■H
36
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1877.
welke zij voor die gunstige meening heeft, mot bestrijding van
de in uwe sectiën daartegen aangevoerde motievenhare opinie
voor zoover nog noodig bij de leden uwer vergadering ingang
te doen vinden. Deze opvatting zal haar rapport omvangrijker
doen zijn dan in den regel geschiedt.
Zij roept daarvoor de welwillende verschooning van den raad
inmaar is te eerder tot die opvatting overgegaanovertuigd
als ieder raadslid moet zijn, dat het prestige van den gemeente
raad bij de te vallen beslissing is betrokkenin zooverredat
het te nemon besluit, in welken zin ook, de beursquaestie in
deze gemeente behoort te beëindigen.
Yoor en aleer wij echter tot de eigenlijke behandeling van
het punt in quaestiede stichting van een vereenigd beurs en
waagggebouwovergaanmogen wij als rapporteurs niet ver
zwijgen dat in de sectiën eenige opmerking is gevallen over
de wijze, waarop de stichting van zoodanig gebouw nu op
nieuw in uwe vergadering is ter tafel gebragt. „In de eerste
„sectie werd opgemerkt, dat het in Julij 1872 tegen het toen-
„malig voorgestelde van gelijke strekking wat de beurs betreft,
„gerigt bezwaardat er noch plan noch begrooting van kosten
„van een beursgebouw, zooals bedoeld werd voorhanden was,
„ook thans weder ten aanzien van dit voorstel geldt, waarbij
„wel twee plannen worden vertoonddoch bij gebreke van
„overeenstemming tusschen de verschillende commissiën en cor-
„poratiën geen plau ter vaststelling en ook geene begrooting
„van kosten wordt overgelegddat dit bezwaar thans te meer
„klemt nu niet, zooals in 1872, toen de kostbare verplaatsing
„van de veemarkt moest worden opgewogen door een verkoop
„van het terrein naast de rijks hoogere burgerschooldoor het
„geven van eene bestemming aan de Oude Veemarkt en door
„het aanwijzen van eene standplaats voor een beursgebouw
„een niet behoorlijk voorbereid besluit door de omstandigheden
„wordt verklaard en verdedigden dat ook om deze reden het
„nu voorgesteldewerd het aangenomeneven veel of even
„weinig levensvatbaarheid zou blijken te bezitten als het be-
„sluit van 1872, en hiervoor dus niets beters in de plaats zou
„worden gesteld."
Ook in de tweede sectie werd omtrent het door burgemeester
en wethouders gedane voorstel in het midden gebragt„dat het
„wenschelijk ware geweest, dat bij het nu ter tafel gebragt
„voorstel tevens nog een plan ware gevoegd geworden vooreen
„eenvoudig en doelmatig beursgebouw op de Oude Veemarkt,
„omdat naar het oordeel van dat lid de beursquaestie alsdan
„spoediger zoude zijn opgelost geweest."
„Verder werd in die sectie eveneens betreurd, dat geen vast
„plan met begrooting van kosten was ingediend, te meer omdat,
„volgens dat lidnu in deze zaak niets definitief kan worden
„besloten en daardoor wederom tijdverlies er mede moet ge-
paard gaan. De bezwaren tochdie de bouwcommissie in hare
„missive dato 21 October j.l.no. 85, mededeelde en waarop
„door den voorzitter der sectie werd gewezenwaren zijns in-
ziens niet van dien aard, om die vertraging te wettigen;
„het hoofdverschil dezer commissie was hoofdzakelijk daarin
„te vindendat in het plan van den directeur der gemeente
werken niet anders als eene kamer voor telegraafkantoor daar
„aan zal worden verbondendaar volgens haar gevoelen eene
„woning voor den concierge en eene afrekenkamer in het plan
„moet worden opgenomenverder bestond bij deze commissie
„de vrees of in de waag voldoende lichtschepping zou worden
„aangebragt terwijl eindelijk de uiterlijke vorm van den voor
ngevel niet beviel.
„Deze bezwarendie dat lid nog deeldehadden door burge
meester en wethouders en den directeur der gemeentewerken
„in overweging kunnen worden genomen bij de behandeling van
„een voorstel voor een plan, afgescheiden of die door hen al of
„niet werden gedeeld".
