissie uitgedrukte vrees dat de theoretische
opleiding aan eene ambachtsschool onvoldoende zal zijnkan ik
op grond van de te Rotterdam en 's Gravenhage opgedane on
dervinding niet deelen.
Wat betreft de vraag of de oprigting eener ambachtsschool
moet uitgaan van het gemeentebestuurdan wel van particu
lieren, zoo vereenig ik mij geheel met de beschouwingen der
commissie aangaande dit punt. Reeds vóór een viertal jaren
heb ik in een opstel over dit onderwerp in de Economist gewe
zen op de bezwaren, die er aan verbonden zijn, dat de am
bachtsschool door een gemeentebestuur wordt opgerigt, onder
houden en bestuurd; mijne meening dienaangaande is nog niet
veranderdvan de tot stand gekomen inrigtingen is er dan ook
geen eene van gemeentewege opgerigtalle zijn bijzondere in
rigtingen de meeste met krachtige ondersteuning van de ge
meente. Ook te Leeuwarden zou zoodanige weg kunnen wor
den ingeslagen; door de zorg van adressanten is reeds een kapi
taal van f 35,000 en een jaarlijksche som van650 beschikbaar
geworden, welke laatste blijkens het slot van het adres welligt
nog kan worden vermeerderd. Wanneer de adressanten zich
de zaak aantrekken, van hunnen invloed gebruik maken, om
van de ingezetenen jaarlijksche bijdragen en bijdragen in eens
te verkrijgen, en vervolgens door de gemeente, en zoo moge
lijk ook door de provinciejaarlijksche su'osidiën worden toe
gekend, dan zal de zaak evengoed tot stand kunnen komen,
als zulks te AmsterdamRotterdam en 's Gravenhage het ge
val is geweest.
Do adressanten gaan uit van de onderstelling, dat, wanneer
door den gemeenteraad ontheffing werd gevraagd van de ver-
pligting tot oprigting en instandhouding eener burger dagschool,
die door de regering zou worden verleend. Ik zou die meening
niet durven onderschrijven, te meer daar de vergelijking met
Hecrenveen (Schoterland) niet opgaat. Vooreerst toen was daar
slechts een burger avondschool met een klein getal leerlingen,
meer bij wijze van proefneming dan definitief ingerigt. Het
vlek Heerenveeu behoort tot drie gemeentenwaarvan Scho
terland de eenige was, die in de termen van art. 14 der wet
vielslechts een gedeelte der leerlingen van de school waren
afkomstig uit die gemeenteverscheidene waren uit iEngwir-
den en Haskerlandde school zelve werd niet eens gehouden
op het gebied der gemeente Schoterland, maar in het gebouw
den gemeenteraad tc Leeuwarden ,1877. 31
der rijks hoogere burgerschoolgelegen in ^Engwirden. Aller
lei considerationgepaard bij de onmogelijkheid om geschikt
onderwijzend personeel voor een burger avondschool te vinden,
buiten het personeel der rijks hoogere burgerschooldat onge
negen was op de door het gemeentebestuur van Schoterland
gestelde voorwaarden met het onderwijs voort te gaanhebben
de proef in zekeren zin als mislukten de voortzetting op dien
voet als onmogelijk doen beschouwenom die redenen is dan
ook hoofdzakelijknaar ik meendoor de regering dispensatie
verleend. Te Leeuwarden daarentegen heeft de school acht
jaren bestaanzij werd in 't geheel bezocht door 147 leerlingen,
terwijl het jaarlijksch cijfer in de laatste jaren is toegenomen
en zelfs tot 45 is geklommenhet onderwijs is over 't algemeen
goed en heeft voldoende vruchten gedragen bij de leerlingen
die den cursus ten einde bragten. Ik kan dus niet inzienop
welke gronden men de opheffing zou kunnen vragen.
Dat toch door oprigting eener ambachtsschool beter of even
goed in de behoeften zou worden voorzienkan niet worden be
weerd want zoo al door zoodanige school beter wordt gezorgd
voor do opleiding van den handwerkstand, waartoe ongeveer30
ten honderd van de leerlingen door hun aanstaanden werkkring
behoorenaan de behoefte van de overige 70 ten honderd zal
bij opheffing in 't geheel niet meer worden voldaan.
Op grond van het voorgaande meen ik derhalve tot de vol
gende conclusion te moeten komen, die kunnen worden be
schouwd als mijn antwoord op de vragen, door uwe vergadering
aan de commissie van toezigt gesteld
1. de oprigting eener ambachtsschool is wenschelijk, mits zij
geschiede door particulieren met ondersteuning van gemeente-
wege
2. de burger dagschool moet blijven bestaan, en indien de
ambachtschool sub 1 tot stand komt, worden ingerigt naar de
behoeften van de kleine burgerij en van den neringdoenden
stand met uitsluiting van den eigenlijken handwerkstand;
3. de burger avondschool moet eveneens blijven bestaan; het
onderwijs in den thans b'estaandcn driejarigen cursus is bestemd
voor aanstaande handwerksliedendie de ambachtschool niet
kunnen of willen bezoekeneen daaraan toe te voegen voort
gezette cursus dient om te voorzien in de behoeften van de
leerlingen der burger avondschool en die der ambachtsschool
die voornamelijk in de constructieve vakkeu nog verder willen
vooruitgaau.
De inspecteur van het middelbaar onderwijs
STEIJN PARVÉ.