132
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880.
memorie van toelichtinghetzij in een afzonderlijken staat
plaats behooren te vinden.
Volgno. 137. Bij de behandeling der gemeentebegrooting
over 1878 is de wenschelijkheid reeds uitgesproken om even
als b.v. te Amsterdam hier en daar verzamelplaatsen van zand
te hebbenten eindewanneer de straten na regen plotseling
bevriezenoogenblikkelijk zand bij de hand te hebben.
Burgemeester en wethouders achten Het in het belang der
veiligheid noodigdat althans bij de bruggenpijpen en
sterk hellende stratenzand beschikbaar isen wenschen
daarom op verschillende punten in de gemeende ten bedoel
den einde houten bakken te plaatsendie des zomers weder
weggenomen kunnen worden.
Volgno. 139. Wij kunnen niet instemmen met het voor
stel om de gemeenteschool no. 6 in te rigten voor bewaarschool.
Indien men bedenkt dat de raadsedert tal van jaren er
op heeft aangedrongen om een nieuwe bewaarschool op of
nabij het Vliet te stichtenten einde het thans voor be
waarschool gebruikte lokaal bij de gemeenteschool no. 6 aan
te trekkendan wekt het eenige bevreemding datterwijl
het schooltoezigt de bestaande lokaliteit voldoende acht, de
raad eene tegenovergestelde opinie is toegedaan.
Wij zijn van meening dat de gemeenteschool no. 6, indien
die wordt vergroot met het daaraan grenzende lokaaldat
thans als bewaarschool wordt gebruiktaan de eischen kan
voldoen.
Indien dat gebouw ongeschikt wordt verklaard voor school
van lager onderwijsdan spreekt het bestuur tevens een af
keurend oordeel uit over andere schoolgebouwendie op de
zelfde wijze zijn ingerigt als de gemeenteschool no. 6.
Wij hebben tegen het voorstel vooral ook bezwaar met het
oog op de eventueele aanvraag om 30 pet. subsidie voor de
stichting van een nieuw schoolgebouwindien het thans be
staande door den raad aan zijne bestemming werd onttrok
ken. Het komt ons voordat het gemeentebestuur geene
afdoende motieven kan bijbrengenwaarom de gemeente
school no. 6 die met geringe kosten tot eene doelmatige
school van lager onderwijs kan worden ingerigten buiten
dien zeer geriefelijk is gelegenthans ongeschikt zou wor
den verklaard.
Op deze gronden handhaven wij den door ons voorgestelden
post „stichting van eene bewaarschool op het Vliet 29.600.,"
Volgno. 145. Nadat het vroeger door ons ingezonden plan
tot verbetering der gebouwen in den Prinsentuin aan ons
was teruggezondenomdat tegen de uitvoering daarvan ver
schillende bezwaren waren geopperdhebben wij in overwe-
genomen of ook een ander ontwerp zoude zijn te maken,
waardoor aan den uitgesproken wensch van den raad zoude
kunnen worden voldaan. Verschillende omstandigheden van
finantiëlen aard zooals de onvoorziene uitgaven aan het beurs
en waaggebouw hebbben ons echter terug gehouden om een
nieuw ontwerp tot stichting van vrij kostbare gebouwen met
annexe overdekte zitplaatsen in den Prinsentuin in te dienen.
Bovendien achten wij het raadzaam af te wachtenwelken
invloed de Harmonie op het bezoek van den Prinsentuin zal
uitoefenen. Volgens onze meening behoort het gemeentebe
stuur zich voorhands te bepalen tot het maken van eene doel
matige muziektenten stellen wij daarom voorop de be
grooting nog aan te brengen navolgenden post
„Stichting van een ovaal schulpvormig orchest ƒ1500."
De wenschelijkheid om de deur in de Doelestraat op gewo
ne dagen en zoo mogelijk bij muziekuitvoeringen voor het
publiek open te stellen, heeft nog zeer onlangs bij ons een
punt van behandeling uitgemaakt.
De pachters van den tuin hebben tegen de openstelling
van die deurmet het oog op eene voldoende controle, zulke
overwegende bezwaren ingebragt, dat wij vooral om die re
den afwijzend hebben beschikt op een daartoedoor eenige
ingezetenen tot ons gerigt verzoek.
Voor onderhoud van het voormalig waaggebouw moet nog
een som van ƒ50 worden uitgetrokken.
Burgemeester en wethouders hebben wel overwogen welke
bestemming aan het benedengedeelte van het oude waagge
bouw zal worden gegevenmaar zijn daaromtrent nog niet
tot eenstemmigheid gekomen.
Volgno. 153. Naar aanleiding van uwe uitnoodiging bij
besluit van den 24 April 1879 om een plan voor te berei
den tot oprigting van een abattoir binnen deze gemeente
hebben twee leden van ons collegie zich onledig gehouden
met het verzamelen van zoodanige gegevens en inlichtingen
die voor eene juiste beoordeeling van eene zaak, van zulk
eene wijde strekkingnoodig worden geacht.
