Bijlage no, 12.
Bijlage tot het verslag der handelingen vai
VERSLAG omtrent liet onderzoek, in de sectiën
van den raad, van het voorstel van bur
gemeester en wethoudersbetreffende de
stichting van een beurs- en waaggebouw
op het terrein van den afgegraven Wir-
dumerpoortsdwinger.
Aan
den Raad der gemeente Leeuwarden.
MIJNE HEER EN!
In uwo vergadering van den 28 December 1876 werd op
nieuw een voorstel van burgemeester en wethouders ter tafel
gebragt, betreffende de stichting van eene handelsbeurs, en
deze verbonden aan de inrigting van een nieuw waaggebouw.
Het voorstel werd door u ten fine van onderzoek naar de
sectiën van den raad verwezen en als rapporteurs uit die sec
tiën bieden wij u hierbij aan een verslag van het aldaar be
sprokene en tevens onze beschouwingen omtrent deze zaak.
Vooraf zij gemeld, dat het resultaat onzer besprekingen als
rapporteurs niet leidde tot eenstemmigheid omtrent het hoofd
punt, zooals daarbij nader zal worden ontwikkeld, zoodat de
aan het eind van ons rapport geformuleerde voorstellen moeten
geacht worden te zijn de opinie der meerderheid van de rap
porteurs n 1. van die der 2e en 3e sectiënin verband met
het in die afdeelingen besprokene, terwijl de meerderheid der
eerste sectie de uitdrukking barer meening vindt in die van
haren rapporteurde minderheid onzer commissie.
Wij ontveinzen ons niet het moeijelijke der ons opgedragen
taakom namelijk bij de zoo uiteenloopende meeningen van de
leden uwer vergaderingal de gebezigde argumenten vóór en
tegen onze meening gelijk regt te laten wedervaren, en dat
wel in eene zaak, die zoo buitengewoon do hartstogten der in
gezetenen in beweging schijnt te brengendat eenzij het dan
ook weinig bcteekenendblad in onze gemeente zich niet ge
schaamd heeft de leden van den raaddie in de beurszaak eene
met de opinio van die redactie strijdige stem zullen uitbrengen,
te dreigen met niet herkiezing bij eventuële aftreding. Wij
zijn overtuigd, dat geen uwer zich aan zulke inconstitutionele
bedreigingen zal laten gelegen leggenen dit niet zoude doen
al kwamen ze van invloedrijker zijde en niet van een onge-
noemden schrijver, maar het is wel een bewijs, hoe in Leeu
warden eene stadwaar men gewoon is zoo geheel alles aan
de prudentie der eens gekozen raadsleden over te latenwaar
men zich in den regel bepaalt bij meer of min afkeuring van
hetgeen minder bevalt, zonder bij de stembus de wenschelijke
en pligtmatige belangstelling te toonende stichting eener han
delsbeurs de belangstelling wekt niet alleen maar de vreedzame
bewoners zelfs in twee partijen verdeelt. En dit verschijnsel
is niet nieuw.
Het dateert van den tijddat de vraagomtrent de stichting
van zoodanig gebouw hier aan de orde kwam degene nudie
kennis heeft genomen van do lijvige brochure dezer dagen ver
schenen en behelzende de lotgevallen dezer quaestie in den
boezem van Leeuwardens bestuurweet tevensdat die vraag
reeds voor meer dan eene eeuw werd geopperden pleit die
geschiedenis niet steeds voor de voortvarendheid en de conse
quentie der verschillende elkander opvolgende regeringen der
stadzeker is zij een bewijs van de taaiheid en de hardnek
kigheidwaarmede voor- en tegenstanders eener handelsbeurs
hunne overtuiging hebben verdedigd en staande gehouden.
Indien wij het geluk mogen hebben dat onze voorstellen de
basis zullen zijn van een besluit uwer vergadering dat uitvoe
ring erlangt en dat zij de aanvang mogen zijn van de stich
ting eener handelsbeursdan zij in ieder geval zelfs door de
Bijvoegsel beiioorende bij de Leeuwarder Courant,
den gemeenteraad te Leeuwarden1877. 85
tegenstanders aan het bestuur van Leeuwarden de lof niet ont
houden, dat de bedachtzaamheid en het overleg door Horatius
in zijn „nonum prematur in annum" aanbevolen, niet zijn ver
waarloosd.
