Hijlage no. 27.
118
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1883.
vermelding van al hetgeen waarbij het gemeentebestuur ge
acht kan worden belang te hebben.
Art. 33. Jaarlijksvóór 15 Februarij levert het collegie
brandmeesters aan burgemeester en wethouders een algemeen
verslag in van den toestand der brandbluschmiddelender
reddingstoestellen en van het daarbij behoorend personeel
zoomede van de in het afgeloopen jaar plaats gehad hebbende
brandende waarschijnlijke schaden daardoor veroorzaakt en
hetgeen verder ter zake van de brandweer in het algemeen
dienstig kan zijn.
Het ontwerp daarvan wordt door den opperbrandmeester
opgemaakt en tijdig aan het collegie ter behandeling en vast
stelling aangeboden.
4. Bepalingen betrekkelijk het geldelijk beheer enz
Art. 34. Het collegie brandmeesters zendt jaarlijks vóór
of op den 15 Augustus aan burgemeester en wethouders eene
begrooting van ontvangsten en uitgaven voor het volgend
jaaringerigt naar de deswege door dezen te geven voor
schriften.
Wanneer de begrooting niet vóór den aanvang van het
jaarwaarvoor zij moet dienenis goedgekeurdis het col-
legie gemagtigdtot op de helft der aangevraagde sommen
de voorgedragen uitgaven te doenmet uitzondering van de
postenwaartegen door burgemeester en wethouders beden
kingen gemaakt en aan het collegie medegedeeld zijn.
Art. 35. Op de begrooting kan door brandmeesters, tot
hoeding van kleine onkosten en noodzakelijke verteringen
eene som worden gesteld in verhouding van 20.voor
elk lid van hun collegiebenevens 200.voor den opper
brandmeester voor zijne bijzondere bemoeijingen 100.
voor den rentmeester en 100.voor den secretaristot
vergoeding van tijdverliesuit de waarneming hunner betrek
kingen voortvloeijendewelke sommen zonder verdere justi
ficatie in de rekening en verantwoording in het volgend artikel
bedoeldin uitgaaf zullen kunnen worden gesteld.
Art. 36. Het collegie brandmeesters biedt jaarlijksvóór
of op ultimo Maart de rekening en verantwoording van zijn
gehouden beheer over het afgeloopen dienstjaaraan burge
meester en wethouders ter goedkeuring aan.
De rekening is ingerigt in overeenstemming met de begroo-
tlDg.
Art. 37. Buiten de begrooting mag geene uitgaaf ge
schieden nog af- en overschrijving plaats hebbendan met
voorafgaande magtiging van burgemeester en wethouders.
Indien het eindcijfer der begrooting moet worden over
schreden doet het collegie deswege de noodige voorstellen
aan burgemeester en wethouders.
Art. 38. Het collegie brandmeesters zorgtdat een naauw-
keurige staat opgemaakt en bijgehouden worde van het ma
terieel, bij de brandweer behoorende.
Deze staat en de jaarlijks daarin gebragte veranderingen
worden aan het gemeentebestuur medegedeeld.
HOOFDSTUK IV.
Belooningen en vergoedingen
Art. 39. Die het eerst den opperbrandmeester kennis geeft
van een ontstanen brandontvangtdesverkiezendeeene
belooning van twee gulden en die het eerst de brandwacht
aanzegt één gulden.
Art. 40. Met uitsluiting van directeurenadjunct-direc
teuren, pijphouders en adjunct-pijphouders, zal aan elk der
tien eerste personenvoor het vervoeren eener spuit naar den
brandvijftien cent worden gegeven alsmede aan de dragers
der lichttoestellen.
Art. 41. Aan het personeel wordt wegens diensten enter
vergoeding van tijdverzuim eene jaarlijksche toelage verstrekt
als volgt
I. Bij eene spuitbestaande uit zuig- en perspomp ieder
met twee cylinders
a. de directeuren iederƒ15.
b. de adjunct directeuren ieder 13.50
c. de pijphouders12.
d. de adjunct-pijphouders6.
e. de korporaals6.
II. Bij eene spuitbestaande uit zuig- en perspomp met
twee cylinders
a. de directeuren ieder15.
b. de adjunct-directeuren ieder 13.50
c. de pijphouders12.
d. de adjunct-pijphouders6.
e. den korporaal5.
III. Bij eene spuitbestaande uit zuig- en perspomp
ieder met een cylinder
o. den directeur9.
b. den adjunct-directeur,8.
c. den pijphouder9.
d. den adjunct-pijphouder8.
e. den korporaal4.