Wat deze algemeene beschouwingen over het voorstel betreft,
onze commissie zal zich van het uiten harer meening onthouden
on bepaalt zich tot het pligtmatig overbrengen dier opmerkingen
in haar rapport. Zij voegt daarbij alleen de opmerkingdat
burgemeester en wethouders inoeijelijk hadden kunnen voldoen
aan het verlangen van het lid uwer vergadering, die tevens de
indiening van een plan voor een eenvoudig doelmatig beursge
bouw op de oude veemarkt wenschteomdatwaar eens het
collegie van dagelijksch bestuur de voreeniging van beurs en
waag aanbevalvan eene beursstichting op de Oude Veemarkt
als daarvoor ten eenenmale ongeschikt geen sprake meer kan
zijn en het collegie zelf de intrekking van het des betreffend
raadsbesluit voorsteldeterwijl zoodanig plan eerst eenige kans
op uitvoering erlangtwanneer het nu door burgemeester en
wethouders voorgestelde wordt verworpen. Voor het overige
kiezen wij als rapporteurs geene partij in de appreciatie van dit
voorstel ten opzigte der genoemde opmerkingen en hoewel wij
ook meenen dat de uitvoering van het besluitindien het voor
stel door den raad wordt aangenomen gemakkelijker en spoe
diger zoude zijn van stapel geloopen, indien een vast plan door
het collegie met eene specifieke begrooting van kosten waren
overgelegd en voorgesteldzoo vermoeden wijdat de onzeker
heid omtrent de eischen door den raad voor beurs en waag ge
steld, het collegie daarin heeft geleid en zullen wij trachten in
de conclusie van ons rapport uit het in de sectiën verhandelde
deze onbepaaldheid van het voorstel zooveel mogelijk weg te
nemen.
Wij gaan nu over tot de bespreking der stichting van een
beurs- en waaggebouw zelve en zullen op het voetspoor der
voorstellen van het collegie van dagelijksch bestuur overwegen
de volgende vragen
I. a. Is het wenschelijk dat het raadsbesluit van 9 July 1872,
waarbij besloten is tot stichting eener handelsbeurs op het terrein
der Oude Veemarktworde ingetrokken
b. Is het wenschelijk dat het nu voorgestelde terrein van den
afgegraven Wirdumerpoortsdwinger voor de stichting van een
vereenigd beurs- en waaggebouw worde, aangewezen
II. Welke eischen stelt men voor de inrigting eener voldoende
handelsbeurswelke voor eene voldoende boterwaag.
III. Op welke wijze behoort bij eene toestemmende beantwoording
der sub I a en b gestelde vragen en beslissing omtrent punt 11
de spoedige uitvoering dier besluiten te worden verzekerd.
I. a. Is het wenschelijk dat het besluit van den gemeenteraad
van 9 Julij 1872 waarbij besloten is tot stichting eener handels
beurs op het terrein der Oude Veemarkt worde ingetrokken
Vooral uit den boezem der le sectie rezen bezwaren tegen
ditals het warevoorbereidend punt.
„De meerderheid dier sectie achtte dit raadsbesluit niet voor
„intrekking vatbaarzoolang de uitvoering daarvan niethetzij
„onmogelijk, hetzij hoogst bezwaarlijk was gebleken en vestigde
„er de aandacht opdatbuiten do pogingom door het uit
schrijven van eene prijsvraag, een aannemelijk plan te beko-
„men, niets was gedaan, om de uitvoering van dat besluit te
„bevorderendan eene opdragt aan den directeur der gemeente
werken, waarvan echter deze ambtenaar, met goedvinden van
„burgemeester en wethouders, zich ontslagen rekende, zoodra
„er sprake kwam van een vereenigd beurs- en waaggebouw op
„de nu daarvoor bedoelde plaats".
Gelijksoortige meening werd ook in eene andere sectie maar
in minder gedecideerden vorm geuit. Ook daar werd het be
treurd, dat door eene niet spoedige uitvoering van bedoeld
raadsbesluit van 1872 de gelegenheid als het ware werd uitge
lokt, om iets anders in de beursquaestie voor te stellen. De
meerderheid onzer commissie erkent ten volledat aan het in
trekken van het raadsbesluit, zoo als aan iedere verandering
van eene ééns geformuleerde zienswijze van een gemeentebestuur,
bezwaren zijn verbonden.
Zij kan het zich niet ontveinzendat het prestige van een
bestuur lijdt, wanneer zoodanige intrekking van ééns genomen
besluiten bij herhaling voorvalten waar éénsna rijpe over
Bijlagc tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1877.
