BIJLAGE no. 3. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. HOOFDSTUK III. van de magazijnen en de boekhouding Artikel 35. De magazijnen zijn verdeeld in de volgende afdeelingen A. voor goud, zilver, juweelen en andere kostbaarheden. B. voor spiegels, schilderijen en soortgelijke voorwerpen. O. voor wollen goederen. 1). voor linnen, katoenen en zijden goederen. E. voor bedden, beddegoed enz. E. voor koper, tin en ander huisraad. Voor ieder dezer afdeelingen wordt een afzonderlijk maga- zijnregister gehouden. Artikel 36. In geval werklieden in de magazijnen werkzaam zijnzal voortdurend een beambte der bank aldaar mede aanwezig moeten zijn en toezigt houden. Artikel 37. De volgende registers en staten worden aangehouden Register van beleening. Controle der beleening. Register van lossing. Controle der lossing. Magazijnregisters. Al gemeen magazij nboek G. Register van verkoop. H. Kasboek. I. Register van gestolen en gereclameerde goederen. K. Driedaagsch rapport. L. Maandstaat. M. Aanvraag om fondsen. N. Register van aan den gemeente-ontvanger afgegeven ontvangbewijzen van opgenomen kapitalen. O. Register van afgegeven panden waarvan de beleenbriefjes verloren zijn. F. Register van gestolen goederen. Q. Register van gereclameerde meerdere opbrengst van verkochte panden. R. Journaal der verrigtingen. 8. Grootboek. T. Staat van algemeen overzigt. U. Aanvragen tot betaling van administratiekosten. V. Register van administratie. W. Ordonantien op aanvragen tot betaling. X. Register van voorschot. Artikel 38. in de registers IO en P wordt door den persoon aan wien een daarin opgenomen pand wordt afgegevendaarvoor geteekend. In het register I wordt tevens aanteekening gehouden van het verlies door bederf van panden geleden. GEÜRUKT BIJ L. G. L. 110EKSTEIN. LEEUWARDEN. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordening regelende het meten en wegen van granen zaden en peulvruchten. (Gemeenteblad van 1885 no. 3.) De kommandeur en de meters-wegers van granen enz. verzoeken bij een aan u gericht adres eene wijziging van het tarief voor de meet— en weegloonen vastgesteld bij art. 21 der verordeningregelende het meten en wegen van granen zaden en peulvruchten. (Gemeenteblad van 1885 uo. 3.) Zij gronden hun verzoek op het feit dut het tegenwoordig tarief huune verdiensten zeer belangrijk heeft doen verminderen daar het zoo aanmerkelijk verlaagde meetloon geene meerdere aanvoer ten gevolge heeft gehadzoo als werd verwacht. In tegendeel is die aanvoer gedurende de maanden Mei tot en met October 1885 belangrijk minder geweest, dan in het zelfde tijdvak van de meeste vorige jaren. Dit adres bij u overbrengende, voegen wij daarbij de ad viezen van de beurscommissie dd. 30 October en 25 Novem ber j.l. no. 89 en 91en van de Kamer van Koophandel dd. 30 Januari j.l. no. 1470, benevens de in die adviezen bedoelde staten. De beurscommissie meent, na een nauwkeurig onderzoek, het adres te moeten ondersteunen. Terwijl de verdiensten van ieder meter-weger in de maanden Mei tot en met Oc tober van de jaren 18751885 gemiddeld per week ruim 8.hebben bedragen, varen die over het laatste tijdvak slechts f 5.73. Die verdienste acht de beurscommissie te gering, vooral ook omdat bij het meten en wegen vertrouwen hoofdzaak is. Had het gewijzigde tarief niet dien nadeeligen invloed gehad op de loonen van adressantendan zou de commissie hebben kunnen adviseeren om nog eenigen tijd de werking van het nieuwe tarief af te wachten thans echter is zij voor eene dadelijke verhooging van het meetloon gestemd. De kamer van koophandel wil niet ontkennendat het een gevoel van teleurstelling bij haar heeft opgewektte moeten vernemen dat, gedurende de eerste zes maanden onder het verlaagde tarief, de gemeten hoeveelheid granen en zaden, in stede van te zijn vermeerderdgeringer was dan geduren de dezelfde maanden van bijna al de jaren dat het tarief van 1875 in werking was, maar maant tot voorzichtigheid aan ten opzichte van het middel tot verbetering door adressanten voorgesteldverhooging n.l. van het tarief. De kamer wijst op den abnormalen zeer gedrukten toe stand van den handelen herinnert aan de redenen die tot \erlaging van het tarief aanleiding hebben gegeven. Zij legt voorts een staat overwaaruit blijkt dat de meters-wegers in 1885 nog gemiddeld per week en per man f 6.77 hebben genoten, waarvan echter circa f 0.40 moet worden afgetrok ken voor helpers en voor andere onkosten. Niettemiu acht de kamer de