IV. a. den opziener der bergers 15.
b. den adjunct-opziener13.50
c. de redders ieder10.
Y. a. den opziener der redders 15.
b. den adjunct-opziener der redders 13.50
c. de redders ieder10.
YI. den bode„35.
De adjunct-bode geniet geene vaste jaarlijksche toelage.
De loonen door voornoemd personeel verder te genieten
en die van het overige personeelworden bij de instructie
bij art. 21 bedoeld, geregeld.
Art. 42. Aan personenhetzij al of niet tot de brand
weer behoorendedie door hulpbetoon bij brand hebben uit
gemunt zalhet collegie brandmeesters gehoord zijnde, eene
openbare eervclle vermelding of eene belooning door burge
meester en wethouders kunnen worden toegekend.
Art. 43. Wauneer iemandingevolge zijne betrekking bij
de brandweer of niet tot deze behoorende ingevolge daartoe,
naar aanleiding van art. 45 der verordening van policie ter
voorkoming en blussching van brandbepaald verstrekten
last van den burgemeesterpogingen doet tot blussching van
den brand en daarbij gekwetst wordtzal hij van wege de
gemeente kosteloos verpleging genietendesverkiezende in
zijne woningen tot aan zijne herstelling wekelijks voor ver
lies van kostwinning eene billijke vergoeding ontvangen.
Burgemeester en wethouders regelen het bedrag dier ver
goeding. Wanneer evenwel langer dan drie maanden met de
toekenning moet worden voortgegaanzal het bedrag dier
vergoeding en de duur daarvan door den raad worden bepaald.
Art. 44. Wanneer iemand van het personeel der brandweer
of niet tot deze behoorendemaar op daartoeingevolge
art. 45 der verordering van policie ter voorkoming en blussching
van branddoor den burgemeester verstrekten last hande
lende tengevolge het vervullen van zijne diensteen zoo
M.
Bijlage tot het versiag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1883.
119
danig ongeluk mogt overkomen waardoor hij geheel onge
schikt wordtzijn gewoon bedrijf of zijne gewone bezigheden
waar te nemenzal aan hem een jaar- of weekgeld van wege
de gemeente worden verstrektdoor den raad naar gelang
van omstandigheden, vast te stellen
Wanneer zoodanig iemand, bij het vervullen van zijne
dienst of tengevolge daarvan zijn leven mogt verliezen, eene
weduwe of minderjarige kinderen nalatendezal aan dezen
een jaar- of weekgelddoor den raad vast te stellenworden
toegekend.
De weduwe van eenen brandmeester, wien bij het vervul
len zijner dienst een zoodanig ongeluk mogt overkomen ten
gevolge waarvan hij zijn leven verliest, heeft voor zoolang
zij niet hertrouwt, aanspraak op een jaargeld van minstens
ƒ500.voor zich.
De raad beslist of en tot welk bedrag, bovendien een jaar-
of weekgeld aan de minderjarige kinderen zal worden toe
gekend.
Wanneer in zoodanig geval geene weduwemaar alleen
minderjarige kinderen van eenen brandmeester achterblijven
hebben deze tot aan hunne meerderjarigheid aanspraak op
een jaargeld tot een bedrag van minstens ƒ300 voor één
kind en voor elk kind daarboven 100.
SLOTBEPALING.
Met het in werking treden dezer verordening vervalt die,
vastgesteld bij raadsbesluiten van 24 Januarij en 25 Julij 1861,
gewijzigd bij besluiten van 14 Junij 1866 11 Februarij 1869,
28 December 1871, 28 December 1872, 11 Junij 1874, 24
September 187422 Julij 1875 en 27 September 1877.
Deze verordening treedt in werking
VERSLAG vau het door de commissie tot
het ontwerpen van verordeningen, tegen wier
overtreding straf is bedreigd ingevolge art.
177 der gemeentewet ingesteld onderzoek.
De commissie tot het ontwerpen van verordeningentegen
wier overtreding straf is bedreigd isop uitnoodiging van
den burgemeesterweder overgegaan tot het instellen van
het bij art. 177 der gemeentewet voorgeschreven onderzoek,
aan welke van die verordeningen voortdurende kracht is toe
te kennen.
Reeds dadelijk is haar geblekendat onderscheidene der
bedoelde verordeningen zullen moeten worden gewijzigd, niet
alleenomdat zij bepalingen bevattenin wier onderwerp
sedert hare vaststellingdoor verscheidene wetten is voor
zien maar ook dewijl meer dan één bepaling verduidelijking
vordertzal er een voldoende zekerheid bestaan dat vervol
gingen wegens hare overtreding tot eene regterlijke veroor
deeling zullen leiden.