37
weg'mg een besluit is genomengelooft zijdat spoedige uit
voering alleen de goede weg is.
Maar in de stichting van een beursgebouw schijnt eens het
noodlot steeds do uitvoering te verhinderenen zoo is in casu
het besluit uwer vergadering om door middel van het uitschrij
ven eener prijsvraag een plan voor het gebouw te verkrijgen
het struikelblok geweest.
Of de schuld hiervan is gelegen in de voorwaarden van die
prijsvraag, dan wel in de beschikbaarstelling van te weinig
geldof dat het toeval ons parten heeft gespeeld, wie zal het
beslissen. Maar wel verklaarbaar is hetdat na de schipbreuk
dier prijsvraag van de dadelijke uitvoering van 's raadsbesluit
van 1872, voorloopig werd afgezien.
Hieraan is het toe te schrijven, dat toen burgemeester en
wethouders dit besluit weder ter hand namen, juist zich de be
hoefte aan vergrooting der boterwaag meer dringend deed ge
voelen en bij de kamer van koophandel het denkbeeld deed
ontstaandeze beide behoeften met elkaar te verbinden en op
die wijze aan de gemeente het voldoen aan die dubbele behoofte
gemakkelijk en minder kostbaar te maken. De plaats der
Oude Veemarkt nu is voor boterwaag geheel ongeschikt als te
ver van het water gelegenwaardoor niet alleen groote kosten
van lossen en laden zouden worden veroorzaaktmaar de boter
in waarde zou verminderen door lang aan de zomerwarmte en
de zon te zijn blootgesteld.
Waar dus do meerderheid van ons meentdat eene yereeni-
ging van beurs en waag aanbeveling verdientdaar is zij tevens
van oordeel, dat het niet raadzaam zoude zijn het bezwaar,
dat zij tegen iedere intrekking van raadsbesluiten heeft, zóó te
doen wegendat zij het nieuw opgekomen denkbeeld van de
kamer van koophandel zoude willen verwerpenomdat er een
raadsbesluit in 1872 is genomen, dat iedere overweging van dat
denkbeeld onmogelijk maakt. Onze meerderheid is met de min
derheid van oordeel, dat de onmogeljjkheid van de uitvoering
van dat raadsbesluit niet is gebleken en zij houdt het voor zeer
uitvoerbaar.
Zij betreurt dat de omstandigheden tot zoo groote vertraging
daarin hebben geleidmaarwaar dit eens zoo iskan zij zich
in geenen deele vereenigen met de opiniedat een aannemelijk
voor de gemeente nuttig voorstel van het dagelijksch bestuur
aan dit bezwaar zoude worden opgeofferd.
De intrekking van bedoeld raadsbesluit brengt ons op vrij
terrein en leidt ons tot de beantwoording der tweede vraag
b. Is het wenschelijk dat het nu voorgestelde terrein van den
afgegraven Wirdumerpoortsdmnger voor de stichting van een
vereenigd beurs- en waaggebouw worde aangewezen.
De meeningen welke zich in de sectiën tegen de toestemmende
beantwoording dezer vraag ontwikkelden, laten zich gevoegelijk
in drie categoriën splitsenen wel
1. van die leden, welke zich niet kunnen vereenigen met de
verplaatsing van de boterwaag
2. van die leden, welke zich verklaren tegen de vereeniging
van beurs en waag in één gebouw
3. van die leden, welke zich verklaren tegen de bestemming
van den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger voor eene handels
beurs.
Ad. lum. Voor zoover uit de discussiën der sectiën is aangetee-
kend, is door niemand der leden de meeniug geuit, dat het wensche
lijk zoude zijn geen gevolg te geven aan het voorgenomen plan
tot stichting eener handelsbeurs en mogen wij dus aannemen
dat de langdurige debatten in het bestuur dezer stad in zake
de beursquaestie althans in zoover vruchten hebben gedragen
dat zij uwe vergadering tot eenstemmigheid omtrent het hoofd
beginsel van de wenschelijkheid der stichting hebben geleid of
althans deze quaestie voor goed hebben beslist.
En geen wonder.
