Bijlage no. 21. Bijlage no. 22. 106 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1877. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot regeling der tijden waarop en voor waarden onder welke de openbare lagere scholen voor het geven van godsdienst onderwijs beschikbaar zullen worden ge steld. MIJNE HEER EN! Bij besluit van 27 July 1870 verklaarde uwe vergadering zich in beginsel genegen a. mede te werken tot zoodanige regeling der schooluren aan de openbare lagere scholen dat althans twee uren 's weeks, in aansluiting met het gewoon lager onderwijsgodsdienst onderwijs aan de leerlingen dier scholen buiten de schooluren kan worden gegeven en b. op die uren d<> schoollokalen voor het godsdienst-onderwijs beschikbaar te stellen, voor zoover daardoor geene hinderlijke of schadelijke gevolgen voor het gewoon lager onderwijs te vreezen zijn. Voorts werd ons collegie uitgenoodigd om na overleg met de plaatselijke schoolcommissie en den bijzonderen kerkeraad der Ned. Hervormde gemeentenadere voorstellen den raad aan te biedenwaarbij de voor het godsdienst-onderwijs in de school lokalen bestemde uren en de verder aan het gebruik dier loka len te verbinden voorwaarden definitief worden vastgosteld. Naar aanleiding van die opdragt hebben wij de eer uwe ver gadering bij deze ter goedkeuring aan te bieden Ontwerp van eene verordening regelende de uren en de voor waarden, waarop de schoollokalen ten behoeve van het godsdienst onderwijs kunnen worden beschikbaar gesteld. Dewijl aan deze regeling eene, zij het ook zeer geringe en naar de schoolcommissie en de onderwijzers vertrouwen voor het onderwijs weinig hinderlijkeverschikking der bestaande schooluren noodzakelijk verbonden ishebben wij gemeend die in den vorm eener plaatselijke verordening te moeten brengen, ten einde niet genoodzaakt te zijn eene herziening voor te stel len van de verschillende verordeningenwaarbij de schooluren zijn bepaald. Mogt de thans voorgestelde regelingwanneer ze door u wordt aangenomen, te eeniger tijd blijken niet aan de ver wachting te beantwoorden of om de eene of andere reden op den duur min wenschelijk wordendan zou door eenvoudige intrekking der aangeboden verordening de regeling der school tijden enz. weder in den bestaanden toestand zijn teruggebragt, zonder dat op nieuw eene algemeene herziening der verschil lende schoolverordeningen noodig ware. Wat de in de verordening opgenomen bepalingen betreft, deze zijn van dien aard, dat eene speciale toelichting daarvan over bodig schijnt. In verband met het vorenstaande hebben wij de eer u ne vensgaande concept-verordening aan te biedenmet voorstel daaraan uwe goedkeuring te hechten. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 11 October 1877 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. ONTWERP. VERORDENING regelende de uren en de voorwaarden waarop de lokalen der openbare lagere scholen, ten behoeve van het godsdienstonderwijs van wege de Nederduitsche Hervormde gemeente kunnen worden beschikbaar gesteld. De raad der gemeente Leeuwarden, Gezien het adres van den bij zonderen kerkeraad der Neder duitsche Hervormde gemeente alhier, dd. 30 Junij 1875, waarbij verzocht wordt de orde der leeruren van de openbare lagere scholen zoodanig te veranderen, dat eenige uren voor het geven van godsdienstonderwijs beschikbaar worden. Gelet op art. 23 alinea 3 der wet op het lager onderwijs. Gehoord het advies der plaatselijke schoolcommissie. Besluit Art. 1. Ten behoeve van het godsdienstonderwijs der leer lingen behoorende tot het Nederduitsch Hervormd kerkgenoot schap worden de openbare schoollokalen beschikbaar gesteld op de volgende tijdstippen. De gemeenteschool no. 2 des Maandags en Donderdags, van 1 tot 2 uur. „3 des Dingsdags en Vrijdags, van 1 tot 2 uur. „4 des Woensdags en Zaturdags, van 12 tot 1 uur. „5 des Maandags van 11 tot 12 en des Woensdags van 2 tot 3 uur. „6 des Maandags van 11 tot 12 en des Woensdags van 2 tot 3 uur. „7 des Woensdags van 3 tot 4 en des Vrijdags van 11 tot 12 uur. „8 des Donderdags van 11 tot 12 en des Zaturdags van 2 tot 3 uur. „9 des Donderdags van 11 tot 12 en des Zaturdags van 2 tot 3 uur. „10 des Dingsdags van 11 tot 12 en des Zaturdags van 3 tot 4 uur. Art. 2. De aanwijzing der vertrekken waarin het godsdienst onderwijs wordt gegeven, geschiedt door den hoofdonderwijzer in overleg met