Daar het hier een werk betreft, dat sinds eenige jaren
niet is verrigtis de taak van uwe commissie van 'geen ge
ringen omvang geworden, en ongetwijfeld zullen, nadat die
taak zal zijn volbragt, daaruit ook voor uwe vergadering niet
onbelangrijke bemoeijingen voortvloeijtn.
Met het oog op een en ander heeft uwe commissie gemeend,
den onder handen genomen arbeid geleidelijk te moeten af-
j doen, zooveel mogelijk naar de volgorde, waarin de verordenin
gen voorkomen in de laatst vastgestelde verordening tol gel
digverklaring van de bestaande strafverordeningen {Gert'"en
teblad no. 4 van 1883), en dus ook uwe vergadering op
dezelfde wijze de noodige voorstellen te moeten aanbieden.
De eerste dier verordeningen is die, regelende de policie
over de schouwburgenherbergen tapperijen en alle oor
het publiek openstaande gebouwen en zameukomsten oj en-
bare vermakelijkhedenloterijen enz.
Bij de behandeling dezer verordening werd uwer comm'ssie
voorgelegd een aan den laatst afgetreden burgemeester g« rigt
schrijven van den commissaris van policie van 12 Junij 1882,
waarbij wordt gewezen op de wenschelijkheid om
1. te verbieden het maken van muziek in de koffijhuizen enz.
2 het sluitingsuur voor de koffijhuizen herbergen en tap
perijen onverschillig welke, thans 'savonds elf uur, te be
palen op middernachtmaar dan ook de thans aan vr-len
verleende vergunningom tot een uurzelfs tot twee uur
's nachts hunne localen voor het publiek open te hou.1 en
in te trekken en zoodanige vergunning voortaan alléén te vt!ee-
nen voor den duur der kermis, van het Sint Nicolaasfeest de
harddraverij van Koningswege en dergelijke feestelijkheden.
Wat het eerste punt betreft, meent uwe commissie <r de
aandacht op te moeten vestigen, dat, ingevolge de ver. ;de-
ning, voor het houden van eigenlijke muziekpartijen de vergun
ning van den burgemeester noodig is. De commissaris var.
policie heeft echter het oog op die koffij huizenwaar i r. de
gelagkamers piano's zijn geplaatstzoo het heetvoor de
huisgenootenmaar inderdaad alléén om bezoekers te lokken,
daar de houders dier koffijhuizen de piano's geregeld's avonds
laten bespelen, dikwijls zelfs ook over dag. Daarbij voegt
zich dan meermalen de een of anderdie bf de harmonica,
of de viool bespeeltwaardoor ervolgens den genoemden
ambtenaar geregeld eiken avond eene soort muziekuitvoering
wordt gehouden waar tegenover hij met de verordening in
de handmagteloos staat.
Uwe commissie zou geenszins willen bewerendat de tooneu
der muziekwaarop de commissaris van policie doeltniet
ligt dezen en genen tot binnentreden zouden lokkenen dat
hieruit niet voor sommigen wel eens gevolgen zouden kunnen
voortvloeijendie waren zij niet binnengekomen zouden zijn
achtergebleven. Toch heeft uwe commissie geoordeeld, het
door den commissaris van policie verlangde verbod niet iu do
verordening te moeten opnemen, omdat dit, haars inzieLS, te
ver zou gaan. Op denzelfden grond zon dan ook moeten
worden verboden de koffijhuizen op andere wijze voor het
publiek uitlokkend te maken, als b.v. door fraaije verlich
ting versiering enz. Het zal echter wel geen betoog ver-
eischendat op deze wijze de vrijheid der ingezetenen meer
zou worden beperkt dan tot handhaving der openbare ze
delijkheid noodig schijnten dat derhalve het vaststel
len van bedoelde verbodsbepaling zou kunnen worden
geacht te zijn het te buiten gaan der bevoegdheidbij art.
135 der gemeentewet en ook bij het slot van art. 2 der
drankwet aan den gemeenteraad toegekend.
In elk geval heeft de burgemeester de bevoegdheid het
muziekmaken te doen ophouden 's avonds elf uur, het bij de
verordening bepaalde sluitingsuur voor de koffijhuizen enz.
Ook de tweede door den commissaris van policie gewenschte
bepaling meende uwe commissie niet te moeten overnemen.'
In het algemeen zou zij ongaarne in bescherming willen