BIJLAGE no. H. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 1886. De verhuurders behouden zich het recht voorover eene oppervlakte van twee vierkante meter der borden genoemd sub ae en k zonder vergoeding te beschikken, voor het aanplakken van kennisgevingen enz. van het rijkde provin cie of de gemeente, Dit gedeelte, waarvan de plaats van wege de verhuurders voor elk bord zal worden aangewezenmoet steeds op eerste aanvrage beschikbaar zijn. Art. 2. De huurder kan voor het aanplakken van beide zijden der borden voor zoover daartoe gelegenheid bestaat gebruik maken. Hij kan de ruimte niet langer afstaan dan tot het eindigen van den huurtijd en mag daarvoor niet meer vorderen dan voor elk vel papier, niet grooter dan 32 bij 48 centimeter, (half roiaal) een halve cent per dag voor elk vel papier, grooter dan 32 bij 48 centimeter, doch niet grooter dan 48 bij 63 centimeter, (roiaal) een cent per dag voor elk vel papier, grooter dan 48 bij 63 centimeter, doch niet grooter dan 62 bij 85 centimeter, (colombier) twee cent per dag. Yoor het aanplakken mag niet meer worden berekend dan tien cent per vel papier, onverschillig van welk formaat en on geacht den duur der aanplakking. Gedeelten van een vél worden met een geheel vel gelijk gesteld. Wanneer eene aankondiging wordt vernieuwd of verlengd door het opplakken van een of meer strookenwordtwat de ingenomen ruimte betreft, de aankondiging beschouwd als ge heel vernieuwd. Voor het opplakken mag dan niet meer wor den berekend dan vijf cent voor elke strook pipier. Als strooken worden beschouwd vellen papier, kleiner dan 32 bij 48 centimeter en alleen dienende tot wijziging van den inhoud van bestaande aankondigingen. Alleen op de aanplakborden op de veemarkt mogen ook geschilderde aankondigingen worden geplaatst. Voor de daarvoor ingenomen ruimte mag niet meer gevor derd worden dan een cent per dag per halve vierkante meter of gedeelte daarvan. Voor het schilderen der aankondigingen mag niet meer in rekening worden gebracht dan 10°/o boven de werkelijk ge maakte kosten. Bij verschil tusschen den huurder en de gebruikers over de hoeveelheid van de te betalen retributie berust de beslissing bij de verhuurders. Art. 3. De huurder is gehouden, alle bevelen door of van wege de verhuurders te geven omtrent het al of niet plaatsen of verwijderen van sommige aankondigingen of stukkenvan welken aard deze mochten zijnstiptelijk na te komen. Ingeval de huurder in gebreke blijft aan deze bevelen 0| de eerste aanzegging te voldoen, hebben de verhuurders, be houdens de toepassing van art. 7 dezer voorwaarden, de be voegdheid, de bedoelde aankondigingen of stukken te doei verwijderen. Art. 4. De betaling der jaarlijksche huursom moet geschie den in twee gelijke termijnen; de eerste betaling moet plaat hebben binuen acht dagen na de gunning der huur; «lel tweede binnen zes maanden daarna, (en zoo vervolgens var zes tot zes maanden.) Art. 5. Het is den huurder verboden zijn recht van huu: aan anderen over te doen, zonder daartoe vooraf eene schrifte lijke vergunning van de verhuurders te hebben gevraagd en verkregen. Art. 6. Het onderhoud der verhuurde voorwerpen blijft ten laste der gemeente. Beschadiging door of vau wege den huurder of degen *n die van die voorwerpen gebruik maken moet echter da lelijk op aanzegging door of van wege de ver huurders door den huurder op zijne kosten worden hersteld. Verhuurders zijn niet aansprakelijk voor beschadiging dei aankondigingen door welke oorzaken dit ook mocht plaat hebben. Art. 7. Indien de huurder in gebreke blijft aan het be paalde bij art. 3, 2e alinea en art. 6, le alinea te voldoen, verbeurt! hij telkens eene boete van zes gulden, die hij verplicht is oj de eerste aanmaning, daartoe door of van wege de verhuurden gedaan, ten kantore van den gemeente-ontvanger te storten. Art. 8. De verhuurders behouden zich het recht voor, e worden voor zooveel noodig reeds nu daartoe door den huurj der gemachtigd, om, bij aldien deze in gebreke blijft aan di verplichtingen, krachtens deze overeenkomst op hem rustende te voldoen, de huur dadelijk te doen eindigen en over hei verhuurde te beschikken, alles met behoud van hun recht od den huurder, zoowel voor ree ls verschenen doch onbetaald huurpenningen als op vergoeding der kosten, schaden en in teressen, welke door het in gebreke blijven van den huurdi mochten worden veroorzaakt. Art. 9. De huurder is" verplichtzijn domicilie te hooded binnen de gemeente Leeuwarden. Art. 10. De kosten op deze verhuring vallende zijn vool rekening van den huurder en moeten bij het sluiten van lu contract dadelijk door hem worden voldaan. ÖBDRUKT BIJ L» G. L. HOEKSTEIN. LEEUWARDEN. