i'! BIJLAGE no. 16. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. VERSLAG van de Commissie van rapporteurs uit de sectiën van den gemeenteraad om trent het onderzoek der gemeente be grooting voor 1887. Het sectie onderzoek werd bijgewoond door 17 leden. Algemcene beschouwingen over liet geheele zamenstel der begrooting werden in de 1ste sectie niet gehouden, maar de bespreking daaromtrent bepaalde zich tot het brengen van een woord van hulde aan burgemeester en wethouders, wegens den geest van bezuiniging, die, blijkens de bij de begrooting over gelegde bijlagen, bij het collegie heeft voorgezeten, tijdens het opmaken van de verschillende onderdeden der uitgaven. In de 2de sectie werd gewezen op het feit, dat door burge meester en wethouders onder de gewone uitgaven was opge nomen alles wat, strikt genomen, onder gewoon onderhoud dient te worden gerangschikt. Daarbij werd herinnerd aan de omstandigheid, dat in vorige jaren meermalen op zoodanige rangschikking was gewezen bij de behandeling van Afdeeling VII Hoofdstuk III der uitgaven. Men was van meening dat daardoor in de nu ingediende begrooting eene betere verhou ding was waar te nemen tusschen de gewone uitgaven en ont vangsten, zij 't dan ook, dat door die meer zuivere verhou ding de gewone ontvangsten moesten worden verhoogd. Even als ten vorigen jare werd de wenschelijkheid besproken om in den finantiëelen toestand verbetering aan te brengen en werd o. a. de vraag gesteld, of eene conversie der 4°/0 schuld in eene 31/2°/0 rijp was ter uitvoering. Een bepaald voorstel in dien geest werd niet gedaan. Yerder werd gewezen op het finantiëel bezwaar, dat het gevolg is van het bezoeken der verschillende gemeentescholen door leerlingen uit naburige ge meenten. Men was van oordeel, dat de gemeente met die liberaliteit op den duur niet zal kunnen voortgaan, als niet overeen te brengen met de beschikbare ruimte in de school- localen en met het zooveel mogelijk te vermijden oprigten van paralelklassen, waardoor meer onderwijzend personeel en alzoo nog meerdere uitgaven voor het onderwijs zouden moeten wor den beschikbaar gesteld. In 1de 3de sectie werd gewezen op de dringende noodzake lijkheid tot versterking der ontvangsten. Men vermeende dat verhooging van schoolgelden op verschillende gemeentescholen voor dat doel in de eerste plaats in aanmerking zoude moe ten komen. Een bepaald voorstel daaromtrent werd niet gedaan, mis schien wel ten gevolge van de verklaring in de sectie door den voorzitter afgelegd, dat de bedoelde zaak reeds een onder werp van bespreking heeft uitgemaakt. Door een der leden werd gewezen op de omstandigheid, dat het restant batig slot van de rekening over 1885, ad ƒ15697.92 onder de gewone uitgaven is versmolten, zoodat er tegenover die buitengewone ontvang, gcene buitengewone uitgaaf, b.v. aflossing van schuld is voorgedragen. Dit feit werd in de sectie niet weersproken, maar gebiedend noodzakelijk genoemd, wilde men zonder nog meerdere verhoogingen der lasten de begrooting doen sluiten. Zooals gewoonlijk werden ook dit jaar in de sectiën eerst de uitgaven en daarna de inkomsten behandeld. Alvorens echter over te gaan tot het doen van voorstellen aangaande verscliillende artikelen der begrooting, deelen rap porteurs mede dat bij hen is ontvangen eene missive van burgemeester en wethouders van 25 October j.l. van navolgen den inhoud ilijne lleeren t Meermalen is door ons de wenschelijkheid besproken om zoo mogelijk eenige vereenvoudiging te brengen in de admi nistratie der gemeente, zoover die betreft de verantwoording van de daggelden van de werklieden der stads-fabricage. Was men van meening dat vroeger daartegen bedenkingen kouden worden in het midden gebragt, thans zijn die opge heven daar het onderhoud van de gemeentegebouwen, straten, pleinen, pompen, meubelen, gereedschappen enz. enz. meeren- deels sedert een drietal jaren publiek wordt aanbesteed. De daggeldeu van de werklieden die noodig zijn voor de werkendie wegens haren aard en daaraan verbonden risico niet gevoeglijk in de aanbesteding kunnen worden begrepen en derhalve noodzakelijk in eigen beheer dienen te worden uitgevoerd, zouden, naar onze meening zonder bezwaar, uit één bcgrootingspost op daarvan maandelijks op te maken borde rellen kunnen worden bestreden. Slechts ééno bedenking zou daartegen kunnen worden aan gevoerd, namelijk deze, dat bij invoering van de beoogde wij ziging later niet kan blijken het werkelijk bedrag, dai, wegens de verschillende onderhoudswerken is uitgegeven. Hiertegen wordt opgemerkt dat door de voorgestane wijze van verevening der bedoelde arbeidsloonen geone verandering wordt gebragt in de boekhouding van den Directeur der gemeente ie erken zoodat daaruit evenals vroeger de geheele uitgaaf op eiken begroot ingspostzoover daarover door zijne tusschenkomst wordt beschikt zoowel wegens gedane levering als betaalde werkloonen zal kunnen worden aangetoond. Het moge eenige bevreemding wekken, dat deze aangelegen heid niet bij het sectie-onderzoek der gemeente-begrooting ter sprake is gebragt, maar daaromtrent deelen wij mede, dat het voorbereidend onderzoek destijds nog niet zoo ver gevorderd was, dat daaromtrent een bepaald voorstel kon worden gedaan. Wij achten het echter van belang dat het geopperd denk beeld bij de vaststelling der gemeente-begrooting voor 1887 alsnog in behandeling worde gebragt. Ten einde nu eene berekening te maken tot welk bedrag een post als door ons wordt bedoeld op de begrooting behoort te worden uitgetrokkenis het niet ondienstig voorgekomen voorat een overzigt te geven van de werken waarvan het on derhoud tot nu toe niet is aanbesteed, met vermelding tevens van de som die daarvoor wegens arbeidslooneu onder het op de begroeting voor 1886 geraamde bedrag, volgens opgave van den Directeur der gemeentewerken is begrepen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1886 | | pagina 49