de godsdienstonderwijzers. Art. 3. De commissie voor het godsdienstonderwijs of de van harentwege aangestelde onderwijzers zullen zorg dragen voor de behoorlijke sluiting der schoollokalen, indien de godsdienst les niet onmiddelijk door een schooltijd wordt gevolgd en ver- pligt zijn naauwkeurig toe te zien, dat de lokalen in behoorlij ken staat, inzonderheid met het oog op brandgevaar, worden verlaten. Art. 4. Ieder kwartaal leveren de hoofdonderwijzers aan de commissie voor het godsdienstonderwijs eene lijst in van de leerlingen op hunne school aanwezig, die een zekeren door de commissie te bepalen leeftijd hebben bereikt en tot het Neder duitsch Hervormd kerkgenootschap behooren. Deze lijst bevat de namen, den leeftijd en de woonplaatsen dier leerlingen. Art. 5. leder kwartaal wordt door de commissie voor het godsdienstonderwijs aan de schoolcommissie eene lijst ingezon den, vermeldende het getal en de namen der leerlingen, die op de onderscheidene scholen van het godsdienstonderwijs in de beide daarvoor bestemde uren gebruik maken. Art. 6. Het bedrag der voor kosten van verwarming en ver lichting der schoollokalen door de commissie voor het godsdienst onderwijs aan de gemeente uit te keeren vergoeding, wordt jaarlijks, na deswege het advies der schoolcommissie te hebben ingewonnen, door burgemeester en wethouders bepaald. Vastgesteld den De Raad voornoemd. Bijlage tot het verslag der handelingen van VOORSTEL van burgemeester 011 wethouders omtrent een verzoek van de heeren S. E. Oudschans Dentz en dr. M. J. Baart de la Faille om vergunning voor het leggen van buizen enz. in de gemeente, ten be hoeve van eene drinkwaterleiding. Mijne Heeren! In uwe vergadering van den 28 Junij 1877 werd om berigt en raad in handen van ons collegie gesteld een adres van de heeren 8. E. Oudschans-Dentz en dr. M. J. Baart de la Faille alhierhet verzoek behelzende, dat hun vergunning worde ver leend voor het leggen van buizenstandpijpen enz. binnen deze gemeente, vereischt voor eene drinkwaterleiding, welke zij zich voorstellen van uit het Eernewoudsterwijd naar deze gemeente aan te leggen na van de Hooge Regering de noodige concessie te hebben bekomen, om te dien einde te mogen beschikken over het water in het wijd zooevengenoemd. Bij dat adres leggen adressanten over 1. eene situatiekaart aanduidende het terrein waarlangs zij voornemens zijn de waterleiding aan te leggen; 2. eene verklaring van den heer P. J. Jaarsma, opzigter van den provincialen waterstaat, behelzende eenige opgaven aangaande den toevoer van water naar het wijd en de gelegen-1 heid om in den omtrek daarvan door het graven van welputten op 4 it 5 meter diepte beneden zomerpeil zuiver water te be komen 3. afschrift van verklaringen van deskundigen dd. Junij en October 1876April en Mei 1877 betreffende de hoedanigheid van het water in het Eernewoudsterwijd. Alvorens ten aanzien van genoemd verzoek ons gevoelen mede te deelenmerken wij opdat wijna den heer Com missaris des konings in kennis te hebben gesteld met uw besluit van 28 September 1876, waarbij onder anderen in over weging werd gegeven de adressanten uittenoodigen de vereischte bewijzen over te leggendat de hoedanigheid van het water uit meer gemeld wijd waarborgen oplevert voor goed drinkwa ter bij brief van 27 November 1876no. 2377van Z.H.Ed. Gestr. de raededeeling ontvingen, dat ook Z.Exc. de heer mi nister van binnenlandsche zaken, na daaromtrent den heer in specteur voor het geneeskundig staatstoezigt in Friesland en Groningen te hebben geraadpleegdeen nader onderzoek wen- oclielijk achtte. In verhand hiermede werden wij bij een vol gend schrijven d.d. 17 January 1877, no. 94, uitgenoodigd op de door den heer Minister voorgestelde wijze tot dat onderzoek mede te werken, ter voldoening waaraan wij vervolgens met de adressanten in correspondentie zijn getreden over de benoe ming van deskundigenaan welke dat onderzoek kon worden opgedragen. Daarvan is het resultaat geweest, dat in Maart dezes jaars aan de heeren dr. 1). Iiuizinga en C. H. van Ankum te Gro ningen en dr. E. A. van der Burg te Leeuwarden opdragt werd verstrekt 1. om in verband met het beoogde doel een onderzoek in te stellen omtrent de hoedanigheid en zamenstelling van het water uit gezegd wijd en dat onderzoek te herhalen op zoodanige ver schillende tijden, als zij met het oog op de gesteldheid dier waterplas, hare gemeenschap met het boezemwater en het verschil in waterstand dat daarin plaats vindtzullen nuttig en noodig oordeelen; 2. om bij dat onderzoek tevens den invloed na te gaan, die de aanwending van filtreermiddelenwelke de adressanten zich voorstellen tot zuivering van het water te bezigen, op de hoe danigheid en zamenstelling daarvan uitoefent; Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877. 