verdiensten der adressanten te gering. Zij hoopt echter dat wij u een beter redmiddel zullen weten aan te bieden dan een voorstel gelijk door de beurscommissie wordt gedaan. Een wel overwogenveel be sproken maatregel weder in te trekkenzonder dat hij nog kon worden gezegd te zijn beproefddaartoe meent de kamer niet re mogen adviseeren. Zij wcnscht aan het nieuwe tarief tijd te. laten om van zijn invloed op den handel te doen blijken <>m eerst daarna te beslissen of men het op nieuw heb be te wijzigen. Inmiddels wenscht zij dat een middel worde ge vonden om aan den tij del ijken nood van de meters-wegers tegemoet te komen. Daartoe meent zij te moeten herinneren aan haar advies reeds in 1881 en ook later meermalen ge geven om met de verlaging van het tarief ook het getal meters-wegers te verminderen. Ware dat advies gevolgd dan zou misschien nu niet naar middelen gezocht behoeven te worden om hun lot te verbeteren. Zoowel het adres als de adviezen van de beurscommissie en de kamer van koophandel, waarvan wij den hoofdzakelijke!) inhoud mededeelden, hebben bij ons een punt van ernstige overweging uitgemaakt, terwijl wij ook nog den kommandeur mondeling over deze zaak hebben gehoord en nadere opgaven van hem hebben gevraagd. Wij merken op dat de kamer van koophandel zich geheel aansluit aan de beurscommissie, waar deze van oordeel is dat tegenwoordig de verdieusteu der meters-wegers te gering zijn. De kamer wil dan ook een redmiddel om in den tij lelijken nood te voorzien en meent dat bij het in werking treden der nieuwe verordening minder meters-wegers hadden moeten zijn aangesteld. Een redmiddel zou zeker zijn eene toelage uit de gemeente kas, doch dit meenen wij niet te mogen voorstellen. De meters-wegers zijn geen ambtenaren, maar slechts personen door burgemeester en wethouders aangewezenom aan den handel op diens verian/en speciale diensten te bewijzen. De handel zelve moet die diensten op billijke wijze en tevens in die mate vergoeden, dat hij daarin zoo veel mogelijk een waarborg vin.lt voor eerlijkheid en goede trouw, want juist daarom worden die diensten gevraagd. Wij meenen dat de raad door het verleenen eener toelage, zij het ook tijdelijk, een bedenkelijk antecedent zou stellen. Het denkbeeld, dat de meet-, weeg en arbeidsloonen ook moeten strekken om in buitengewone omstandigheden de meters-wegers tegemoet te komen ligt ge heel in de verordeningendie steeds omtrent het wegen en meten van granen enz. hebben bestaan, daar in die verorde ningen bepalingen voorkomen omtrent het uitkeeren van loonen bij ziekte en overlijden en zelfs over een spaarkas, uit de loonen te fourueeren. Dat standpunt moet, meenen wij, niet worden verlaten. Het getal meters-wegers is bij het in werking treden der nieuwe verordening gelijk gebleven. Wij hebben, na de beurs commissie te hebben gehoord, op nieuw 18 aangesteld. Onder de oude verordeniugen zelfs nu nog, gebeurt het niet zel den, dat de kommandeur op drukke dagen bijzondere hulp moet aanschaffen. Bij de nieuwe verordening was de plaat sing van meet- en weeghuisjes bevolen. Dit gaf een geheel andere verdeeling van arbeid. Voortdurend zouden zes per sonen steeds dienst in de weeghuisjes moeteu doen en de ove rigen zouden daarbuiten het werk moeten verrichten, zonder dat het zeker was dat dit zou afnemen. Immers men ver wachtte zoowel van het verlaagde tarief als van de oprichting der weeghuisjes, meerderen aanvoer en onder die omstandigheden kon toch moeilijk van inkrimping van personeel sprak); zijn. In de eerste dagen dat de weeghuisjes waren geopend, bleek dan ook dat op enkele dagen het personeel te gering was. De weeghuisjes zijn thans zoo goed als op non-activiteit gesteld en, blijkt dat de aanvoer van granen enz. op den duur vermindert, dan zal in het begin van 1888, als wanneer eene nieuwe benoeming van meters-wegers moet geschieden, over wogen kunnen worden of het getal kau worden verminderd, maar voor dien tijd kan daarvan moeilijk sprake zijn. Om de meters—wegers een behoorlijk loon te kunnen ver zekeren, rest dus niets anders dan opnieuw te overwegen of het tarief voor het meetloon ook kan worden verhoogd, zonder dat het te vreezen is dat dit van nadeeligen invloed op den aanvoer zal zijn. Wij laten echter voorafgaan een staat van de door de meters-wegers genoten verdiensten gedurende de jaren 1875-1885, opgemaakt uit gegevens ons door den kommandeur verstrekt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1886 | | pagina 4