Bijlage no. 22. 114 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1882. Wjj geloóvendatindien het Provinciaal Blad no. 134 van 1881in plaats van 10 December van dat jaar, eenige dagen vroeger had kunnen worden afgekondigd, burgemeester en wet houders niet tot hun in de raadsvergadering van den 8sten dier maand aangeboden voorstel zouden zijn gekomen. De bestemming toch' van de beide wegen werd door hen niet ontkend. Door het beroep van het gemeentebestuur van Oostdongeradeel op merkzaam gemaakt op de laatste alinea van art. 1 van het reglement, meenden zij, dat op grond daarvan de genoemde geoctroij eerde trek wegen niet op den staat behoorden voor te komen. Na de bovenvermelde wijziging van het reglement en het daarop gevolgd koninklijk besluit in zake Oostdongera deel vertrouwen wijdat burgemeester en wethouders met ons zullen inzien, dat de grond voor hun voorstel thans in elk geval is vervallen. IX. Op het voorbeeld van burgemeester en wethouders ge waagden wij steeds van „een staat." Er zijn echter aan den raad voorgelegd twee staten. De eene is de vroeger, bij raads besluit van 24 April 1879, vastgestelde, hier en daar verbe terd en verder aangevuld met onderscheidene werken, die, voor de volgordemeer eigenaardig hier plaats dienden te erlangen. De tweede staat, door burgemeester en wethouders genoemd „aanvullingstaat", is geheel nieuw. Te zamen evenwel vormen zij één geheel. Wat de werken betreft, door den raad reeds vroeger behan deld en afgedaanhebben wij gemeenddie bij ons onderzoek te kunnen voorbijgaanvoor zoover ze althans aan gedeputeerde staten geen aanleiding tot op- of aanmerkingen gaven. Den tweeden of aanvullingstaat nogtans hebben wij in zijn geheel nagegaan. Evenzoo hebben wijin overeenstemming met het sub IV opgemerkte, zoowel de ongezegelde en de niet tijdig ingekomene, als de gezegelde bezwaarschriften tot ons genomen. Het onderzoek heeft ons doen zien, dat burgemeester en wethouders op de beide staten thans alle werken hebben ver meld, in de nota van gedeputeerde staten bedoeld. Bij het onderzoek der bezwaarschriften is ons van zeer veel dienst geweest het prae-advies van burg. en weth.wat n.l. be treft de op zegel geschreven bezwaarschriften. Omtrent de overige bezwaarschriften hebben burgemeester en wethouders zichgelijk den raad bekend isop grond van art. 8 der wet op.het regt van zegel, of omdat zij te laat waren ingediend van het uitbrengen van advies onthouden. In overeenstemming met het gevoelen van burgemeester en wethouders zijn wij uitgegaan van het beginsel, dat wer ken dieop het voetspoor van het provinciaal reglement, als waterstaatswerken zouden zijn aan te merken en aan bijzondere personen in eigendom toebehoorendoch waarvan het gebruik door andereu enkel op regten van erfdienstbaarheid steunt niet op den staat behooren voor te komen, omdat juist het bestaan van zoodanige regten de bestemming ten gemeenen dienste van allen uitsluit. Evenmin zullenonzes inziens op den staat moeten wor den gebragt die werken, wier bestemming slechts ten dienste van eene beperkt getal personen of erven strekt of die niet dienen tot verbinding van ten gemeenen dienste van allen onbetwist bestemde werkenof die door bijzondere personen op eigen gezag voor het publiek kunnen worden afgesloten, of eindelijk die gemaakt zijn niet in het algemèen belang, maar in dat van den eigenaar zooals meer in het bijzonder met walbeschoeijingen het geval is. Ten gevolge van een en ander zullen onderscheidene wer ken van den staat behooren te worden afgebragt. Ze zijn allen vermeld in het afzonderlijk advies, dat wij bij dit verslag overleggen. X. Onder- no. II hebben wij doen uitkomen dat in den standwaarin de zaak door het raadsbesluit van 24 April 1879 was gebragtvan het indienen van bezwaarschriften bij den raad geen sprake meer kon zijn en dat mitsdien de raad op de nader ingekonen bezwaarschriften ook geenszins eene beslissing kon nemen. Intusschen hebben onderscheidene belanghebbenden, gebruik makende van de hun door burgemeester en wethouders ge geven gelegenheidop nieuw bezwaarschriften bij den raad ingediend. Al mogen zij nu eene beslissing van den raad verwachtendit