Bijlag-e no. IS. 92 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1879. maken van eene schutting en vernieuwing van den brander op het aschland, welker bespreking hier niet de plaats is, zou men gaarne die verandering tot stand zien gebragt, in dien men overtuigd ware daarmede geheel aan de wenschen van gedeputeerde staten, op wier verlangen dit toch zoude geschieden, te kunnen beantwoorden. Zoolang echter de be treurenswaardige kwestie in deze zaak met dat collegie nog hangende is, achtte men het in deze sectie te gevaarlijk zulke belangrijke uitgaven te doen, die later zouden kunnen blijken onnoodig geweest te zijn. Rapporteurs meenen daarom voor te stellen dezen post voor memorie uit te trekken. Op deze zelfde afdeeling stelde de 2e sectie een nieuwe memorie-post voor als no. 8, „kosten van stichting of ver nieuwing van een gebouw voor gymnasium." In de 2e en 3e sectie is de zaak van deze leerinrigting uitvoerig besproken geworden en was eene groote meerderheid met dat voorstel ingenomen, overtuigd zijnde van de ondoel matigheid van het tegenwoordige gebouw en de noodzakelijk heid om een nieuw of althans verbeterd gebouw daarvoor in de plaats te hebben. Een enkel lid wenschte al dadelijk het voorstel gedaan te hebben eene geheel nieuwe inrigting daar te stellen. De meerderheid uwer commissie stelt u voor, bovenstaanden post voor memorie uit tö trekken. De minderheid evenwel kan zich daarmede niet vereenigen. Zij oordeelt dit punt veel te gewigtig om zulks te behandelen bij de vele andere zaken, die bij eene beraadslaging van de begrooting ter sprake komen; daarbij betreurde zij het zeer, dat de be langrijke missive van heeren curatoren dd. 2 Oct. 1879 te laat is ingekomen om bij de behandeling van de begrooting in de sectiën geraadpleegd te kunnen worden. Uwe commissie heeft natuurlijk met zeer veel belangstelling kennis daarvan geno men; zij meent echter van hare overwegingen daaromtrent hier geen gewag te moeten makenomdat zulks de individuele meening van slechts drie raadsleden zoude zijn en niet die van de sectiën. De minderheid van rapporteurs stelt daarom voor, indien het zoo even genoemde voorstel niet wordt aangenomen die missive in handen te stellen van burgemeester en wethouders om den raad te dienen van consideratie en advies. In de 2e sectie werd de opmerking gemaaktdat op deze afdeeling niet voorkwam, al zij het ook voor memorie, een post voor de stichting van een bewaarschool op het Vliet. Op de begrootingen van de jaren 1877/78 en 79 werd zoo danige rost steeds aangetroffen. Het weglaten op die van dit jaardeed de vrees ontstaan dat men niet de noodzake lijkheid daarvan inzag. In vertrouwen dat door zoodanigen memoriepost op deze begrooting te brengen de aandacht op deze zaak gevestigd zoude blijven, neemt uwe commissie dat voorstel over. Volgn. 133. Bij dezen post vestigen rapporteurs de attentie dat, volgens de specificatie van de daarbij behoorende stukken, er met de onderdeelen c en d van art. 1 een abuis in de cijfers heeft plaats gehad. Het totaal van dit artikel blijft ƒ6823, maar bovenstaande littera belmoren te zijn ƒ905 en ƒ3418. Volgn. 141. De ƒ900 rente onder dit hoofdstuk vermeld, meende de le sectie en daarmede eenstemmig uwe commissie, dat hier niet goed geplaatst waren. Men oordeelde dat zij behoorden onder volgn. 199 als verschuldigde rente, wegens o-eldieeningen en tijdelijk opgenomen kapitalen. Onder kosten van onderhoud van gebouwen en daarop ver- chuldigde lasten kan toch geen rente gerekend worden. Zij stelt daarom voor dit hoofdst. met die som te verminderen en alzoo te brengen op ƒ6654.45 en art. 1 van hoofdstuk 8 te verhoogen tot ƒ67990. Volgn. 179. Onderhoud en schoonmaken van sclioollocalen. In de 3e sectie wenschte men gaarne bij volgende begroo tingen eene splitsing te zien in de kosten van onderhoud en die van schoonmaken. Nu waren die cijfers eigentlijk buiten beoordeeling, die van onderhoud moest men natuurlijk aan nemen op advies van den directeur der gemeentewerken. In dien echter de kosten voor schoonmaken zoo belangrijk waren als men meende te mogen veronderstellen, gaf men in over weging of door aanbesteding niet even goed en met minder kosten daarin zou kunnen worden voorzien. Volgn. 