Waar de handel en nijverheid onze stad als het ware aan
wijzen als centraalpunt harer werkzaamheid in deze provincie,
waar die stad als het ware de plaats is waar de bewoners onzer
provincie als een ander Mekka steeds willen opgaan waar het
genoeg isdat het bestuur der stad niet tegenwerkt om do
weekmarkt een bron van welvaart te doen zijn voor hare in
gezetenen waar nog weinig tijds geleden op schitterende wijze
is geolekendat de enorme kosten aan eene doelmatige vee
markt besteedtoch als een flink rentegevend fonds mogen wor
den beschouwddaar moet men blind zijn om niet te ziendat
eene voldoende ruime luchtige handelsbeurs eene levensquaestie
is voor den bloei van Leeuwarden.
Men vergist zich grootelijks onzes inzienswanneer men de
kosten aan zoodanige handelsbeurs besteed beschouwt als go-
daan ten behoeve van de handelaren zeiven. Deze kunnen ten
slotte hun handel ook drijven op andere plaatsen; maar zij
zullen zich duurzaam voor het volbrengen hunner zaken ver
plaatsen, waar hun de beste gelegenheid daarvoor wordt aan
geboden.
Zij zullen het gemakkelijkst hunne zaken bevorderenwaar
zij zeker zijn allen in eene doelmatige geschikte en goed geregle
menteerde beurs te kunnen zamenkomen.
Voor den koopman is tijd op een marktdag geld en niets is
meer geschikt om den handel te belemmerendan de noodzake
lij kheid, om zich veel van de eene naar de andere plaatswaar
handel gedreven wordt, te moeten verplaatsen.
Bij het verrijzen van eene flinke handelsbeurs zullen ook die
zakenwelke nu nog buiten Leeuwarden worden gedaan op
kleinere markten zich naar Leeuwarden verplaatsen, waar, door
het aanwezig zijn van alle gegadigden uit de provincie, de ver-
kooper beter prijzen voor zijne waar zal kunnen bedingen dan
op eene kleinere marktop welke slechts een gedeelte der koo-
pers zullen concurreren. De kooper daarentegen zal beter in
de gelegenheid zijn die waar uit te kiezenwelke hij behoeft,
op eene markt waar de handel der geheele provincie zich op
eene plaats heeft geconcentreerd.
Met deze beschouwing is al vast gerefuteerd de meening in
de eerste sectie verdedigddat de verplaatsing van de boter
waag niet wenschelijk is, „omdat, wel is waar het tegenwoor
dig waaggebouw voor de wijze waarop de waag thans gebruikt
„wordt te klein is, maar dat die wijze van gebruik van voor-
„bijgaanden aard kan zijn, met het oog vooral op het steeds
„toenemend getal van dorpenzelfs waar geregelde botermarkten
„worden gehouden; dat evenwel de bestemming van eene waag
„niet is eene verkoopplaats of markt van boter te zijn, en dat
„het tegenwoordig gebouw in de behoeften aan eene plaats waar
gewogen wordt voldoende voorziet."
Het is onnoodig om over do eigenlijke beteekenis van het
woord „waag" te twistendaar het zonneklaar is, dat, wanneer
de boterhandel zelve door de tegenwoordige wijze van het ge
bruik der boterwaag de bestemming van dat gebouw uitbreidt
het belang der gemeente medebrengt dit gemakkelijk te maken
en te bevorderen. Daardoor lokt men koopers en verkoopers
van boter op den marktdag naar de stad, van welke voortdu
rende bezoeken het indirect voordeel voor de gemeente niet te
miskennen is. Doch bovendienal ware het wenschelijk aan
de boterwaag het beperkt gebruik te gevenhetgeen sommigen
bedoelenwat door de meerderheid der commissie ten sterkste
wordt ontkend, dan nog blijkt de bewering, dat de waag vol
doende is, onjuist te zijn. Zelfs, waar die waag alleen dient
om boter te wegen daar nog bepalen zich de eischen voor zoo
danige inrigting niet alleen tot voldoende ruimtemaar behoort
daarbij luchtigheid en beschutting voor zomerwarmte niet uit
het oog te worden verloren, en het is juist aan deze noodza
kelijke eischendat de tegenwoordige boterwaag wel het aller
minst voldoet. Vooral werd hierop gewezen in de derde sectie.
Daar werd in het midden gebragtdat de tegenwoordige bo
terwaag niet alleen te klein ismaar dat zij ook ten eenenmale
ongeschikt moet genoemd worden. Door het aanbrengen der
verlengde luifels, is wel is waar de ruimte vermeerderd, maar