4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1878.
het plande bezwarendie tegen dit even als tegen iedere veran-
dering kunnen worden ingebragtwel wat al te zeer op den voor
grond zet en hebben die op ons collegie dan ook niet dien indruk
gemaaktdat wij op grond daarvan tegen het tot stand brengen
dezer gewenschte verbetering zullen adviseren. De directeur der
gemeentewerken voert in de eerste plaats aandat er 700 centiares
van den tuin zullen verloren gaan. Wij kunnen ons met deze be
rekening der ruimte niet vereenigen. De vergrooting dor zaal en
het aanbrengen der waranda onttrekt 472 (niet 700) centiares aan
den tuin en dat niet direct van het fraaiste gedeelte maar van
het vrij steile gedeelte van een grasperk waar behalve bij uit
voeringen van de grenadiers en dergelijke niemand zijne plaats
kiest. Maar de directeur trekt bij deze 472 centiares de vorbree-
ding der luifels en komt op die wijze tot 700 centiares. Ons komt
het nu voor, dat het wandelpad, dat ten behoeve der uitvoeringen
bij min gunstig weder overdekt wordt, daarom nog niet gezegd kan
worden aan den tuin te zijn onttrokken.
Evenmin deelen wij het bezwaar van den directeur der gemeen
tewerken, dat door de uitvoering van dit plan van den publieken wan
delweg ten noorden zooveel zal worden afgenomendat dit bij de
hooge ligging en de steilte van het talud niet gemist en niet ver
vangen kan worden. De geheele oppervlaktedie aan de noord
zijde by het gebouw wordt getrokken komtwat den wandelweg
betreft, neder op 38 J vierkante meter aan verschillende kleine
koekjes en 341 meter wat betreft de met opgaand hout beplante
bemantelingeene oppervlakte zoo klein dat noch het pad behoeft
verbreed te wordennoch van aandamming sprake behoett te zijn.
Tot eene vergelijking op dien grond van dit plan met het ten vo-
rigen jare niet aangenomen plan der harmoniestichting bestaat on-
zes inziens dan ook volstrekt gaene aanleiding.
Verder brengt de directeur der gemeentewerken in het midden
dat de luifels nog somberder zullen worden. Ook dit bezwaar ach
ten wjj niet gegrond omdat terwijl de bestaande luifels eene hoogte
hebben van 2] meter in de opening, de verbreede overdekte galerij
is ontworpen op eene hoogte van ruim 3 meter in de opening en tevens
door middel van glasbedekking op verschillende plaatsen zoo licht kun-
nenworden gemaaktdat alle desbetreffende eischen zullen kunnen
worden bevredigd. Ook bij de finantiëele berekeningen van den direc
teur der gemeentewerken willen wij een oogenblik stilstaan. Vol
gens dien ambtenaar kost het plan naar bijgaande teekening ƒ50,000,
het door den directeur aangeprezen plan 75,000. Deze cijfers
worden verkregen door by de geraamde kosten ad 35,000 te trek
ken 15,000 als waarde van het thans bestaand zomerhuisdat
by die verbouwing versmelt en door diezelfde som van 15,000 af
te trekken van de kosten van bouwing der zaal door den directeur
geraamd op ƒ90,000. Volgens deze berekening wordt het bestaand
zomerhuis voor een bedrag van 30,000 als verschil tusschen de
twee ontwerpen in rekening gebragt. Iedere tauxatie van dat be
staand gebouwdat toch wel in geen geval tot verkoop bestemd
zal zijn achten wij denkbeeldig en overbodig evenzeer iedere af-
tiek of bijrekening van kosten die zich daarop grondtmaar zeker is
het, dat, gesteld de waarde van dit gebouw op 15,000 als juist,
dan nog zal die waarde door haar èn af te trekken van de eene
zjjde èn op te tellen bij de andere zijde niet mogen verdubbeld
worden. Verder zal niemand beweren dat 30 woningenal zijn
ze nog zoo slechtvoor 30,000 te koop zijnindien ze niet toe
vallig te koop worden aangeboden en dat reeds alleen de meerma
len gebleken onwil van eigenaars in het algemeenom voor bil
lijken prijs eigendommen af te staan wanneer de gemeente ze voor
een of ander doel behoeftvoldoende aanleiding zou geven een plan,
dat op den aankoop van dertig woningen is gebaseerdal waren
daartegen geen andere bezwarenals zeer kostbaar en moeilijk uit
voerbaar ter zijde te stellen.
