lij LSijlage tot liet verslag tier handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1881. deren tweemaal in het jaar dient te geschieden, 'tIs het eenige middel, om eene menigte van kinderen, vooral uit de mingegoede standendie anders tot of' tot omstreeks hun zevende jaar zouden rondloopen gelijk menjhet noemt, naar de school te brengen. De woorden „in den regel", in de le alinea, zijn als ge heel overbodig te beschouwen. De bij de 2e alinea aan burgemeester en wethouders toe gekende bevoegdheid, om tusschentijds de kinderen op de scholen toe te latendoelt zeker op het gevaldat kinderen van elders in de gemeente komen wonen. Dit zal echter uit drukkelijk dienen te worden vermeld, en wel op de wijze als in de verordening voor de school no. 3 is geschied. Ver kieslijk achten wij het voorts, dat, in plaats van burgemeester en wethoudersworde gelezen de commissie van toezigt. Zij geeft ook nu de toestemming. Omslag en noodeloos opont houd worden zoodoende voorkomen. Art. 5. Ook in de sectiën is met genoegen uit de memorie van toelichting vernomendat burgemeester en wethouders de bewijzen van onvermogenom tot de scholen der 3e klasse te worden toegelaten, willen doen vervallen. Zonder nu in alle opzigten te willen worden geacht te dee- len in het gevoelen van burgemeester en wethouders dat ieder niet het regt zou hebbenhet onderwijs voor zijne kinderen van de gemeente te eischen, gelooven wij toch, dat eene beoordeeling ran het verzoek om toelating tot de kos- telooze school bij lièn behoort. Met het oog op de door hen vooropgezette opinie is het te verwachtendat zij in dezen met de meeste vrijgevigheid zullen te werk gaan. Art. 10. Vermits, wordt ons voorstel aangenomen, de avondscholen zullen worden opgeheven, moet dit art. vervallen. Art. 14. Onder de door de gemeente te verstrekken leer middelen behooren ook die, noodig bij het onderwijs in handwerken voor meisjes. Nu dit leervak op alle scholen wordt ingevoerd, zullen de uitgaven van de gemeente voor de leermiddelen niet onbelangrijk stijgen. Naar aanleiding hier van is bij ons de vraag gerezenof de producten van dezen kin der-arbeid niet op de eene of andere wijze aan de ge meente ten goede zouden kunnen worden gebragt V Art. 15. Hier, gelijk ook in sommige andere artikelen, achten wij het wensekelijk, eene bepaling omtrent liethooren van de commissie van toezigt op te nemen. Met de slotwoorden.indien de wet daarin niet op andere wijze voorziet" zijn waarschijnlijk bedoeld de voorschriften ter uitvoering van art. 4 der wet, vastgesteld bij koninklijk besluit van 30 Augs. 1880 Staatsblad no. 167). Eene met het oog daarop gewijzigde redactie achten wij verkieslijk. Art. 17. In de laatstelijk voor sommige scholen gewijzigde verordeningen wordt niet meer gesproken van een jaarlijksch examen of onderzoek naar de vorderingen van de leerlingen maar van eene openbare les. Even als de commissie van toezigt, wenschen wij die laatste woorden, welke inderdaad de juiste uitdrukking zijn, hier te zien opgenomen. Met de sectiën en de genoemde commissie, komt ons eenige verandering in de tijdsbepalingen voor dat onderzoek of die openbare les noodig voor. Voor de scholen der 3e klasse wordt ten bedoelden einde de maand Februarij voorgesteld. Die maand volgt dadelijk op de maand van toelating van nieuwe leerlingen er zal dus wel eenige verschuiving van leerlingen in de klassen zijn ge schied. Hei tijdstip is derhalve minder geschikt te achten voor het doen nagaan der vorderingen enz. Wij zouden daarom liever de maand Aprilgelijk thanszien vastgesteld. Wel is waaris de eigenlijke cursus dan evenzeer nog niet ten eindedoch 't is een feitdat met die maand vele kin deren van de school vertrekken om in het eene of andere beroep over te gaan. Met die gewoonte zal eenige rekening moeten worden gehouden. Voor de andere scholen is de week voor de zomervacautie, welke bij de regeling der vacantiën ingevolge art. 21 der wet, wel zal worden behouden niet voldoende. Met het oog op de vele scholenwelke het hier geldtzou er tijd tekort schieten. Er zullen, gelijk tot nu toe, twee weken voor noodig zijn. Art. 18. De 3e sectie was