205. Gratificatiën en wachtgeld. De hier voorgestelde som behoort., althans zoo meent uwe commissie verhoogd te worden met ƒ450, als bijdrage van de gemeente aan de stads bank van leening inzake het pensioen aan den gewezen boekhouder aan die instelling, volgens raads besluit van 9 October. Zij stelt daarom voor dien post te bren gen op ƒ1563. INKOMSTEN: Volgn. 5. Plaatselijke directe belasting, gerekend naar 3.63 ten honderd enz. In de 2e sectie werd het wenschelijk geoordeeld, en de meerderheid van rapporteurs doet daartoe het voorstel, dat de percentagie van bovengenoemde belasting op 3.75 ten honderd zoude worden gebragt. Zij is van oordeel dat naar 3.63 ten honderd gerekend er gevaar zoude bestaan dat de gewenschte opbrengst niet zal worden verkregen, vooral met het oog op de tegenwoordig gedrukte tijdsomstandigheden, en bleek al dat het belastbaar inkomen niet kleiner was dan dit loopende dienstjaar, de gelegenheid toch bestaan bleef om door de be lasting niet van het geheele inkomen maar slechts van een gedeelte daarvan in te vorderen de te hooge percentage te compenseeren. De minderheid evenwel kon daarmede niet instemmen. Nu dit jaar slechts 96.5 °/0 van den aanslag geheven is meende zij genoeg vertrouwen te hebben dat de overblijvende 3.5% genoegzaam tegenwigt tegen de tegenwoordige min gunstige omstandigheden in de schaal zoude leggenom de door burgemeester en wethouders voorgestelde 3-03% te wet tigen. Volgn. 14. Opbrengst van water- kaai en walgelden. De som voor dezen post uitgetrokken, hebben burgemeester en wethouders waarschijnlijk gerekend naar de laatste verpach tingssom van het driejarig tijdperk 1877 tot 1879. Rapporteurs deelen echter den twijfel die in de 1° en 3° sectie gerezen is, of men wel voor het volgende jaar op dezelfde som zal kun nen rekenen, omdat die verpachting nu niet op dezelfde wijze als vroeger geschieden kanmaar in het vervolg zal gebaseerd moeten worden op eene herziene verordening. Volgens beslui ten toch van den gemeenteraad van 8 Maart en 27 December 1877mag men nog in den loop van dit jaar eene herziening van de bestaande verordening op deze zaak te gemoet zien en de daarin te brengen wijzigingen zullen natuurlijk van invloed zijn op de verpachtingssom. Volgn. 16. Opbrengst van schoolgelden. Ofschoon ook bij de behandeling van de begrooting van het tegenwoordig dienstjaar eene soortgelijke opmerking is gemaakt, kon men toch in de le sectie niet nalaten ook dit jaar, betreffende de verminderde raming der opbrengst van Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1879. 93 de gemeenteschool no. 2, diezelfde opmerking te herhalen. Was het verschil tusschen de raming-sommen van de jaren 1878 en 1879 ƒ1000, nu werd er op nieuw ƒ600 minder geraamd en naar het oordeel van deze sectie, alleen tenge volge van het verminderd aantal leerlingen. Er werd ge vraagd, of er geen middelen te [beramen zouden zijn, dat aantal aan die hoogst belangrijke inrigting van onderwijs te vermeerderen. Volgn. 19, lett. n. Huur van huizen. Voor huur van het lokaal voor het kantongeregt wordt 100 minder geraamd dan vroeger. In de memorie van toelichting wordt dat verschil niet opgehelderd. Men veronderstelt wel dat zulks waarschijnlijk in verband zal staan met de oprigting van het nieuwe gebouw aan de Oosterkade, maar toch wenschte men gaarne te vernemen waarop dit cijfer van 200 is gegrond. Op dit zelfde artikel vond men ook geen opgaven van huur van een huis op de Wissesdwinger. Onder no. 135 lift, e van de uitgaven wordt dit huis wel opgegeven als aan onderhoud te zullen kosten 20. In de le sectie werd de vraag gedaan of dat huis eene andere bestemming had. Volgn. 31. Opbrengst van de exploitatie van de gasfabriek. In de le sectie werd het voorstel gedaan om de gasp rijzen te verlagen. Niettegenstaande dat voorstel verworpen werd, is dat punt bij uwe rapporteurs rijpelijk overwogen, omdat ook de minderheid van hen aanvankelijk wel daartoe overhelde. Werd het voorstel gedaan, speciaal met het oog op de schijn baar nog al groote winsten die de gasfabriek opleverdeeene gezette overweging van den finantiëlen toestand dier fabriek in verband altijd met hetgeen zij der gemeente finantiën gekost heeft en nog kost, vestigde bij hen de overtuigingdat zij den raadindien er een voorstel tot vermindering der gasprijzen werd gedaande aanneming daarvan ernstig meent te moeten ontraden. Dat de gemeente van zoodanige inrigting eenige winsten genietdie in billijke verhouding staan tot het ge- wigt van zulk eene belangrijke onderneming zal wel geen ern stige tegenspraak ondervinden. De hoegrootheid van die winst hangt evenw.el geheel van ieder individueel gevoelen af. Eene laatste opmerking betreft: Volgn. 