Na deze voorloopige beschouwingen over het advies van den
Directeur der gemeentewerken welke er toe kunnen bijdragen de
verdere aanbeveling van ons voorstel beknopter te makenzullen
wij nog kortelings do bezwaren dio er tegen pleiten trachten te
apprecieeren en de voordeelen van het voorstel uiteenzetten, waarbij
wij tevens gelegenheid hebben onze meening over het plan, door den
directeur der gemeentewerken aanbevolen, te formuleeren.
a. Omtrent de twee eerste bezwaren dat n.l. een gedeelte van
den tuin wordt bebouwden een gedeelte van den wandelweg
wordt weggenomen is reeds genoeg gezegd.
Alleen voegen «ij hierbij, dat wij ons met hot gevoelen van don
directeur der gemeentewerken geheel kunnen vereenigen, dat in deze
quaestie evenzeer als bij die der Harmonie eene uitbakoning van
het te bebouwen terrein geraden is.
Daartoe is dan ook bereids last gegeven en uwe vergadering
zal zich door die uitbakening nog beter dan door onze argumenten
kunnen overtuigendathoewel in den letterlijken zin ten deele
juist, die bezwaren in hot advies van den directeur der gemeente
werken wel eenigszins overdreven zijn voorgesteld.
b. Het schrikbeeld van de somberheid der luifels zal door onze
verklaring dat eene gedeeltelijke glasbedekking daarvan in de be
doeling ligtwel geheel zijn vervlogen.
c. Van meer belang achten wij het bezwaar, dat er boomon
zullen moeten vallen al zijn het niet vele.
Gaarne zouden wij eene verbouwing hebben voorgesteld, waarbij
dit niet noodig zou zijn. Maar wij zien hiertoe geen kans.
Wij wenschen intusschen op te merken, dat de boomcn die
moeten vallen alleen bestaan in de rei boomen welke aan beide
kanten vlak voor den luifel staat en dat deze niet tot de schoone
boomen behooren en het de manteling van den tuin op één boom
na intact laat.
d. Eindelijk is door den directeur der gemeentewerken in het
breede er op gewezendat de voorgestelde verbetering een halve
maatregel is. De zaal zooals die is ontworpen heeft eene opper
vlakte van 294 centiares. De overdekte zit- en wandelplaats is
groot 618 centiares, te zamen dus eene ruimte van 912 centiares
en dus 88, zegge achtentachtig centiare kleiner dan de zaalwelke
door den directeur dor gemeentewerken wordt voorgesteld en welke
volgens zijn advies voldoende schijnt te zijnhoewel daarin ook
niet alle bezoekers met de kinderen kunnen worden geborgen.
Nu is het waar dat bij slecht en guur weder een overdekte
luifel aan een kant openniet zoo volledig tegen het weder be
schermt als eene zaalmaar men vergete nietdat het hier niet
geldt het bouwen eener concertzaalmaar het verschaffen van
een toevlugtsoord tegen den regen aan de tuinbezoekers in den
zomer en wij wagen de onderstelling, dat in den iegel de plaat
sen onder de luifels meer gezocht zullen zijndan die in de
zaal. Wanneer het weder toch van dien aard isdat men in
den zomer zelfs niet onder den luifel kan zitten dan zal een
concert in den Prinsentuin niet licht meer bezoekers trekken dan
in eene zaal van 294 centiare kunnen geborgen worden en in
het algemeen zullen opene luifels, die ook bij droog wederdienst
kunnen doen voor bezoekers, die 's avonds gewoonlijk gaarne wat
beschut zijnnog beter aan het voorgestelde doel beantwoorden
dan eene groote afzonderlijke zaal aan het andere einde buiten
den gewonen kring van den Prinsentuin.
Deze zaal zou geheel noodeloos en ledig zijn behalve in die
gevallon dat het bezoek van den tuin door den regen geheel
onmogelijk wordt.
Men houde hierbij bovenal in hot. oogdat het doel hier niet
is Leeuwarden met eene concertzaal als zoodanig te verrijken
maar om aan de tuinbezoekers meer gemak te verschaffen en
eene zekerheid voor invallenden regen.
Wij blijven dus van meeningdat het volstrekt niet is een
halve maatregel, maar dat het zelfs, wanneer het plan van den
directeur der gemeentewerken uitvoerbaar was en bovendien niet
ƒ55000.meer kostte, dan nog het door ons voorgestelde, meer
beantwoordde aan de bestemming van den Prinsentuin en ook bij
gelijkstaande opoffering do voorkeur zou verdienen.
e. Dezo beschouwing leidt ons van zelve tot het laatste niet
Bylage tot het verslag der handelingan van den gemeenteraad te Leeuwarden1878.