tegen het behoud van prijzen voor de scholen der 2e en 3e klasse. Zij wenschte ze ook hieieven als reeds sinds lang voor de beide andere scholen is geschiedte hebben afgeschaften op het voorbeeld dier scholen enkel getuigschriften aan hen ,fdie zich door vlijt en goed gedrag hebben onderscheiden te doen uitreiken. Wij zijn het hiermede geheel eens. Na al hetgeen reeds vroeger in den raad over het prijzenstelsel is gesproken, mag het overbodig worden geachthet voor en het tegen daarvan nader uiteen te zetten. Alleen zij nog vermeld dat de hoofden der scholen in deze gemeente zich een paar jaren geleden nagenoeg eenstemmig hebben betoond in de af keuring van het beloonen op school (zie bl. 42 van het be kende Rapport van de commissie uit de afdeeling Leeuwarden van de vereniging Volksonderwijs"). Art. 19. De juiste beteekenis van dit artikel werd door ons niet geheel begrepen, In ieder geval wenschen wij de vaststelling van het huis houdelijk reglement, waarvoor wij echter liever eenvoudig liet woord „verordening" zouden willen lezenop andere wijze dan door burgemeester en wethouders wordt verlangd, n.l. door hun collegie, en niet door de hoofden der scholen. Deze zouden echtereven als de commissie van toezigtdienen te worden gehoord. Die verordening zou voorts niet zoozeer bepalingen omtrent belooning en straf, als wel voorschriften betreffende orde en tucht dienen te bevatten. Daar het tegenwoordige hoofd der school no. 4 niet de be voegdheid bezit om onderrigt in de Fransche taal te geven zal ten zijnen aanzien eene overgangsbepaling moeten worden vastgesteld VERORDENING tot heffing van schoolgelden. Ten aanzien van het bedrag en de wijze van betaling der schoolgelden (artt. 1 2 en 3)meenen wij ons te kunnen ge dragen aan hetgeen onder V11 Schoolgeldheffing is in 't midden gebragt. Over sommige andere bepalingen nog het volgende. Artt. 1 en 2. Daar in ons stelsel de avondscholen worden afgeschaft en het onderwijs op alle herhalingscholen kosteloos zal zijnmoeten de voorschriften omtrent het schoolgeld op de avondscholen en op de herhalingschool aan de school der 2e klasse a (voor welke er bovendien niet eene speciale herha lingschool zal zijn) worden weggelaten. Het is hier voorts de plaats voor eene bepaling, ten aanzien van de toelating van kinderen op de scholen der le klasse en der 2e klasse ahetzij kosteloos, hetzij slechts voor een ge Mh .1 M- ir^ra^SFB ÜWfWWfc Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 18S1. 17 deelte der schoolgelden, waarop wij onder VIII Schodlgeldiieffino wezen. Door voor het laatstbedoelde geval de helft van het schoolgeld te bepalengelooven wij dat allezins aan de bedoeling van art. 46alinea 4 der wet zal zijn voldaan. Wordt dat bedrag door de ouders nog te hoog bevonden dan kunnen zij de kostelooze toelating vragen. Artt. 4 en 5. Deze twee artikelen schijnen ons toe in één artikel te kunnen worden zamengevoegd. Met het oog op den door ons voorgesfelden veranderden betalingstermijn voor de scholen der 2e klasse is wijziging van het slot van art. 5 noodig. VERORDENING op do invordering der schoolgelden. Art. 1. Dit artikel achten wij geheel overbodig. Het spreekt van zelf, dat de verordening betrekking heeft op de scholen der le en 2e klasse, daar het onderwijs op de scho len der 3e klasse kosteloos is. Artt. 2, 5 en 6. In verband met de de door ons verlangde tijdstippen voor de betaling der schoolgeldendienen deze artikelen hier en daar te worden veranderd. Ten aanzien van het laatste lid van art. 6 verwijzen wij naar het opgemerkte onder IX Invobdering der schoolgelden. Art. 3. Het laatste geldt mede van dit artikel. 