Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1879.
BEGROOTING 1880.
Sommen
over 1878
toegestaan.
De rekening van 1878 sluit met een batig saldo van 8,264.28ys.
De raming der opbrengst van de gemeente opcenten op de grondbelasting,
is gebaseerd op de hoofdsom aangebragt op het voor 1879 vastgesteld kohier.
Deze heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 7 November 1865, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 12 December 1865 no. 92.
De vermoedelijke opbrengst van de opcenten op de personele belasting ge
heven wordende krachtens raadsbesluit van 5 December 1874, goedgekeurd bij
koninklijk besluit van 1 Februarij 1875 no. 5 is berekend naar de hoofdsom
uitgetrokken op het thans vastgestelde eerste gedeelte van het primitief ko
hier der loopende dienst en de verdere voljaarsch en suppletoire kohieren van
het voorgaande jaar te zamen bedragende 88,904.29Vs.
Voor de heffing dezer belasting welke geschiedt krachtens raadsbesluit van
14 September 1876, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 7 December 1876
no. 16 wordt voor 1880 even als het dienstjaar 1879 eene percentage voorge
steld van 3.63 ten honderd van het belastbaar inkomen, tot vinding van het
op dit artikel uitgetrokken bedrag.
In afwijking van hetgeen in vorige jaren plaats had is thans niet het be
lastbaar inkomen van het laatst vastgesteld kohier tot grondslag voor de be-
reking van de toe te passen percentage genomenomdat het te voorzien is
dat wegens de mingunstige tijdsomstandigheden het belastbaar inkomen alligt
niet die hoogte zal bereikenwaartoe het voor het nu loopende jaar klom.
Gelijk geraamd als het vorige jaar, in verband met de opbrengst dezer be
lasting in 1878.
De heffing der hier bedoelde belasting geschiedt krachtens raadsbesluit van
27 Februarij 1877 goedgekeurd bij koninklijk besluit van 26 Junij 1877 no. 1.
Tot hetzelfde bedrag uitgetrokken als de geraamde som voor 1879. Over
1878 werd ontvangen ƒ954.94 welk bedrag echter voor de raming voor 1880
niet tot grondslag kan worden genomen, aangezien te oordeelen naar de op
brengst over het nu loopend jaar, het niet te verwachten is dat de opbrengst
in dat jaar de geraamde som beduidend zal te boven gaan. De heffing ge
schiedt krachtens raadsbesluit van 7 November 1865, goedgekeurd bij koninklijk
besluit van 9 Februarij 1866 no. 59.
Wegens leges geheven krachtens raadsbesluit van 14 October 1852, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 30 December 1852 no. 36 werd in 1878
ontvangen ƒ328.57waarop de verhoogde raming is gegrond.
De raming is gebaseerd op de opbrengst in 1878 ad ƒ7,528.50.
De heffing der bruggelden geschiedt wat betreft de
Vlietsterbrugkrachtens raadsbesluit dd. 21 Feb. 1856, goedgekeurd bij konink
lijk besluit van 18 Aug. 1856, no. 43;
Boomsbrug, krachtens raadsbesluit d.d. 21 Feb. 1856, goedgekeurd bij konink
lijk besluit van 18 Aug. 1856, no. 43;
Ophaalbrug op 't Vliet, krachtens raadsbesluit d.d. 31 Oct. 1861, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 19 Jan. 1862, no. 1
Poppebrug, krachtens raadsbesluit d.d. 24 Julij 1856, goedgekeurd bij konink
lijk besluit van 17 Sep. 1856, no. 45;
Blauwebrug, krachtens raadsbesluit d.d. 15 April 1858, goedgekeurd bij ko
ninklijk besluit van 10 Mei 1858, no. 45;
Potmargebrug, krachtens raadsbesluit d.d. 11 Maart 1858, goedgekeurd bij
koninklijk besluit van 10 Mei 1858
Harlingervaartsbrug, krachtens raadsbesluit d.d. 3 Mei en 9 Aug. 1860, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 19 Dec. 1860
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1879.
75
BEGROOTING 1880.
Voorgedragen
INKOMSTEN.