5
het geringste bezwaardat n. 1. aan ieder plan tot verbetering van
den bestaanden toestand is verbonden de finantiëele quaestie.
De kosten van het voorgestelde plan zijn geraamd tot ƒ35,000
en daar iedere verbouwing altijd tegenvaltzullen wij maar aan
nemen, dat deze ten slotte tot veertigduizend gulden zullen stij
gen.
Hiervoor zal eene leening tot dat bedrag moeten worden gesloten
en voor rente ad 4 pCt. en aflossing ad 1000 zal de gemeente
dus met eene jaarlijksche uitgave worden belast ad ƒ2600 het
eerste jaar en vervolgens ieder jaar met 40 verminderende.
Intusschen mag men aannemendat in deze jaarlijksche uitgaaf
voor een gedeelte door de opkomsten der exploitatie van den Prin
sentuin zelve zal worden voorzien terwijl het te kort komende als
uitgaaf zal staan tegenover de pachtsom welke de gemeente van
den Prinsentuin geniet en welke de som noodig voor onderhoud
in de laatste jaren overtreft.
Wij meenen gerust te durven vertrouwen dat de uitgaven voor
den Prinsentuin in geen geval de opkomsten daaruit voortspruitende
zullen behoeven te overtreffen en dat wij dus met. inbegrip van
het benoodigde voor rente en aflossing der te sluiten leening blijven
in den goeden toestandwaarin wij in dit opzigt sedert 1872 vcr-
keeren.
Wij gaan daarbij uit van de onderstelling, dat de gemeente ook
tengevolge van de instemmingwelke dit plan ongetwijfeld bij
velen zal vinden het benoodigd kapitaal tegen eeno niet al te hooge
rente b. v. 4 percent zal kunnen leenen.
Ten einde aan Uwe vergadering een overzigt van de finantiëele
zijde der zaak te verstrekken, zullen wij eenige cijfers memoreeren,
getrokken uit de exploitatie-rekeningen der laatste jaren.
In 1868 bedroeg het voordeelig saldo der exploitatie-rekening
ƒ2189.13. Het jaar 1878 daarentegen wijst een voordeelig slot
aan van pl. m. 3921.25 een vooruitgang dus in die tien jaren
van 1732.12 of gemiddeld ƒ173.21 per jaar, terwijl sinds 1869
do jaarlijksche bijdrage uit de gemeentekas van f 200 aan de exploi
tatie van den Prinsentuin als onnoodig niet meer is uitgekeerd.
Wanneer men hierbij rekent de verbeteringen welke in den loop
dier tien jaren voor rekening der exploitatie in den Prinsentuin
zijn aangebragt voor de muziektentde vergrooting van den tuin
aan de noord-westzijde, de lantaarnpalen, den aanleg van het bui
zennet enz. welke buitengewone uitgaven met inbegrip van de on
kosten welke het gevolg waren van 's Konings bezoek aan deze
stad meer dan drie duizend gulden kostten dan mag men aan
nemen dat uit de jaarlijksche opbrengst der exploitatie op eene
bijdrage van pl. m. ƒ350 ter tegemoetkoming in de uitgaven der
leening wel mag worden gerekend.
Het aanwezig saldo zou dan als reservefonds dienst kunnen doen
en daaruit in eventueel minder voordeelige jaren die bijdrage worden
gevonden, terwijl daaruit tevens die verbeteringen en veranderin
gen zullen kunnen worden gehoedwelke uit den aard der zaak
op de rekening der exploitatie te huis behooren.
Tot de ontvangsten van die exploitatie-rekening behooren in
tusschen de abonnnementsgelden van 900 hoofden van huisgezin-
den en 2700 huisgenooten.
Bij de belangrijke verbeteringwelke de Prinsentuin door de
voorgestelde verbouwing zal ondergaan schijnt h t ons niet on
billijk toe die abonnementsgelden met eene kleinigheid te verhoo-
gen, bij voorbeeld die van do hoofden van huisgezinnen, nu 2.50
bedragende, met ƒ0.50 en die van de huisgenooten nu ƒ0.60, met
ƒ0.15 por jaar. Eene abonnementsprijs van ƒ3.00 per jaar voor
hoofden van gezinnen en van ƒ0.75 voor ieder huisgenoot komt
ons voor nog zeer billijk te zijn met het oog op het vele en ve
lerlei genotdat den bezoekers van den Prinsentuin jaarlijks wordt
verschaft en hetwelk door de voorgestelde verbetering zeer zal
vermeerderen en tevens is die abonnementsprijs nog bereikbaar voor
ingezetenen met bescheiden middelen.