1). VERORDENING, regelende de bezoldiging van het onderwijzend personeel. Omtrent het hoofdpunt kunnen wij verwijzen naar X Bezoldiging van het onderwijzend personeel Artt. 15. Het komt ons verkieslijk voor, niet iedere school of soort van scholen afzonderlijk te behandelen, maar allen in één artikel zamen te vatten en daarbij vast te stellen eerst de bezoldiging van de onderwijzers, hoofden der scho len, daarna die van de verdere onderwijzers. De bepalingen in artt. 35 omtrent de onderwijzeressen in de vrouwelijke handwerken zijn niet gelijkluidend voorge steld. Reden daarvoor wordt niet gegeven. Onzes inziens echter kan de bijvoeging omtrent de vrouwe lijke handwerken geheel vervallen. Dit leervak moet thans, wordt het gevorderd, even als de andere vakken van art. 2, letters aedoor de onderwijzeressen worden onderwezen. Van medehelpsters voor vrouwelijke handwerken kan geen sprake meer zijn. Zijdie tot dusver onder dien naam aan de scholen waren verbondenmoeten thans eene aanstelling ont vangen als onderwijzeresuitsluitend belast met liet onder wijs in de nuttige of fraaije handwerken voor meisjes," ge lijk in art. 2 bij de school no. 3 is vermeld. Ten aanzien van hare bezoldiging geldt dan evenzeer het bepaalde bij het 3e lid van art. 26 der wet. De bepaling, dat de onderwijzers, aan het hoofd der scho len geplaatst, boven hunne jaarwedde vrije woning of anders vergoeding voor huishuur ontvangen, moet vervallen. Deze zaak volgt reeds uit de wet (art. 26, 4e en 5e lid). De bepaling van het bedrag der vergoediug behoort boven dien niet meer aan den raad, maar is thans aan gedeputeerde staten opgedragen. Art. 6. Even als bij de bestaande verordening wordt het hoofd der school no. 2 uitgesloten van de aanspraak op ver hooging na 12- en 25-jnrigen diensttijd. Met liet oog op de niet onbelangrijk hoogere jaarwedde dan de bij de verorde ning bepaalde, die liet tegenwoordige hoofd genietkunnen wij, wat hem persoonlijk betreft, met de uitsluiting vrede hebben. Zijne opvolgers dienen echter naar 'tons voorkomt, van de gunstige bepaling genot te hebben. Bij eene over gangsbepaling kan ten zijnen aanzien eene uitzondering worden gemaakt. Tengevolge van de door ons gemaakte aan- en opmerkin gen zullen in de outwerp-verordeningen belangrijke verande ringen moeten worden gebragt. Ook wegens de redactie van verscheidene artikelen wordt dit gevorderd. liet zou te ver leiden, al de, ook door de sectiën, gewenschte verbeteringen in dit opzigt te vermelden. Wij hebben er de voorkeur aan gegevengeheel nieuwe ontwerpen op te maken. Ze wor den hierbij overgelegd. De vergelijking daarvan met de aangeboden ontwerpen zal de veranderingen van zelf in 'toog doen vallen. Inzonderheid ook vestigen wij de aan dacht op sommige uit de verordening voor de school no. 3, mutatis mutandis, overgenomen bepalingen in de verordenin gen letters A en E. De rangorde zal, onzes inziens, deze moeten zijn, dat de verordeningen omtrent de heffing van schoolgeld en op de invordering daarvan volgen op de verordening tot regeling van de jaarwedden der onderwijzers. De uit de verordening tot regeling van het onderwijs weggelaten artikelen zijn, met de noodige wijzigingen en aanvullingen, in eene afzon derlijke verordening opgenomen. A. rden De raad der gemeente Leeuwa Overwegende dat ertengevolge van de invoering der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad no. 127), noodzakelijkheid bestaatover te gaan tot eene nieuwe regeling van het open baar lager onderwijs in de gemeente Gezien artt. 16, 17 en 18 dier wet: Besluit Vast te stellen navolgende VERORDENING tot regeling van het open baar lager onderwijs in de gemeente. Art. 1. Van wege de gemeente wordt openbaar lager on derwijs gegeven in scholendienaar den omvang van het onderwijs en de heffing van schoolgelden, in drie klassen worden verdeeld. Art, 2. Het getal scholen is ten minste van de eerste klasse twee van de tweede a. ern rijf; aderde vier. De scholen worden genummerd voor iedere klasse, te be ginnen met no. 1. Art. 3. Van de scholen der eerste klasse is één uitsluitend voor jongens, één uitsluitend voor meisjes bestemd. Al de overige scholen zijn bestemd voor jongens en meisjes te zamen. Art, 4. De scholéli der eerste klasse zijn bestemd tot voor bereiding voor hooger of voor middelbaar onderwijs, die der tweede en deï derde klasse voor eind-onderwijs. Art. 5. Het onderwijs wordt gegeven op de jongensschool der eerste klasse in de vakken a i, 1, q en s; meisjesschool der eerste klasse in de vukkenak,!,qens; school der 2e klasse a in dc vakken a—k, 1opqs cn t

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1881 | | pagina 9