Sommen
over 1879
toegestaan.
10
II VIII
11
12
13
14
15
16
702.50
702.50
5,325.— I 5,025.-
13,746.-
1,000.
4,296.-
5,300.-
28,315.-
13,746.
1,000.-
4,296.—
5,300.-
27,700.—
Vrouwenpoortsbrug, krachtens raadsbesluit d.d. 3 Mei en 9 Aug. 1860, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 19 Dec. 1860
Noorderbrug, krachtens raadsbesluit d.d. 3 Mei en 9 Aug. 1860, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 19 Dec. 1860;
Verwersbrug, krachtens raadsbesluit d.d. 17 Julij en 13 Oct. 1870goedge
keurd bij koninklijk besluit van 18 Nov. 1870, no. 19;
Wirdumerpoortsbrugkrachtens raadsbesluit d.d. 22 April en 8 Julij 1875,
goedgekeurd bij koninklijk besluit van 3 Nov. 1875, no. 22;
Prins Hendrikbrug, krachtens raadsbesluit d,d. 22 April en 8 Julij 1875, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 3 Nov. 1875, no. 22.
Deze som is aangebragt overeenkomstig de bestaande contracten van
verpachting. De heffing van de hier bedoelde veergelden, geschiedt wat be
treft het pontveer
a. op den Grachtswal, krachtens raadsbesluit d.d. 21 Feb. 1856goedgekeurd
bij koninklijk besluit d.d. 2 Mei 1856 no. 128;
b. bij 't Ziekenhuiskrachtens raadsbesluit d.d. 10 April 1856goedgekeurd
bij koninklijk besluit d.d. 1 Junij 1856, no. 73;
c. over de Willemsgracht, krachtens raadsbesluit d.d. 24 Feb. 1876, goed
gekeurd bij koninklijk besluit d.d. 30 Maart 1876, no. 22.
De opbrengst in 1878 bedroeg 5,337.47 Va, in verband waarmede de uit
getrokken som is geraamd.
De wik- en weegloonen aan de waag worden geheven krachtens raadsbe
sluit van 16 Junij 1856, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 18 Augustus
1856 no. 43.
Met het oog op de opbrengst in 1878 zijn beide artikelen gelijk geraamd
als het vorige jaar. De heffing dezer belasting geschiedt wat betreft de markt-
gelden wegens staanplaatsen voor het uitstallen en uitventen van waren, zoo
mede ten dienste van openbare vermakelijkheden, krachtens raadsbesluit van
12 January en 8 Junij 1854, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 22 Junij
1854 no. 70 en die der veemarktgelden ingevolge raadsbesluit van 28 Decem
ber 1876, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 January 1877 no. 46,
terwijl de vischmarktgelden worden geheven ingevolge raadsbesluit d.d. 14 Maart
1864, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 3 Julij 1864, no. 18.
Tot 31 December 1879 verpacht voor de uitgetrokken som. De heffing de
zer belasting geschiedt krachtens raadsbesluit van 28 Maart 1867goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 9 Mei 1867, no. 69.
De raming, gelijk aan die van het vorige jaar, is geschied met het oog op
de opbrengst in 1878 ad ƒ5,324.36. De begrafenisregten worden geheven
krachtens raadsbesluiten van 18 December 1869,10 Februarij en 12 Mei 1870,
goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 1 Julij 1870 no. 8.
Met inachtneming van de resultaten die thans ten aanzien der opbrengst
van enkele scholen over 1879 bekend zijnis de raming gebaseerd op de op
brengst in 1878.
De heffing van schoolgelden geschiedt, wat betreft:
voor onderwijs:
a. aan het gymnasium krachtens raadsbesluit d.d. 30 Dec. 1878, goedge
keurd bij koninklijk besluit van 23 Jan. 1879, no. 21;
b. aan de middelbareschool voor meisjes, krachtens raadsbesluit d.d. 22
April 1875, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 14 Mei 1875, no. 12;
c. burger dagschool, krachtens raadsbesluit d.d. 9 Nov. 1871goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 14 Dec. 1871, no. 19;