Deze kleine verhooging levert op eene vermeerdering der ont
vangsten van 950.» waarmede wij de bijdrage van de exploi
tatie rekening voor de rente en aflossing der aan te gane geld-
leening zouden wenschen te verhoogen.
Op grond van deze beschouwingen zoude de benoodigde som
voor rento en aflossing jaarlijks ongeveer worden bijoen gebragt
als volgt
rente van het aanwezig saldo pl. m200.»
bijdrage uit het saldo der exploitatie rekening 350.»
bijdrage vermeerdering abonnementsgelden950.»
bijdrage van de gemeente uit de pachtsom1100.»
Zamen 2600.»
Het springt dus in het oog dat de gemeente zich geene al te
belangrijke opofferingen behoeft te getroosten, om het voorge
stelde doel te bereikenterwijl het integendeel zoo goed als zeker
isdat na afloop van de tegenwoordige pachtovereenkomst do
daarna te bedingen pachtsom belangrijk zal klimmen bij de min
dere risico en de vermeerderde gelegenheid tot winstgevende ex
ploitatie welke de Prinsentuin na de verbouwing den pachter zal
aanbieden.
Dit ligt zoozeer voor de handdatwanneer de gemeente zich
gedurende de loopende pacht eene grootere bijdrage zoude willen
getroostendo verhooging der abonnementsgelden welligt nage
laten kon wordenzonder verlies voor de gemeente. Hierbij mag
bovendien niet uit het oog verloren worden dat de uitgaven
jaarlijks met f 40.verminderen, zijnde do rente der af te lossen
1000.,,. Ook aan onderhoud van do gebouwen zal de gemeente
op lange na niet behoeven uit te geven wat nu aan de oude
gebouwen jaarlijks wordt besteed.
Wanneer Uwe vergadering hare stem wil geven aan dit voor
stel dan komt het ons voor ook in net belang der gemeente te
zijnin het zomerhuis den pachter eene woning te verschaffen
hetgeen met eene vermeerdering der kosten van 3500.» door
optrekken van het noordelijk frontgebouw geschikt is te verkrijgen.
Niet alleen, dat dit voor den pachter gemakkelijk en verkieslijk
is maar voor de bewaking van den tuin is het beteren bovendien
erlangt do gemeente de vrije beschikking over do aan de over
zijde van do publieke straat gelegen tegenwoordige pachterswo
ning met daarbij behoorend erf.
Wanneer wij dus nog een enkel woord tot aanbeveling van ons
voorstel bijvoegen dan kan ons niet worden tegengeworpen dat
wij de bezwaren daaraan verbonden, hebben ovei het hoofd gezien,
maar is ons voorstel integendeel het resultaat van eene naauw-
gezette weging van de voor- en nadoolun der verbouwing.
Zoo als wij in den aanvang reeds te kennen gaven hebben do
talrijke ingezetenen die van den Prinsentuin in den zomer hun
gewoon uitspanningsoord maken, en daardoor het gemeentebestuur
in staat stellen daar ter plaatse vele en velerlei feesten te doen
geveneenig regt te verwachtendat hun het verblijf in den tuin
zoo aangenaam mogelijk worde gemaakt en dat zij bij invallen
den regen eene schuilplaats daartegen kunnen vinden.
En te meer mogen zij dit van het gemeentebestuur verwachten,
wanneer hiervoor geene andere offers uit de gemeentekas worden
I vereischt dan tijdelijk de afstand van een gedeelte der pachtsom.
Wij durven als onze overtuiging uitspreken, dat door de ver
bouwing zoo als die is voorgesteld het doel wordt bereikt.
Bij enkele gelegenheden zooals in den afgeloopen zomer bij een
concert van het regement grenadiers en jagers plaats had toen
zich ongeveer vier duizend personen in den Prinsentuin hadden
vereenigd zal iedere localiteitdie men kan bouwen blijken on
voldoende te zijn. Maar voor het gewoon bezoek in telkens voor
komende gevallen zal de voorgestelde verbetering blijken voldoende
te zijn en nietzooals de directeur der gemeentewerken beweert
een halve maatregel.
Wij willen bij dit punt nog even stil staan om aan te ioonen
dat integendeel het plan van den directeur der gemeentewerken
zelfs indien het minder kostbaar en minder onbereikbaar ware, toch
I minder aanbevelenswaard zoude zijn.