53. Verkoop van perceelen bouwterrein. In de le en 3e sectie was men van meening, dat zoo er eenige verandering gemaakt werd in de verkoop-voorwaarden van de zoogenaamde villa-terreinen grenzende aan het Stations plein en den Stationsweg, b. v. door eene andere indeeling, die bouwterreinen alsdan voor velen veel aannemelijker gemaakt zouden kunnen wordenen ook of waarschijnlijk eene publieke veiling daarvan geene aanbeveling zoude verdienen. Behalve dat de opbrengst voor de gemeente finantiën nog al belangrijk zoude zijn, zoude ook de welstand op dat gedeelte der ge meente er niet weinig door worden bevorderd. Gerapporteerd ter raadsvergadering van den 18 October 1879. F PLANTENGA S RaPPorteurs der le sec,ie en algemeen rapporteur. G. H. HOMMES, Rapporteur der 2e sectie. J. J. BRUNGER, Rapporteur der 3e sectie. MEMORIE van beantwoording, door burgemees ter en wethouders opgemaaktnaar aanleiding van het verslag der commissie van rapporteurs, benoemd door de sectien van den raad der ge meente Leeuwardenbij het onderzoek van de ontwerp-begrooting van de inkomsten en uit gaven dier gemeente, voor het dienstjaar 1880. Ter beantwoording van de op- en aanmerkingenvermeld in bovengemeld verslag hebben wij de eer het volgende mede te deelen. Tot de opmerking in de le sectie gemaakt, betreffende het ontbreken van gedetailleerde staten van de opkomsten en uit gaven ter zake de exploitatie van de gasfabriekde reiniging en de veemarkt, schijnt de resolutie van gedeputeerde staten van 19 December 1878, no. 37aanleiding te hebben gegeven. Vermitè echter bij de ontwerp-gemeente-begrootingter ken nisneming van de leden van den raad zijn overgelegdde be grooting met memorie van toelichtingopgemaakt door den di recteur der gemeentelijke gasfabriek en eene zeer gedetailleerde begrooting ingezonden door den directeur der stadsreiniging, terwijl in het verslag van den toestand der gemeente jaarlijks opgave wordt gedaan van het op de weekmarkt aangevoerde vee, is de overlegging van de door gedeputeerde staten ver langde opgavendie slechts een verkort overzigt zullen geven van al wat meer uitvoerig en in alle détails afdalende is ver meld in bovenbedoelde stukkenoverbodig geacht. De voor gedeputeerde staten bestemde gedetailleerde staten, zullen wij echter gaarne bij de ontwerp begrooting voegen, ten einde de raad daarvan alsnog kennis neme. Zooals uit de algemeene opmerkingen, die de memorie van toelichting op de afzonderlijke posten der ontwerp begrooting voor 1880 voorafgaan, blijkt, heeft het reeds een punt van overweging bij ons collegie uitgemaakt, welke middelen het meest geschikt zouden zijn tot vermeerdering van de gewone inkomsten der gemeente. Vermoedelijk zal dus Uwe vergadering in den loop van 1880 meer bepaalde voorstellen tot verhooging van belasting kun nen te gemoet zien. In hoever de heffing van meerdere opcenten op het perso neel, en de verhooging van het maximum van de belasting op het inkomen daarvoor in aanmeri ing zullen komen, kan moeijelijk thans reeds worden uitgema; kt. Een deel van ons collegie heeffc ook het denkbeeld nog niet laten varen om, bij eventuële noodzakelijkheid tot verhooging der gewone inkomstente gelijk met de voorstellen tot ver hooging van belastingen, een voorstel te ontwerpen tot con versie der gemeenteschuld. Veel zal in dezen afhangen van het tijdstip, waarop de nieuwe wet op het lager onderwijs, zal worden uitgevoerd. UITGAVEN. Volgn. 84/;. Wij zullen met het oog op den uitgesproken wensch van de commissie van rapporteurs, maar vooral ook, omdat de bevolkings-agenten op zeer verdienstelijke wijze, hunne betrekking waarnemen, gaarne een voorstel aanbieden tot wijziging van het reglement voor die beambtenwaardoor de gelegenheid zal ontstaan de jaarwedde van ieder dier agen ten op ƒ600 vast te stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1879 | | pagina 48