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1886. Voorstel van de Commissie uit den ge meenteraad tot regeling van het voorberei dend onderwijs aan de gemeentelijke be waarscholen. Ofschoon te Leeuwarden reeds sedert vele jaren door de gemeente opgerigte bewaarscholen bestaan en haar getal later gaandeweg werd vermeerderd, ontbrak daarvoor tot dusver zoo goed als elke regeling. Alleen werden, bij besluit van burgemeester en wethouders van 28 September 1841 voor de eenige toen bestaande be waarschool (de tegenwoordige eerste, hoofdonderwijzeres mej. van der Sluis) eenige bepalingen vastgesteld, die echter groo- teudeels, óók door de wet en plaatselijke verordeningen, lang zamerhand haar kracht hebben verloren en in elk geval op de later opgerigte bewaarscholen niet van toepassing zijn ver klaard. De voormalige plaatselijke schoolcommissie en de tegenwoordige commissie van toezigt op het lager onderwijs bleven zich nietteminop uitnoodiging van burgemeester en wethouders, achtereenvolgens met het toezigt op al deze scho len belasten, zonder dat eigenlijk haar werkkring in dit opzigt, [hoe dan ook, was omschreven. De inrigting der bewaarscho len zelve was, zoo niet geheel, dan toch grootendeels, aan hare iioofden overgelatendie intusschengelijk de leden uwer commissie, als leden opvolgend van beide genoemde onderwijs- commissiënmet genoegen kunnen vermeldenhunne taak steeds met ernst en naauwgezetheid hebben opgevat en volbragt. Bij de behandeling in de sectiën van den raad van de ge- meentebegrooting voor 1884 werd eindelijk de aandacht op ilezen ongeregelden toestand gevestigd en de wenschelijkheid betoogd, er een einde aan te maken. De commissie van toe zigt op het lager onderwijs, hierna door burgemeester en wet houders geraadpleegd, achtte, óók op grond van de voortdu rende uitbreiding harer werkzaamhedenmede het oogenblik gekomen althans hdar van het beheer en toezigt op de be waarscholen te ontheffen. Gesterkt door dit advies, dienden burgemeester en wethouders bij den raad een voorstel in, niet alleen in den door de commissie van toezigt bedoelden zin maar dat tevens strekte, om aan eene vaste raadscommissie van vier leden, krachtens het 2e lid van art. 54 der gemeen tewethun collegie bij te staan in het beheer der gemeente lijke bewaarscholen en aan eene speciale raadscommissie van drie leden op te dragen het ontwerpen eener verordening tot regeling van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaarscholen. Met eenparigheid van stemmen werd dit tweeledig voorstel door den raad aangenomen. Ondergeteekenden, tot leden der laatstgemelde commissie be noemd, hebben de eer zoodanige ontwerp-verordening den raad ter overweging en vaststelling aan te bieden. Alvorens hare taak te beginnendeed uwe commissie zich voorlichten door 't geen elders op het stuk van gemeen telijke bewaarscholen is vastgesteld. Is dit voor haar niet zonder vrucht geblevenniet minder heeft zij haar voordeel gedaan met de raadpleging van het in het laatst des vorigen jaars openbaar gemaakt rapport der commissie uit het Neder- landsch onderwijzersgenootschapaan wie was opgedragen het ontwerpen van algemeene beginselenvolgens welke eene wettelijke regeling van het bewaarschool- en voorbereidend la ger onderwijs zou moeten geschieden. De kennisneming van dit hoogst belangrijk stuk heeft uwe commissie versterkt in hare overtuiging omtrent 't geen de bewaarschool moet geven, n.l. voorbereidend onderwijs, waarbij de klemtoon meer op het woord voorbereidend" dan op „onderwijs" moet worden ge- egd. Het zal toch wel geen betoog vereischen dat het on derwijzen in den zin van bijbrengen van kundigheden evenmin kan als mhg zijn het doel der school voor jeugdige kinderen, maar dat die school geest en karakter dier kinderen behoort voor te bereiden, ten einde ze voor later onderwijs op