Zelfs zijn er reeds twee ontwerpen voor een abbattoir op
gemaakt en het oordeel van den directeur der gemeentewer
ken daarover gevraagd.
De plaatswaar een abattoir kan worden gestichtis als
het ware aangewezen.
De groote moeijelijkheid om tot oprigting van een abattoir
over te gaanbestaatdaargelaten de belangrijke kostenin
de juridische quaestieof en zoo jaop welke wijze het ge
meentebestuur de slagters kan noodzaken om niet langer ge
bruik te maken van de inrigtingen waarvoor aan hen vergun
ning is verleend en het abattoir uitsluitend als slagtplaats
te moeten bezigen.
Zoolang wij omtrent die juridische quaestie geen bepaald
voorstel aan u kunnen doenmoeten wij in dezen deligent
verklaring verzoeken.
Volgno. 159. Burgemeester en wethouders zijn er steeds op
bedacht om aan de vergunningen tot oprigting van slage
rijenvolgens de wet van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95),
de voorwaarde te verbinden dat alle vuilnisbloed of ander
afval onmiddelijk na iedere slagting worde weggevoerd en
niets daarvan in het perceel worde bewaard of in de alwate-
ring gootof riool worde geleid.
In verband met die voorwaarde worden bij alle slagters op
aanvraag van wege de stadsreiniging troggen in of bij de
slagtplaatsen beschikbaar gesteld en zoo spoedig mogelijk na
iedere slagting naar het aschland gebragt.
Dat vooral des winters in enkele straten rood gekleurd ijs
is waar te nemenis toe te schrijven aan de omstandigheid
dat er slechts eene zeer geringe hoeveelheid bloed vereischt
wordt om eene betrekkelijk groote massa water te kleuren.
Hoe zorgvuldig het bloed bij slagting van vee ook wordt
opgevangenkomt daarvan toch altijd een gering gedeelte
op den vloer der slagtplaats.
Ten einde te voorkomen dat het roodgekleurde spoelwater
langs de gooten wordt afgevoerd is het noodig dat in ver
schillende straten riolen worden gemaakt.
Deze maatregel zal evenwel belangrijke kosten veroorzaken.
Niettegenstaande met zorg wordt gewaakt tegen het be
schadigen van plantsoenenis het niet mogelijk dat geheel
te voorkomen.
Dat dit verschijnsel is toe te schrijven aan gebrek aan
politietoezigt kunnen wij niet toegeven.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1880.
133
Indien de ingezetenen niet medewerken om baldadigheden
tegen te gaan, dan is het voor de politie niet mogelijk in
eene vrij uitgestrekte gemeente alle ongeregeldheden te voor
komen tenzij het getal agenten belangrijk wordt vermeerderd.
Of in deze van scherpere bepalingen veel heil is te ver
wachten, laten wij gaarne aan 't oordeel van den raad over,
die casu quo eene uitnoodiging tot de commissie voor de
strafverordeningen kan rigten, in den door de commissie
van rapporteurs gewenschten zin.
De post onder letter g van hoofdstuk VI aid. Ill art. 1
voor onderhoud van de lokalen bij de politie in gebruikis
afzonderlijk op de begrooting gebragt, ten einde den raad
een zoo volledig mogelijk overzigt te geven van hetgeen voor
de politie wordt besteed.
Uit de voorgedragen som worden niet bestreden de kosten
van onderhoud van het gebouw, waarin de politiebureaux
gevestigd zijn, maar van de nacht wachthuisjes, gereedschappen
enz. bij de politie in gebruik.
Uit de gemeente-rekeningen en bijlagen kan met juistheid
worden nagegaan, waarvoor de op dezen post voorgedragen
som wordt besteed.
Dat het aanbrengen van dit onderdeel zoude zijn een ver
spreiding van posten over hetzelfde onderwerpmet het doel
om in den vorm van tal van kleine posten voor de eene of
andere zaak een hooger bedrag in de begrooting opgenomen
te krijgendan de raad eigenlijk wenschelijk oordeeltkan
zeker niet met grond worden beweerd.
Het schijnt aan de aandacht van het lid der le sectie
welke die meening heeft uitgesproken, te zijn ontsnapt, dat
de voorgedragen post sedert jaren op de begrooting is ge
bragt, om zoo als boven is opgemerkt, een zuiver overzigt
te krijgen over alle kosten van politie.
De redactie van onderdeel g zal welligt verduidelijkt kun
nen wordendoor de toevoeging dat onder bedoeld onder
houd niet is begrepen dat van het gebouwwaarin de poli
tiebureaux zijn gevestigd.
Wij zullen onderzoeken of, en in hoever aanbesteding van
het onderhoud van alle gemeentegebouwen in het belang dei-
gemeente is aan te bevelen, en zullen casu quo daartoe de
vereischte voorstellen aanbieden.
