Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880,
11
Bijlag-e no. 3.
VOOKSTEL van burgemeester en wethouders
betreffende eene conversie van gemeente
schuld, benevens wijziging der gemeente-
begrooting voor 1880 en vaststelling van
een plan van geldleening.
Met liet oog op de voorgenomen stichting van een nieuw
gymnasium-gebouw waartoe in uwe vergadering van den 25
Maart 1.1. werd beslotendient noodwendig eene wijziging
der gemeentebegrooting voor het loopende jaar plaats te vinden.
Immers bij de vaststelling dier begrooting is onder hoofd
stuk III afd. VIT art. 8 de daartoe betrekkelijke post„Stich
ting, vernieuwing of verbetering van een gymnasiumslechts
voor memorie uitgetrokkenuit aanmerking der toen nog
bestaande onzekerheid omtrent de wijze waarop in de behoefte
ten dezen zou worden voorzien.
Evenzeer was dit het geval met art. 6 dierzelfde afdeeling,
„Verbetering van den toestand op Oldegalileënwelk werk
toenmaals nog niet genoegzaam was voorbereid om daarvoor
een bepaald cijfer uit te trekken.
Beide werken staan thans op het punt van te worden uit
gevoerd. Met het eerste is reeds gedeeltelijk aangevangen.
Het is dus noodzakelijk voor beide werken zoodanige sommen
nog op deze begrooting aan te brengen, als men kan rekenen,
dat op de dienst van 1880 daarvoor zullen moeten worden
uitgetrokken.
Bovendien is ook nog verdere wijziging dier begrooting
noodig voor zooveel betreft den aankoop van enkele panden
die in den loop dezes jaars met uwe magtiging werden
aangekocht en voor andere uitgavenwelker bestrijding niet
bij wijze van af- en overschrijving kon worden gevonden.
Waar wij ons de vraag steldenwelke middelen wij u zou
den hebben voor te dragen tot voorziening in de kosten dier
buitengewone uitgavenlag het antwoord voor de handdat
daarin niet anders dan door eene nieuwe geldleening zou zijn
te voorzien en dat die leening in elk geval dient te strekken
tot dekking niet alleen van de in dit jaar nog te hoeden
uitgaaf voor bedoelde werken maar ook voor de verdere later
daartoe aan te wenden kosten. In elk geval zal zij moeten
voorzien in de kosten
1. der stichting van een nieuw gymnasium-gebouw
door den directeur der gemeentewerken geraamd
op pl. m44,000
Voor meubilair, verwen enz. calculatief 11,000
ƒ55,000
2. voor verbetering van den toestand op Oldegalileën,
naar raming11,000
3. voor schoolmeubelen voor een hulpschool voor
lager onderwijs 3,000
4. voor aankoop van huizen
in 't Raadhuisstraatje 2,500
op den Wissesdwinger 500
3,000
te zamen ƒ72,000
Dat hierin langs geen anderen wegdan door eene nieuwe
leening zal zijn te voorzienin het midden latende of die in
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
eens of bij seriën, in dit en het volgend jaar, worde aange
gaan, zal wel geen betoog behoeven.
Immers de buitengewone inkomsten, bij de begrooting voor
1880 geraamd hebben reeds eene bepaalde bestemming en
zijn voor weinig of geene verhooging vatbaar. Alleen de
post no. 53voor verkoop van perceelen bouwterreinzal
misschien in de gevolgen eenige verhooging kunnen ondergaan.
Het nu geraamd bedrag ad ƒ4000 is reeds meer dan be
reikt door den verkoop aan den heer C. F. Schwaner van de
jierceelen nos. 63 en 64, te zamen opbrengende ƒ4163.67
doch heeft reeds zijne bestemming.
Uit den verkoop van bouwterrein no. 88 aan den heer S.
de Hoo, zal eene som van 5687.40Va kunnen worden ge
noten echter dit jaar slechts voor de helftdaar de weder
helft eerst in 1881 vorderbaar zal zijn.
In elk geval is de langs dien weg te verwachten buiten
gewone inkomst nog te onzeker en onbeteekenend, om daarop
voor alsnog te rekenen.
Men mag dus aannemendat voor de straks genoemde
buitengewone uitgaaf minstens ƒ72,000 moet worden geleend.
Met het oog hierop hebben wij gemeend de vraag te moe
ten overwegen of niet nuwaar toch eene leening moet wor
den aangegaanhet geschikte tijdstip is aangebroken om ge
lijktijdig met deze eene conversie van een gedeelte der reeds
bestaande schulden van deze gemeente te beproeven.
Het valt toch niet te ontkennen, dat het getal leeningen,
in de laatste jaren van tijd tot tijd door de gemeente geslo
ten, aanmerkelijk is toegenomen.
Op 1 Januarij 1880 was de gemeenteongerekend de schuld
voor de gasfabriek aangegaannog belast met
1 leening a 4 pet.waarop zij per resto nog verschul
digd is 99,000
10 leeningen a 4 Va pet. per resto beloopend 764,000
8 leeningen a 5 pet. per resto beloopend 539,000
te zamen alzoo
terwijl voorts als ten behoeve der gasfabriek
gesloten nog bestonden:
2 leeningen a 5 pet. per resto nog te za
men beloopend ƒ162,000
1 dito a 4 Va pet. per resto 79,000
zoodat in het geheel nog loopende zijn 22 lee
ningen waarop per resto nog verschuldigd
welk bedrag nog in 1880 vermeerderd wordt
wegens het deels reeds geïnddeels nog te
innen bedrag der bij de begrooting aange-
bragte seriën van de in 1878/79 aangegane
leeningen voor 't beurs- en waaggebouw en
voor het armhuis c. a.te zamen beloo-
pende ƒ80,000
en daarentegen verminderd voor
in 1880 te doene aflossing ad 32,000
ƒ1,402,000
241,000
ƒ1,643,000
zoodat Januarij 1881 het totaal der schuld
zal zijn
ennadat ook de laatste serie der leening voor
het armhuis c. a. ad ƒ180,000 zal zijn opge
nomen ter somma van
het gehe:.l der schuld zal bedragen i
48,000
ƒ1,691,000
20,000
ƒ1,711,000
3