brengt voor dezen geenszins verandering in de zaak. De parlementaire beleefdheid vordert nogtansdat aan deze reclamanten eenig antwoord worde gegeven. Den vorm daar voor zullen wij in onze conclusie opnemen Voor zoover burgemeester en wethouders mogen deelen in het door den raad op ons advies uit te spreken gevoelen ten aanzien van die werkenwelke niet op den staat behooren voor te komenzullen zij daarover natuurlijk ook zwijgen in het door hen aan gedeputeerde staten te geven antwoord. De eigenaren dier werken zullen met hunne bezwaarschriften dan toch hun doel hebben bereikt. Wat de overige recla manten aangaatdeze zullenindien gedeputeerde staten de werkenwaarop hunne bezwaarschriften betrekking hebben overeenkomstig ons advies op den staat brengen wel is waar verstoken zijn van het hun auders bij het 5e lid van art. 3 van het provinciaal reglement gegeven middel van reclame bij dat collegiedoch hun blijft nog altijd overzich krachtens het vóórlaatste lid van genoemd artikeltot den Koning te wenden Wij hebben thans de eermet eenparige stemmen u voor te stellen: 1. Aan burgemeester en wethouders te kennen te geven dat uwe vergadering a. op de sub II aangevoerde gronden zich onbevoegd acht, zoowel om den staat op nieuw vast te stellenals om op de ingediende bezwaarschriften eene beslissing te nemen; b. overtuigd van de gegrondheid van de op- en aanmer kingen van gedeputeerde statenvan oordeel isdat aan dezen de bij raadsbesluit van 24 April 1879 vastgestelde staat behoort te worden teruggezondenonder bijvoeging van de noodige inlichtingen in zoodanigen vormals burgemeester en wethouders zullen dienstig achten c. ten aanzien van de ingediende bezwaarschriften verwijst naar het bij dit verslag gevoegd advies. 2. Aan de reclamantenieder in het bijzonderte berig- tendatna de vaststelling van den staat van waterstaats werken bij raadsbesluit van 24 April 1879, voor hen het middel van reclame bij den raad niet meer bestond doch bij de nadere behandeling der zaak op hunne bezwaren is gelet. Aldus gerapporteerd in de raadsvergadering van den 9 No vember 1882. A. DUPARCRapporteur. Mr. J. L. van SLOTERDIJCK. Mr. J. DIRKS. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1882. 115 ANTWOORD van de commissie voor de gemeentelijke gasfabriek op de mededeeling van het besluit van burgemeester en wet houders tot intrekking van het 23 Maart 1882 aangeboden voorstel tot wijziging der ver ordening, regelende den werkkring dier com missie (Bijlage no. 17). No. 158. Leeuwarden, 10 October 1882. Na verloop van bijna drie maanden in de raadsvergadering van 28 September j.l.zijn burgemeester en wethouders terug gekomen op het voorgevallene in de raadsvergadering van 13 •Julii j 1 1 betreffende hun voorstel tot wijziging der veror dening regelende den werkkring van de commissie voor de gemeentelijke gasfabriek. Naar aanleiding van de aanneming door den raad van een ingrijpend amendement op art. 2 hebben burgemeester en wethouders gemeendthans het geheele voorstel te moeten intrekken bij eene mededeelingdie den leden van den raad in den avond van 6 October j.l. werd toegezonden (Bijlage no. 17 van het verslag der handelingen van den gemeenteraad). Wij betreuren dit besluitomdat dientengevolge het aan brengen van eenige door ons wenschelijk geoordeelde ver beteringen in de bedoelde verordening, althans vooreerst, zullen achterwege blijven. Niet echter hierom komen wij op onze beurt tot den raad Het geschiedt om 't geen burgemeester en wethouders aan de mededeeling van hun besluit laten voorafgaan. Wij mogen het antwoord hierop niet schuldig blijven, nu aan onze commissie niets minder wordt ten laste gelegddan dat de voorstelling der feiten harerzijds, in de raadsvergadering van 13 Julij j.l. in haar geheel onwaar is te noemen. IVooraf moeten wij opkomen tegen de wijzewaarop burgemeester en wethouders hebben kunnen goedvinden, zich te voorzien van gronden voor hunne beschuldiging. Gebruik makende van de geheel bijzondere omstandigheid dat een der klerken ter secretarie, niet echter als zóódanig maar tegen belooning door onze commissiehet schrijfwerk voor haar verrigt en hare notulen en missiveboeken