117 3. om hun gevoelen uit te spreken of en in hoeverre uit dat onderzoek mag worden afgeleiddat het water uit het Eerne- woudster Wijd doorgaande van voldoende hoedanigheid zal zijn, orazoo noodig na zuiveringdoor middel eener buizenleiding herwaarts geleidtot goed drinkwater ten behoeve van deze gemeente te kunnen strekken. Blijkens de door adressanten in afschrift overgelegde verkla ringen, hebben die deskundigen zich in April en Mei dezes jaars met de hun opgedragen taak onledig gehouden en komen ZÜop grond van de gedane onderzoekingen tot do conclusie dat het onderzochte water, na zuivering door middel van fil- treertoestellenals drinkwater geschikt is te achten. Intusschen komt het ons voordat voor de beantwoording der vraag of dit water uit bedoeld wijd ook voor eene drink waterleiding is aan te bevelenhet zooeven bedoeld water- onderzoek moet worden aangemerkt als eene eerste proeve die door meerdere zal worden achtervolgdzoodat in verband daarmede de door adressanten gedane aanvraag om vergunning tot het leggen van buizen enz. binnen deze gemeente nog niet voor afdoening vatbaar is. Het ligt toch in den aard der zaak dat uwe vergaderingmet liet oog op haar besluit van 28 September 1876, alvorens definitief concessie te verleenendient kennis te nemen van het rapport dat de benoemde deskundigentengevolge der hun ver strekte opdragt zullen uitbrengenen naar aanleiding daarvan te beslissen of zij de verkregen resultaten van het wateronder- zoek voldoende acht. Ten einde echter overeenkomstig het verlangen van adressan ten het tot stand komen der door hen ontworpen onderneming, zooveel van het gemeentebestuur afhankelijk, te bevorderen, hebben wij gemeend u eene voorloopige beschikking op het gedaan verzoek in overweging te moeten gevenwaarvan de strekking is, dat adressanten in kenuis worden gesteld met do voorwaarden, welke eventueel aan de aangevraagde concessie zullen dienen te worden verbonden. Ware door adressanten hunne zaak meer voorbereid en o. a. door het overleggen van concept-voorwaarden zooals elders door aanvragers voor gelijke concessie geschiedde de taak van het gemeentebestuur meer gemakkelijk gemaakt, het tot stand komen der onderneming zou er ongetwijfeld door zijn be spoedigd terwijl bovendien de nu bestaande mogelijkheid zou zijn vermeden, dat omtrent enkele der ontworpen voorwaarden met hen in nader overleg moet worden getreden. Thans hebben wij ons door informatiën van elders met name Amsterdam, 'sGravenhago en Leiden, op do hoogte moeten stellen van de voorwaarden, welke aan eene concessie als de adressanten verlangenin den regel worden verbonden. Na overweging van de ons welwillend verstrekte mededee- lingenhebben wijook met het oog op plaatselijke omstan digheden de voorwaarden ontworpendie hierna zijn omschre ven en naar ons oordeel zoodanig zijn gesteldals het belang der gemeentein verband met den aard der onderneming, nood zakelijk doet achten. Ten opzigte van die voorwaarden in bijzondere toelichting te tredenoordeelen wij minder noodzakelijk omdat deze naar het ons voorkomt op zien zelf genoegzaam duidelijk zijn. Met betrekking tot art. 1 moeten wij evenwel opmerken, dat het verleenen der vergunning tot wederopzeggens door ons op den voorgrond wordt gesteldomdat wij daaraanboven het stellen van een bepaald tijdvak, de voorkeur geven. Niet dewijl het ligtvaardig of willekeurig opheffen eener ver leende concessie voor eene zoo kostbare onderneming zou mogen of moeten worden toegepast bij eenig mogelijk verschil in de uitvoering of exploitatie tusschen ondernemers en het gemeente bestuur maar hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, omdat er zich omstandigheden kunnen voordoen, die het in 't algemeen belang noodzakelijk maken dat de verleende concessie onafhankelijk van een nog te verloopen tijdvak worde ingetrokkenmee- 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1877 | | pagina 62