Wij stipten reeds met een enkel woord aan, dat de beurs-
quaesiie eene zeer oude quaestie is. En waarlijk sinds de mu-
nicipaliteit in het jaar 1795 op aanvrage der graanhandelaren
bereid was eene beurs te stichten en daarvan eene teekening
liet makenwelk plan echter reeds afsprong op het verschil van
meening over do plaatswaar die beurs behoorde te worden
gestichtnam het bestuur van Leeuwarden niet minder dan
negen besluiten tot stichting eener handelsbeurs, achtereenvol
gens in de jaren 1842, 1847, 1851, 1852, 1855 tweemaal,
1865, 1867 en 1872. welke allen om verschillende redenen we
der werden ingetrokken of niet uitgevoerd, of omdat de ge
meenteraad in eigen boezem verdeeld was over de plaatswaar
die beurs zoude gesticht wordenof omdat gedeputeerde staten
zich niet met zoodanig raadsbesluit konden vereenigen of, het
geen de hoofdoorzaak der niet uitvoering van de meeste dier
besluiten is geweestomdat met zooveel aandrang van buiten
door sommige ingezetenen werd geijverd tegen de stichting der
handelsbeurs zelve of vooral tegen de verschillende daarvoor
aangewezen terreinen dat de raad zelf wankelmoedig geene
doortastende maatregelen voor de uitvoering nam en deze dan
op de lange baan geschoven of later weder ingetrokken werden.
Het laatste besluit tot stichting eener handelsbeurs dateert
van den 9 Julij 1872. Toen werd in eene belangrijke raads
vergadering, behalve tot de verplaatsing der veemarkt, onder
punt 3 besloten„Het westelijk gedeelte van het terrein
„der tegenwoordige veemarkt te bestemmen tot plaatsing van
„eene handelsbeurs en de bestemnrng van het oostelijk gedeelte
„bij nader besluit te bepalen."
Zeer zeker werd dit besluit niet dan na rijp beraad genomen
do stukken, welke daarvoor ter visie hadden gelegen en do
debattenwelke dat besluit vooraf gingengeven er duidelijk
het bewijs van.
Bovendien werdhetgeen er tegen kon worden aangevoerd
wel in het licht gesteld. Mot 1? tegen 9 stemmen uitte de
voltallige raad zich ten voordcelo der stichting eener handels
beurs. De voorstanders van zoodanig gebouw hadden gehoopt
dat dit het einde zoude zijn van het eeuwenoude beursdebat.
Doch het toeval wilde het anders. Waar de zaak hier bij den
raad en bij gedeputeerde staten eene uitgemaakte niet te
mislukken zaak scheen, daar heeft de uitvoering op de wijze,
als men dit wilde, zoodanige inoeiielijkheden opgeleverd, dat
do gemeente werkelijk veel geld heeft moeten uitgeven voor
een plan en teekening zonder evenwel eene handelsbeurs te
verkrijgen.
De geschiedenis der prijsvraag heeft op nieuw de waarheid
aangetoond van het spreekwoord :„qui trop embrasse mal étreint."
Men had over 't hoofd geziendat do weelde betaald moet
worden en dat een handelsbeurs, waaraan men meer dan de
noodzakelijke luxe wilde aanbrengen, waarvan men iets bij
zonders wildeook buitengewone kosten met zich bragten
hoe ongelukkig voor do beursquacstiede raad begreep tcregt
datwaar een belangrijke geldelijke opoffering in het belang
van den handel voor de gemeente onvermijdelijk was, die op
offering niet overmatig mogt bezwaard worden ter wille dei-
weel de.
De voorstanders eener handelsbeurs koesteren zeker bij zich
allen de hoopdat deze geschiedenis het resultaat heeltdat
de eischen voor den uitwendigen vorm der eventueel te plaatsen
handelsbeurs niet te hoog worden opgevoerd en evenredig zul
len zijn met de somwelke in het belaug der gemeente daar
voor beschikbaar mag worden gesteld.
De meerderheid onzer commissie is zeer voor do aanneming
der te behandelen voorstellen gestemd. Zij zal dan ook trach
ten door eene naauwkeurige uiteenzetting dor argumenten
10