ten gemeente huize bewaart, hebben burgemeester en wethouders die notulen boeken tot zich genomen zonder ons medeweten of voor kennisen, gelijk den raad zal zijn gebleken, wat in onze vergaderingen is voorgevallen publiek gemaakt. Het is waar, in de raadsvergadering van 13 Julij j.l. werd door een onzer leden gezegd „Ten allen tijde liggen de boeken der commissie voor de „leden van het dagelijksch bestuur openen later: „De com missie maakt van hare zaken zoo weinig een geheimdat zij haar boeken heeft gedeponeerd ten stadhuize en het een secre tarie-ambtenaar is, die ze aanhoudt Wij ontkennen echter, dat burgemeester en wethouders uit deze gezegden het regt konden putten om geheel achter ons omvan die boeken kennis te nemenveel meer nog om de handelingen eener commissie gelijk de onze uit haren *aard geenszins bestemd om openbaar te worden gemaakt dan met haar goedvindentot publiek domein te maken II. Is echter, zooals burgemeester en wethouders beweren, de toedragt der zaak zoo geheel anders dan in de raadsver gadering van 13 Julij werd blootgelegd Artikel 28 van de instructie voor den directeur der gemeente lijke gasfabriek hiidt: „Bij ziekte of ontstentenis van den directeur worden door „burgemeester en wethouders tijdelijk de noodige maatregelen „genomen, om de werkzaamheden geregeld te doen voortgaan." De vroegere directeur der gasfabriekde heer Pama de Kempenaer, overleed den 7 Augustus 1881 des avonds ten. 7Vi ure. Ingevolge het stellige voorschrift der verordening hadden burgemeester en wethouders dus wel terstond den volgenden dag tijdelijke maatregelen ter voorziening behooren te nemen. Het geschiedde echter niet. De voorzitter onzer commissie vond intusschen, ofschoon zich twee van hare leden op reis bevonden, In de ontstentenis van den directeur der zoo hoogst belangrijke, meer bijzonder aan hare zorg toevertrouwde inrigting alle aanleiding, om de beide andere leden tot eene vergadering op den volgenden avond ten 8 ure op te roepen. In die vergadering was de thans overleden boekhouder der gasfabriek mede tegenwoordig, een man, steeds niet alleen op het kantoor geheel op zijne plaats, maar die door eene erva ring van meer dan 25 jaren ook bijzonder op de hoogte was van hetgeen de gasfabricage betreft. Spoedig handelen was eene dringende noodzakelijkheid. De zaken der gasfabriek moesten haar gang blij ven gaan. 't Kon echter onmogelijk geschieden zondef dat er een hoofd was. Ware onze commissie niet ten spoedigste tot handelen over gegaan met het volste regt had men er haar eene ernstige grief van kunnen maken. Het lag, dunkt ons, in den aard der zaak, dat wij den boekhouder magtigden om tijdelijk tot nadere opzeggingde werkzaamheden als directeur op zic^ te nemen. Dat onze commissie wel degelijk begreep, dat de zaak niet buiten burgemeester en wethouders kon omgaankan voldoende" blijken uit het verzoek aan haren voorzitter, om van een en ander aan burgemeester en wethouders mededeeling te doen. Wie niet aan de letter hangt, zal wel begrijpen, dat met deze mededeeling niets anders werd ledoeld dan om burge meester en wethouders te doen weten, dat, in afwachting van hetgeen zij, ongetwijfeld in overleg met onze commissielater zouden bepalen, voorshands voor den geregelden gang van zaken werd gezorgd. Die mededeeling geschiedde den 10 Augustus, de eerste ver gadering van burgemeester en wethouders, volgende op die onz^r commissie, zooals ook in hun schrijven aan den raad wordt berigt. Ofschoon inmiddels reeds drie dagen waren verloopen sedert het overlijden van den directeur, was door burgemeester en wethouders nog niets verrigt geworden ter uitvoering van art. 28 der instructie voor dien ambtenaar. Wel is waar werd in de vergadering van burgemeester en wethouders door onzen voorzitter van den door ons genomen tijdelijken maatregel in eenigzins andere bewoordingen mede deeling gedaan dan door ons was bedoeld. Het maakte echter, onzes inziens van het standpunt van burgemeester en wet- houders geen of althans zeer weinig verschil„of onze com missie zelve de teugels van het bewind had t.er hand genomen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1882 | | pagina 57