Volgno. 167. De zienswijze der meerderheid van ons col
legie over de verpachting der bruggelden is voldoende bekend.
Dit oordeel is onveranderd gebleven.
Blijkens het verslag omtrent het onderzoek in de sectiën
van de ontwerp-begrootingdienstjaar 1872, waren vele
raadsleden toen met ons overtuigddat gaardeering der
bruggelden in het belang der gemeente is.
De ondervinding heeft geleerd, dat de gaarders meer zorg
aan eene goede instandhouding der bruggen besteden dan de
pachters.
Wordt er alzoo tot verpachting van de bruggelden besloten,
dan is het te voorziendat de kosten van onderhoud der
bmggan, vrij belangrijk zullen stijgen.
Wij meenen oven wel nog te moeten opmerkendat gaar-
dering ook is aan te bevelen, als meer in den geest der wet,
die wildat de inning van belastingen en daarmede gelijk
staande regten, direct door de gemeente geschiedt.
Volgno. 171. De raad heeft bij besluit van den 23 Sep
tember no. 7 conform het advies der commissie de begroo
ting van inkomsten en uitgaven van het bestuur der stads
armenkamer voor 1881zonder discussie en hoofdelijke stem
ming, onveranderd goedgekeurd, en op grond van de ge
bleken noodzakelijkheid besloten, ten behoeve der stadsarmen
kamer eene subsidie uit de gemeentekas toe te staan van
ƒ25,626.60.
Wij mogen veronderstellen dat de door de voogden der
stadsarmenkamer bij de begrooting overgelegde memorie van
toelichting en verdere justificatoire bescheiden, evenals het
rapport der commissie, aangewezen tot onderzoek dier be
grooting, bij den raad bekend zijn, maar willen gaarne ten
overvloede, hier laten volgen, hetgeen ter zake in het rap
port der commissie voorkomt.
De commissie heeft namelijk in haar rapport te kennen
gegevendat aan wijziging van enkele posten der begrooting
zoo min als aan inkrimping van het geraamde subsidie voors
hands moet worden gedacht, omdat het jaar 1881 waarin
het nieuwe armhuis in zijn geheel in gebruik zal worden ge
nomen, alligt uitgaven zal vorderen, waarop nu onmogelijk
kan worden gerekend en ook door meerdere en betere ge
legenheid tot verpleging, andere cijfers voor de verschillende
rubrieken van armverzorging in het leven zal roepen.
Volgno. 182. De post, onder art. 3 der II afdeeling hoofd
stuk Vil voor onderwijs aan de burger dag- en avondschool,
aangebragt, berust op wettelijke verpligtingen.
Volgens onze meening kun met het oog op de oprigting
der ambachtschooldaarop geene bezuiniging worden ver
wacht.
In ieder geval zal de ervaring moeten worden geraadpleegd
omtrent de werking van die op te rigten ambachtschool, ten
einde daarna te kunnen onderzoeken, of en in hoever die
school aanleiding kan geven tot wijziging van de burgerdag-
en avondschool.
Volgno. 184. Burgemeester en wethouders hopen eerst
daags blijken te geven dat de wenschelijkheid eener spoedige
invoering der voorschriften van de nieuwe wet op het lager
onderwijs, door hen wordt begrepen.
Minder goed verklaren zij zich de teleurstelliug van die
leden, welke gehoopt hadden reeds vóór de invoering dier
wetvoorstellen dienaangaande te ontvangendaar toch
niemand het groote belang zal ontkennen, dat die voorstellen
in overleg geschieden met de eerst onlangs benoemde school
opzieners. Heeft men elders gemeend haastiger te moeten
handelen, welligt dat de geheel onvoldoende toestand der
bestaande regeling dien spoed motiveerde, terwijl het nog
altijd de vraag zal zijn of die regeling, welke zonder mede
werking van het nieuwe schooltoezigt tot stand kwam niet
eerlang belangrijke wijziging zal ondergaan.
De benaming „Armenscholen" wenschen ook wij te laten
vervallen en te doen vervangen door „scholen voor kosteloos
onderwijs."
Tegen de aanduiding van de schoolgebouwen met num
mers, hoewel o. i. overbodig, bestaat geen bezwaar.
Volgno. 188. Burgemeester en wethouders kunnen zich
niet vereenigen met het voorstel van de commissie, om in
plaats van de op art. 9 van hoofdstuk VII afdeeling II voor
gedragen memorie post, te lezen:
„kosten van het stichten van schoollecalen en onderwij
zerswoningen.'"
a. eene school op of nabij het Vliet Memorie
b. eene school in de Doelestraat plaatselijk bekend St.
Jobsleen nos. 255 en 257 Memorie
De bezwaren tegen den sub a voorgestelden post zijn reeds
bij het volgnummer 139 opgegeven.
Ten opzigte van den sub b voorgestelden memorie post,