de la gere school geschikt te maken. Trouwens, het nut en de beteekenis van een goed ingerigt voorbereidend onderwijs zul len door weinigen worden ontkend. Al meer en meer is het besef ontwaakt, dat bewaarscholen nog tot iets anders moeten dienen dan om de kinderen te „bewaren", en dat zij aan hare roeping niet zouden beantwoordenindien het vormend en opvoedend element daarbij niet op den voorgrond werd gesteld. In 't kortde kinderen mogen, in het belang van hun ligcha- mclijken en geestelijken groei, slechts worden bezig gehouden op zóódanige wijze, dat de onrijpe hersenen niet worden ver stompt door de kinderen te vroeg aan regelmatig onderwijs te onderwerpen of door geheugenwerk af te matten. In aansluiting aan 'tgeen hiervoor in het algemeen is ver klaard ten aanzien van de hoofden der tegenwoordige gemeen telijke bewaarscholenwaarvan twee (die van de vijfde en zesde) als bewaarschoolhouders, drie (die van de eerste, tweede en derde) als onderwijzeres en een (het hoofd van de vierde) als hoofdonderwijzer zijn gediplomeerdkan uwe commissie meer in het bijzonder getuigen, dat al deze hoofden de boven bedoelde beginselen al meer en meer in toepassing hebben weten te brengen. De Leeuwarder gemeentelijke bewaarscho len mogen dan ook worden beschouwdin meer dan een opzigt aau zelfs tamelijk hooge eischen te beantwoorden. De stichting van twee geheel nieuwe schoolgebouwen en de be langrijke verbeteringendie de andere schoolgebouwen in de laatste jaren hebben ondergaanhebben daartoe mede niet weinig bijgedragen. Uwe commissie vleit zich, de beginselen, waarvan zij hier voor gewaagde, zooveel mogelijk in het aangeboden ontwerp te hebben neergelegd in de omschrijving, zoowel van karakter en doel der gemeentelijke bewaarscholenals van de eischen voor het onderwijzend personeelen ook in andere opzigten aan 's raads opdragt te hebben voldaan. Zij heeft intusschen gemeendzich te moeten onthouden van het voorstellen van bepalingen van orde en tucht op de scholen en voor de verdere regeling van het in de ontwerp verordening voorgeschrevene. liet maken dier bepalingen is eene zaak van uitvoering, die bij burgemeester en wethouders behoortwaarbij deze zich zullen hebben te doen voorlichten door de te benoemen vaste raadscommissie en, des vereischt, door de hoofden der bewaarscholen. Bij de regeling van het lager ouderwijs in 1881 is op soortgelijke wijze te werk ge gaan. In de verordening opgenomen in het Gemeenteblad no. 5 van 1882, hoezeer scholen van geheel anderen aard betreffende, zullen burgemeester en wethouders, zoo noodig, al- ligt een leiddraad vinden voor het vaststellen der bedoelde bepalingen. Nadere regeling der schoolgelden is uwer commissie niet noodig voorgekomen. Het bedrag daarvan is vastgesteld voor de eerstetweede en derde bewaarschool bij raadsbesluit van 5 September 1871 goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20 October 1871, no. 28 (Gemeenteblad no. 9 van 1871), voor de zesde bewaarschool pas onlangsbij raadsbesluit van 24 November 1885, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 23 December 1885, no. 11 (Gemeenteblad no. 4 van 1885). Voor geen dezer scholen is het schoolgeld te hoog te achten. Het bedraagt voor de eerstgenoemde drie scholen slechts f 3 in het jaarvoor de zesde bewaarschoolmeer bestemd voor kinderen uit den gegoeden stand, 20jaarlijks, met even redige vermindering voor meer kinderen uit hetzelfde gezin. De eenige aanmerkingdie zou kunnen worden gemaakt, is dat deze vermindering niet geldt voor de andere scholen. Op de vierde en vijfde bewaarschool zal het onderwijs wel kosteloos dienen te blijven. Ofschoon in de aan uwe commissie verstrekte opdragt niet lag opgesloten, mede te ontwerpen eene verordening tot rege- van den werkkring van de vaste raadscommissieheeft zij het toch dienstig geoordeeld, ook dit punt voor te bereiden. Deze regeling toch hangt naauw zamen met die van de bewaar scholen zelve. Bovendien zal nu de taak van burgemeester en wethouders vergemakkelijkt en tegelijkertijd de afdoening der zaak bespoedigd worden. Uwe commissie vleit zich, in de mede hierbij overgelegde veror dening alles te hebben opgenomen wat tot n lauwkeurigc om-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1886 | | pagina 8