BIJLAGE no. 18. 7W 'I Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. NOTA van den burgemeester omtrent het voorstel van het dagelijksch bestuur naar aan leiding van het adres der commissie voor werkverschaffing om subsidie uit de gemeen tekas en in gebruikgeviug van een lokaal en een terrein voor dat doel. Mijne lieer en In uwe vergadering van den 28sten September j.l. werd een voorstel van het dagelijksch bestuur ter tafel gebragt betref fende het verzoek van de vereeniging voor werkverschaffing alhierom subsidie uit de gemeentekas en in g3bruikgeving van een lokaal en een terrein. Het prae-advies van burgemeester en wethouders luidt ongunstig voor zoover dit het eerste verzoek betreft, doch gunstig ten opzigte van het andere. In de toelichting van het voorstel wordt medegedeeld dat liet niet de instemming van alle leden van het collegie inogt wegdragen. Bij burgemeester en wethouders verkeerde ik ten aanzien van dit voorstel in de minderheid en ik zie mij tot mijn leedwezen gedrongen bij afzonderlijk schrijven mijn standpunt nader aan te duiden, omdat van het gevoelen der minderheid in het prae-advies van burgemeester en wethouders geen mel ding wordt gemaakt. Ik deel niet de bezwarendie tegen het verleenen van gemeentelijke subsidie aan de vereeniging voor werkverschaffing in het midden worden gebragt. Ik zie niet in, waarom niet een gemeentebestuur door gelde lijke hulp regtstreeks de pogingen zou mogen steunen van eenige weldenkende ingezetenendie tegemoet willen komen aan den nood, welke in den winter heerscht ten gevolge van gebrek aan werk. Men noemt dat een soort van bedeeling of wel het beoefenen van liefdadigheid hetgeen langs dien weg door het gemeentebestuur niet behoort te geschieden. Daarmede wil men te kennen gevendat werkverschaffing als bedeeling van gemeentewege, eventueel zou belmoren uit te gaan van het burgerlijk armbestuur. 1 n zekeren zin is dit juist, doch mijne pogingen om de voogden der stads-armen- kamer te bewegen, hetzij regtstreeks hetzij door tusschenkomst van de onlaugs opgerigte vereeniging werk te geven in plaats van geldaan hen die zich om ondersteuning aanmelden hebben schipbreuk geleden. Hoe wenschelijk het ware dat het armbestuur niemand onderstand verleende die kanxverken, maar den zoodanige werk aanwees, zie ik, bij de mij gebleken opvatting van de voogden der stads-armenkamer, de mogelijkheid daarvan in deze gemeente onder de gegeven omstandigheden niet in. Ik heb daarover vroeger en nu onlangs met de voogden der stads-armenkamer in hunne vergaderingen uitvoerig van gedachten gewisseld doch dit collegie niet kunnen overtuigen van de wenschelijkheid om te beproeven de wekelijksche uit- keeringen in geld aan valiede gezinnen te vervangen doorarbeid. Intusschen erkent het armbestuur volkomen de groote behoefte aan ondersteuning van hen, die 's winters niet in staat zijn in eigen onderhoud te voorzien. In den aanvang van 1886 werden door dat bestuur tal van werkeloozendie door den directeur der gemeentewerken moesten worden afgewezen, in onderstand opgenomen. Gaan deweg vermeerderde dat getal gedurende de maand Februarij en toen in Maart de winter nog bleef aanhouden en ook de werkzaamheden bij de gemeentelijke fabricage werden gestaakt, klom het cijfer der buitengewoon bedeelden (hoofden van gezinnen zone er werk) tot 4-70 ingezetenen en 102 schippers. Volgens de begrooting voor 1887 wordt ook met die omstandigheid bij het armbestuur rekening gehouden. Onder hoofdstuk I, afdeeling III, artikel 2 is de som voor weekgelden tot een aanzienlijk hooger cijfer uitgetrokken. In plaats van f 4,500, wordt nu f12,000 aangevraagd en in de toelichting van dien begrootingspost leest men, dat deze verhooging strekken moet om te voorzien in den nood der talrijke werkeloozen gedurende den winter. Het komt mij in vele opzigten meer gewenscht