132
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1878
mede corresponderende vermindering der rentemaar even
zeer door de meerdere uitgaven wegens traktementen ad
ministratiekosten en belastingen die van 1803 tot 1877 een
verschil van niet minder dan ƒ1000., 'sjaars aanwijzen.
Boven eene renteverhoogingdie natuurlijk op de meest
behoeftige klasse van beleeners zou drukken en waarvan
blijkens de ervaring eene nog sterkere daling van het aantal
beleeningen het gevolg zou kunnen zijnzou dus naar onze
meening vereenvoudiging der administratie bij belangrijk min
dere omzet aanbeveling verdienen. Ook de commissie is
genegen langs geleidelijken weg daartoe mede te werken
doch inmiddels kan voorziening in den min gunstigen toestand
niet achterwege blijven. Daartoe achten wjj eene tijdelijke te
gemoetkoming van wege de gemeente het meest aan te bevelen.
Deze toch heeft van 1834 tot 18G7 herhaaldelijk ten haren
bate over de toenmaals aanzienlijke winsten der bank beschikt,
zoodat de billijkheid eischt, dat zij thans onder muider gunstige
omstandigheden haren steun verleene tot herstel van het tinan-
ciëel evenwigt dezer zoo nuttige en onmisbare instelling.
Het meest gereede middel daartoe schijnt eene verlaging
van den interest die de bank thans, volgens de bepalingen der
resolutie van Gedeputeerde Staten van 19 February 1835,
verschuldigd is wegens de voorschotten ten haren behoeve
uit de gemeentekas verstrekt. Aanvankelijk zouden wij die
rente wenschen te verlagen van 5 op 41/2 percent, ons voor
behoudende om wanneer ook die verlaging onvoldoende
mogt blijken tot eene nadere verlaging aan Uwe vergadering
voorstellen te doen.
In verband met de uitkomsten der laatste jaren zal de
gemeente door deze verlaging waarschijnlijk eene bate van
f 200 a 300 derven tenzij de bestuurders van de Spaarbank,
die de gemeente een deel der fondsen ten behoeve van de
bank van leening verstrekken, hunnerzijds mede eene verlaging
van den deswege verschuldigden interest zouden kunnen toe
staan waartoe dezerzijds pogingen konden worden in het
werk gesteld.
Op grond van het vorenstaande hebben wij alzoo de eer
Uwe vergadering voor te stellen om te besluiten
I. Met ingang van den len Januarij 1879 de rente der
door de Bank van leening van de gemeente geleende of nog
op te nemen geldenvast te stellen op 41/2 procent.
II. Artikel 46 van het reglement voor de commissie van
administratiehoudende bepalingen omtrent de comptabiliteit
der stads bank van leening met den stedelijken ontvanger, te
wijzigenin dier voege dat in 1 alinea 2 dier bepalingen
in plaats van 5 pet. worde gelezen 4i/a pet.
Voorgesteld ter raadsvergadering van den 12 December 1878,
door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.