voor de werkeloozen te helpen door werk, dan door wekelijksche uitkee- ringen in geld. Een karig verdiend loon is zonder twijfel beter dan een aalmoes. Bovendien kan werk wordeu gegeven, waardoor de velen die niets of weinig hebben geleerd, in staat worden gesteld zich in het een of ander vak te oefenenom zoodoende later zonder hulp in eigen behoeften te voorzien. En waar het nu blijkt dat het orgaan van het gemeente bestuur dien weg niet wenscht te betreden, maar andere personenwier namen waarborg genoeg opleveren voor eeue ernstige opvatting van de voorgenomen taak, vrijwillig zich de moeite en de teleurstellingen willen getroosten, die 'onafschei delijk daaraan zijn verbonden, daar acht ik het noodig en nuttig dat het gemeentebestuur de pogingen dier mannen finantieel ondersteunt. Het dagelijksch bestuur heeft in de laatste jaren ook de behoefte aan werkverschaffing erkend. Op allerhande wijze werden voor dit doel op de verschillende begrootingsposten die daarvoor in aanmerking konden komenbij den aanvang van het dienstjaar gelden beschikbaar gesteld. De directeur der gemeentewerken werd gemagtigd om eenige werken als brandhoutzagen, puiukloppen voor de wegen, vervoer van aarde, verbetering van gazons en andere in eigen beheer tot zeker bedrag te doen uitvoeren. Daarbij werd bepaald dat de arbei ders niet meer dan vier dagen per week, niet langer dan zeven uren daags mogten werken en geen hooger loon dan 10 cenl per uur mogten verdienen. Den directeur werd gelast geen personen in dienst te nemen dan die minstens twee jaren in de gemeente hadden gewoond en alle eenloopende personen dronkaards en schippers af te wijzen. Niettegenstaande de werkzaamheden in de open lucht bij de strengste koude plaats hadden, waren toch gedurende eenige weken voor f2.80 per week vier honderd mannen aan het werk, zoodat belangrijke sommen voor dit doel werden uitgegeven. Intusschen laat de geraeeute-begrooting deze wijze van handelen op den duur niet toe en is het van den directeur der gemeentewerken niet te vergen, dat hij eiken winter als directeur eener werkverschaffing fungeert. De toestand voor den werkelooze wordt daardoor ook in het vervolg hier minder gunstig. Hij zal niet meer kunnen re kenen op werk bij de fabricage der gemeente. Met vreugde heb ik daarom het optreden van het voorloopig bestuur der vereeniging voor werkverschaffing begroet. Met vreugde, omdat het streven van dat bestuur in mijne oogen een krachtig middel is om den vrede in onze gemeente te behouden. En nu vraag ik of het gemeentebestuur, zonder te letten op het woord „Pace" dat met gouden letters boven den ingang van het raadhuis prijkt, geldelijken steun mag weige- r ren aan deze vereeniging Wanneer het gemeentebestuur e geld beschikbaar stelt voor werkverschaffing, entameert het n geen nieuwe zaak. Integendeel er wordt onder een anderen r_ vorm een zeer oude zaak voortgezet. In het tweede deel van de geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, door W. Eekhoff uitgegeven in 1846, lees ik je op bladz. 89 en volgende Het Stads-Werk huis. „Ofschoon een gedeelte van het nieuw opgerigte Lands Tucht- en Werkhuis bestemd was tot een Werk- en Ambaclits- m huis, waarin ieder arme zich ter bekoming van handenarbeid ii vrijwillig kon begevenzoo is het evenwel ligt te begrijpen ier dat het gemeen er niet gemakkelijk toe kwam, om zich on- ng gedwongen in een gevangenhuis te begevenen te doen en opsluiten. Hoe loffelijk -het oogmerk der Staten met die in stelling ook ware, Leeuwarden trok er, in dit opzigtei weinige vruchten van. Na verloop van een dertigtal jaren)i waarin de bevolking en de behoeften der stad veel waren ts vermeerderddeed de drukkende last van het onderhoud der toenemende menigte van gezonde bedelaars en luije lediggangers,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1886 | | pagina 53